1953040380

3 APRIL 1953. - WETSBEPALINGEN inzake de slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953. (NOTA 1 : de aanslagvoet wordt van de belastingen bedoeld in hoofdstuk III, bestaande uit de artikelen 8 tot en met 25ter, hoofdstuk IV, bestaande uit artikel 26, en hoofdstuk V, bestaande uit artikel 27, vastgesteld op nul euro in wat betreft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ; zie ORD 2002-01-10/45, art. 2 ; Inwerkingtreding : 01-01-2002) (NOTA 2 : de aanslagvoet wordt van de belastingen bedoeld in hoofdstuk III, bestaande uit de artikelen 8 tot en met 25ter, hoofdstuk IV, bestaande uit artikel 26, en hoofdstuk V, bestaande uit artikel 27, vastgesteld op nul euro in wat betreft het Waalse Gewest ; zie DWG 2006-11-23/31, art. 1, Inwerkingtreding : 29-11-2006) (NOTA 3 : wet gewijzigd met uitwerking op een onbepaalde datum <W 2007-04-25/38, art. 5-8, 010; Inwerkingtreding : onbepaald >) (NOTA 4 : in wat betreft de wijzigingen aangebracht bij DWG 2009-12-10/27 ; zie overgangsbepalingen : art. 103, lid 2 tot 5) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-05-2001 en tekstbijwerking tot 06-05-2016)

Publicatie: 4 april 1953

Nummer: 1953040380

bladzijde: 2107

Dossiernummer: 1953-04-03/31

Inwerkingtreding : 14 april 1953

11 gearchiveerde versies

4 uitvoeringbesluiten

Inhoudstafel

HOOFDSTUK I. - Personen aan wie het recht om een drankslijterij te houden is ontzegd.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Hygiënische eisen voor slijterijen van gegiste dranken.
Art. 5-7
HOOFDSTUK III. - Openingsbelasting op slijterijen van gegiste dranken.
Art. 8-25, 25bis, 25ter
HOOFDSTUK IV. - Vijfjaarlijkse belasting verschuldigd voor sommige slijterijen van gegiste dranken.
Art. 26
HOOFDSTUK V. - Jaarlijkse belasting verschuldigd door de kleinhandelaars in geestrijke dranken.
Art. 27
HOOFDSTUK Vbis. <Ingevoegd bij DVR 2001-12-07/45, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest.
Art. 27bis
HOOFDSTUK VI. - Betaling van de belastingen.
Art. 28-32
HOOFDSTUK VII. - Bezwaarschriften.
Art. 33-34
HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen.
Art. 35-41
HOOFDSTUK IX. - Algemene bepalingen.
Art. 42-47, 47bis, 48-49
HOOFDSTUK X. - (Bepalingen eigen aan de Gewesten waar het tarief van de openingsbelasting tot nul werd verminderd) <W 2005-12-14/35, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 07-01-2006>
Art. 50-52
HOOFDSTUK XI. - Opheffingsbepalingen.
Art. 53-54

Tekst

HOOFDSTUK I. - Personen aan wie het recht om een drankslijterij te houden is ontzegd.

  Artikel 1. <W 06-07-1967, art. 1> (Onverminderd artikel 634, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, mogen, hetzij zelf,) hetzij door middel van een derde persoon, geen slijter van ter plaatse te verbruiken gegiste dranken zijn, in de betekenis van deze gecoördineerde wetten: <W 2005-07-20/32, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 07-08-2005>
  1° zij die niet ten volle hun openingsbelastingen of vijfjaarlijkse belastingen op de slijterijen van gegiste dranken, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van deze gecoördineerde wetten, hebben betaald.
  Dit verval wordt opgeheven te rekenen van de betaling van die belastingen; een nieuwe openingsbelasting is verschuldigd voor de slijterijen die opnieuw worden geopend na ten minste één jaar sluiting;
  2° zij die tot een criminele straf zijn veroordeeld;
  3° zij die veroordeeld zijn wegens een van de misdrijven omschreven in de hoofdstukken IV, V, VI en VII, titel VII, Boek II van het Strafwetboek;
  4° zij die wegens heling zijn veroordeeld;
  5° zij die veroordeeld zijn hetzij wegens het houden van een speelhuis, hetzij wegens het onwettig aanvaarden van weddenschappen op paardenwedrennen, hetzij wegens het houden van een kantoor voor andere weddenschappen dan op paardenwedrennen;
  6° zij die driemaal veroordeeld zijn wegens het slijten van geestrijke dranken;
  7° zij die vallen onder artikel 4 van de wet van 10 juni 1947 betreffende accijnzen en douanen;
  8° zij die een huis van ontucht of een inrichting voor geheime prostitutie houden of hebben gehouden; het verval wordt opgehouden zodra het houden van zulk een huis of inrichting vastgesteld is door een vóór 24 september 1948 genomen beslissing van het college van burgemeester en schepenen, of door een rechterlijke beslissing;
  9° zij die hun sluiterij exploiteren in een gebouw waarin een plaatsingskantoor, een bevrachtingskantoor of een aanwervingskantoor is gevestigd, behalve wanneer dat kantoor slechts langs de openbare weg verbinding met de slijterij heeft;
  10° de onbekwamen, (...). <W 2001-04-29/39, art. 84, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2001>
  Dit verbod geldt niet wanneer de slijterij feitelijk geëxploiteerd wordt door een vertegenwoordiger van de onbekwame.

  Art. 2. <W 06-07-1967, art. 2> § 1. (Onverminderd artikel 634, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, mogen op generlei wijze) aan de exploitatie van een slijterij van ter plaatse te verbruiken gegiste dranken deelnemen : <W 2005-07-20/32, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 07-08-2005>
  1° als zaakvoerder of aangestelde, in de zin van deze gecoördineerde wetten, zij die zich bevinden in een van de gevallen bepaald in artikel 1, 1° tot 10°;
  2° in om 't even welke hoedanigheid, zij die zich bevinden in een van de gevallen bepaald in artikel 1, 2° tot 9°.
  Onder zaakvoerder of aangestelde wordt verstaan de persoon die een slijterij houdt waarvan de slijter lastgever is in de zin van artikel 21 of van artikel 22.
  § 2. Zolang iemand in strijd met § 1 aan de exploitatie van een slijterij van ter plaatse te verbruiken gegiste dranken deelneemt, is de slijter zelf vervallen van het recht om die slijterij te houden.

  Art. 3. <W 06-07-1967, art. 3> Rechtspersonen mogen geen slijter van ter plaatse te verbruiken gegiste dranken in de zin van deze gecoördineerde wetten zijn, noch aan de exploitatie van een slijterij van zodanige dranken deelnemen :
  1° wanneer zij zich bevinden in een van de gevallen bedoeld onder artikel 1, 1° en 9°;
  2° wanneer een van hun organen of van hun vertegenwoordigers die zich in een der onder artikel 1, 2° tot 10°, bedoelde gevallen bevindt, belast is met het vervullen van de in deze gecoördineerde wetten opgelegde wettelijke verplichtingen of op enige wijze bij de exploitatie van een slijterij van ter plaatse te verbruiken gegiste dranken betrokken is.

  Art. 4. § 1. Het bepaalde in artikel 1, 2°, 3° en 8°, is op de vóór 14 december 1912 gevestigde slijters niet van toepassing wegens de veroordelingen welke vóór die datum tegen hen mochten uitgesproken zijn of wegens de inrichtingen welke zij vóór die datum gehouden hebben.
  § 2. Het bepaalde in artikel 1, 4° en 6°, is op de vóór 11 september 1919 gevestigde slijters niet van toepassing wegens de veroordelingen welke tegen hen zijn uitgesproken op grond van vóór die datum ingestelde vervolgingen.
  § 3. Het bepaalde in artikel 1, 5°, is op de veroordelingen vóór 1 januari 1925 uitgesproken wegens het houden van een speelhuis of van een kantoor voor weddenschappen niet van toepassing. Het is evenmin van toepassing op de vóór 2 april 1953 gevestigde slijters wegens de veroordelingen op grond van vóór die datum ingestelde vervolgingen voor het ongeoorloofde aanvaarden van weddenschappen op paardenwedrennen.
  § 4. Voorwaardelijke veroordeling wegens een der feiten opgesomd in artikel 1, 2° tot 5°, brengt het in de artikelen 1 en 2 bepaalde verbod slechts mede, wanneer zij definitief wordt ingevolge een nieuwe veroordeling, wegens misdaad of wanbedrijf, gedurende de proeftijd.
  § 5. Veroordelingen als bedoeld in artikel 1, 3° en 4°, brengen het in de artikelen 1 en 2 bepaalde verbod slechts mede wanneer de betrokkenen zijn veroordeeld tot een geldboete van meer dan (50 EUR) of tot een gevangenisstraf anders uitgesproken dan ten vervangende titel. <W 2002-06-26/47, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

  HOOFDSTUK II. - Hygiënische eisen voor slijterijen van gegiste dranken.

  Art. 5. Elke slijterij, te rekenen van 14 december 1912 geopend, moet, in het belang der openbare gezondheid en zedelijkheid, aan bijzondere eisen voldoen, inzonderheid ten aanzien van ligging, oppervlakte, hoogte, luchtverversing, verlichting, verdeling binnenshuis en koer.
  Deze eisen worden door de Koning bepaald; zij gelden als een minimum-regeling en de gemeenteoverheid behoudt het recht ze te verscherpen of er nog andere op te leggen.

  Art. 6. Elke slijterij, te rekenen van 11 september 1919 geopend, mag niet minder dan 2,75 m hoog zijn, noch minder dan 90 m3 inhoudsruimte hebben.
  (Deze bepaling geldt niet voor kramen in de open lucht, welke de verbruikers niet mogen betreden.) <W 06-07-1967, art. 4>

  Art. 7. Het bepaalde in de artikelen 5 en 6 vindt toepassing op de op 10 september 1919 bestaande slijterijen welke opnieuw geopend worden na ten minste één jaar gesloten te zijn geweest of nadat zij een andere bestemming hebben gekregen, zomede op bedoelde slijterijen waarvan de voor het publiek toegankelijke lokalen veranderingen zullen ondergaan, te rekenen van 2 april 1953.

  HOOFDSTUK III. - Openingsbelasting op slijterijen van gegiste dranken.

  Art. 8. Er wordt een openingsbelasting ingesteld op de slijterijen van gegiste dranken.

  Art. 9. <W 06-07-1967, art. 5> § 1. De openingsbelasting is verschuldigd door iedere nieuwe slijter. Onverminderd artikel 15, is die belasting vastgesteld op driemaal de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde der lokalen dienende tot slijterij, met uitzondering van de lokalen of duidelijk afgescheiden delen van lokalen welke enkel dienen tot woning of tot andere doeleinden, zonder dat de belasting minder mag bedragen dan :
  3 000 frank in gehuchten, gemeenten of agglomeraties van niet meer dan 5 000 inwoners;
  4 000 frank in gemeenten of agglomeraties van meer dan 5 000 of 15 000 inwoners;
  5 000 frank in gemeenten of agglomeraties van meer dan 15 000 tot 30 000 inwoners;
  7 500 frank in gemeenten of agglomeraties van meer dan 30 000 tot 60 000 inwoners;
  10 000 frank in gemeenten of agglomeraties van meer dan 60 000 inwoners.
  § 2. Onder " lokalen dienende tot slijterij " verstaat men elke plaats, zelfs in de open lucht, waar een slijter gegiste dranken verkoopt, aanbiedt of laat gebruiken, alsmede de lokalen en de kelders waar die dranken worden opgeslagen.
  § 3. De belasting is eenvormig vastgesteld :
  1° op 5 000 frank voor de reizende slijterijen;
  2° op 200 frank per exploitatiedag voor de gelegenheidsslijterijen.
  De onder 2° bepaalde belasting dekt de exploitatie gedurende een onafgebroken tijdvak van 24 uren te rekenen van de opening van de slijterij. Zij is geheel verschuldigd voor iedere begonnen dag.
  (NOTA : Artikel 9 geldig voor de Vlaamse Gemeenschap :
  Art. 9. <W 06-07-1967, art. 5> § 1. De openingsbelasting is verschuldigd door iedere nieuwe slijter. Onverminderd artikel 15, is die belasting vastgesteld op driemaal de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde der lokalen dienende tot slijterij, met uitzondering van de lokalen of duidelijk afgescheiden delen van lokalen welke enkel dienen tot woning of tot andere doeleinden, zonder dat de belasting minder mag bedragen dan :
  (74,00 EUR) in gehuchten, gemeenten of agglomeraties van niet meer dan 5 000 inwoners; <DVR 2001-07-06/50, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (99,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 5 000 of 15 000 inwoners; <DVR 2001-07-06/50, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (123,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 15 000 tot 30 000 inwoners; <DVR 2001-07-06/50, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (185,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 30 000 tot 60 000 inwoners; <DVR 2001-07-06/50, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (247,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 60 000 inwoners. <DVR 2001-07-06/50, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Onder " lokalen dienende tot slijterij " verstaat men elke plaats, zelfs in de open lucht, waar een slijter gegiste dranken verkoopt, aanbiedt of laat gebruiken, alsmede de lokalen en de kelders waar die dranken worden opgeslagen.
  § 3. De belasting is eenvormig vastgesteld :
  1° op (123,00 EUR) voor de reizende slijterijen; <DVR 2001-07-06/50, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  2° op (4,90 EUR) per exploitatiedag voor de gelegenheidsslijterijen. <DVR 2001-07-06/50, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De onder 2° bepaalde belasting dekt de exploitatie gedurende een onafgebroken tijdvak van 24 uren te rekenen van de opening van de slijterij. Zij is geheel verschuldigd voor iedere begonnen dag.)
  (NOTA : Artikel 9 geldig voor het Waals Gewest :
  Art. 9. W 06-07-1967, art. 5> § 1. De openingsbelasting is verschuldigd door iedere nieuwe slijter. Onverminderd artikel 15, is die belasting vastgesteld op driemaal de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde der lokalen dienende tot slijterij, met uitzondering van de lokalen of duidelijk afgescheiden delen van lokalen welke enkel dienen tot woning of tot andere doeleinden, zonder dat de belasting minder mag bedragen dan :
  (74,00 EUR) in gehuchten, gemeenten of agglomeraties van niet meer dan 5 000 inwoners; <BWG 2001-12-20/78, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (99,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 5 000 of 15 000 inwoners; <BWG 2001-12-20/78, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (123,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 15 000 tot 30 000 inwoners; <BWG 2001-12-20/78, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (185,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 30 000 tot 60 000 inwoners; <BWG 2001-12-20/78, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (247,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 60 000 inwoners. <BWG 2001-12-20/78, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Onder " lokalen dienende tot slijterij " verstaat men elke plaats, zelfs in de open lucht, waar een slijter gegiste dranken verkoopt, aanbiedt of laat gebruiken, alsmede de lokalen en de kelders waar die dranken worden opgeslagen.
  § 3. De belasting is eenvormig vastgesteld :
  1° op (123,00 EUR) voor de reizende slijterijen; <BWG 2001-12-20/78, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  2° op (4,90 EUR) per exploitatiedag voor de gelegenheidsslijterijen. <BWG 2001-12-20/78, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De onder 2° bepaalde belasting dekt de exploitatie gedurende een onafgebroken tijdvak van 24 uren te rekenen van de opening van de slijterij. Zij is geheel verschuldigd voor iedere begonnen dag.)
  (NOTA : Artikel 9 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 9. <W 06-07-1967, art. 5> § 1. De openingsbelasting is verschuldigd door iedere nieuwe slijter. Onverminderd artikel 15, is die belasting vastgesteld op driemaal de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde der lokalen dienende tot slijterij, met uitzondering van de lokalen of duidelijk afgescheiden delen van lokalen welke enkel dienen tot woning of tot andere doeleinden, zonder dat de belasting minder mag bedragen dan :
  (74,00 EUR) in gehuchten, gemeenten of agglomeraties van niet meer dan 5 000 inwoners; <BESL 2001-12-13/57, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (99,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 5 000 of 15 000 inwoners; <BESL 2001-12-13/57, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (123,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 15 000 tot 30 000 inwoners; <BESL 2001-12-13/57, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (185,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 30 000 tot 60 000 inwoners; <BESL 2001-12-13/57, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (247,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 60 000 inwoners. <BESL 2001-12-13/57, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Onder " lokalen dienende tot slijterij " verstaat men elke plaats, zelfs in de open lucht, waar een slijter gegiste dranken verkoopt, aanbiedt of laat gebruiken, alsmede de lokalen en de kelders waar die dranken worden opgeslagen.
  § 3. De belasting is eenvormig vastgesteld :
  1° op (123,00 EUR) voor de reizende slijterijen; <BESL 2001-12-13/57, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  2° op (4,90 EUR) per exploitatiedag voor de gelegenheidsslijterijen. <BESL 2001-12-13/57, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De onder 2° bepaalde belasting dekt de exploitatie gedurende een onafgebroken tijdvak van 24 uren te rekenen van de opening van de slijterij. Zij is geheel verschuldigd voor iedere begonnen dag.)

  Art. 10. De werkelijke huurwaarde blijkt uit huurovereenkomsten, huurkwijtingen of andere oprecht en normaal bevonden bescheiden.

  Art. 11.Onder vermoede huurwaarde is te verstaan de mogelijke huuropbrengst - huurprijs en andere voordelen - van de niet verhuurde, dan wel op abnormale wijze verhuurde slijterijen, zomede van de slijterijen waarvan de lokalen slechts een gedeelte uitmaken van het door de slijter in huur genomen onroerend goed.
  (De vermoede huurwaarde van de tot slijterij dienende lokalen wordt vastgesteld bij vergelijking met de werkelijke huurwaarde van andere slijterijen met gelijkaardige ligging en huuropbrengst of door ventilatie van de werkelijke huurwaarde van het door de slijter in huur genomen onroerend goed of gedeelte daarvan. Die vermoede huurwaarde wordt bepaald door de [2 adviseur]2 over het gebied, die vooraf het advies inwint van een door het gemeentebestuur aangewezen deskundige.) <W 06-07-1967, art. 6>
  
   Art. 11. (Waals gewest)
   Onder vermoede huurwaarde is te verstaan de mogelijke huuropbrengst - huurprijs en andere voordelen - van de niet verhuurde, dan wel op abnormale wijze verhuurde slijterijen, zomede van de slijterijen waarvan de lokalen slechts een gedeelte uitmaken van het door de slijter in huur genomen onroerend goed.
  (De vermoede huurwaarde van de tot slijterij dienende lokalen wordt vastgesteld bij vergelijking met de werkelijke huurwaarde van andere slijterijen met gelijkaardige ligging en huuropbrengst of door ventilatie van de werkelijke huurwaarde van het door de slijter in huur genomen onroerend goed of gedeelte daarvan. Die vermoede huurwaarde wordt bepaald door [1 de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar]1, die vooraf het advies inwint van een door het gemeentebestuur aangewezen deskundige.) <W 06-07-1967, art. 6>

  ----------
  (1)<DWG 2009-12-10/27, art. 90, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2016-04-27/04, art. 107, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  Art. 12. Voor de toepassing van artikel 9 komt in aanmerking het bevolkingscijfer volgens de jongste tienjaarlijkse volkstelling, bekendgemaakt vóór het jaar waarin de belasting opvorderbaar is.

  Art. 13. De Koning bepaalt welke gemeenten of gedeelten van gemeenten een agglomeratie uitmaken voor de toepassing van artikel 9.

  Art. 14. De Minister van Financiën bepaalt de gehuchten waar de belasting van 3 000 frank toepasselijk is.
  (NOTA : Artikel 14 geldig voor de Vlaamse Gemeenschap :
  Art. 14. De Minister van Financiën bepaalt de gehuchten waar de belasting van (74,00 EUR) toepasselijk is. <DVR 2001-07-06/50, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)
  (NOTA : Artikel 14 geldig voor het Waals Gewest :
  Art. 14. De Minister van Financiën bepaalt de gehuchten waar de belasting van (74,00 EUR) toepasselijk is. <BWG 2001-12-20/78, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)
  (NOTA : Artikel 14 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 14. De Minister van Financiën bepaalt de gehuchten waar de belasting van (74,00 EUR) toepasselijk is. <BESL 2001-12-13/57, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)

  Art. 15. <W 06-07-1967, art. 7> De in artikel 9, § 1, bedoelde belasting wordt verminderd tot het derde, zo de nieuwe slijter onder de toepassing valt van artikel 19, 2° of 3°, en zo de laatste exploitant van de bestaande slijterij die hij overneemt, er schriftelijk van afziet aanspraak te maken op het bepaalde in artikel 20, § 1, 4°, dan wel overleden is.

  Art. 16.<W 06-07-1967, art. 8> § 1. Een aanvullende belasting is verschuldigd in geval van vergroting van de tot slijterij dienende lokalen.
  § 2. Onder " vergroting " verstaat men elke verandering - daaronder begrepen het toevoegen van nieuwe lokalen zoals deze zijn gedefinieerd in artikel 9, § 2 - die van aard is de totale tot slijterij dienende oppervlakte te vergroten.
  § 3. De bijslag wordt berekend op de verhoging van jaarlijkse huurwaarde voortvloeiende uit de vergroting; die verhoging wordt door de [2 adviseur]2 bepaald volgens de regels van artikel 11.
  Geen bijslag is nochtans verschuldigd indien de jaarlijkse huurwaarde van de lokalen, rekening houdende met de in het eerste lid bedoelde verhoging, nog lager is dan het derde van de minimumbelasting in de beschouwde gemeente.
  § 4. Voor de slijterijen die niet vallen onder de bij artikel 26 ingestelde vijfjaarlijkse belasting, bedraagt de bijslag driemaal de verhoging van de jaarlijkse huurwaarde.
  § 5. Voor de slijterijen onderworpen aan de bij artikel 26 ingestelde vijfjaarlijkse belasting, wordt de bijslag berekend :
  1° wanneer de vergroting plaats vindt gedurende het tijdvak van vijftien jaar dat door de openingsbelasting is gedekt : zoals in § 4, doch naar rata van het aantal volle maanden tussen de datum van de vergroting en de datum waarop het tijdvak van vijftien jaar verstrijkt;
  2° wanneer de vergroting plaats vindt na het onder 1° bedoelde tijdvak : op de helft van de verhoging der jaarlijkse huurwaarde en naar rata van het aantal volle maanden tussen de datum van de vergroting en de vervaldag van de eerstvolgende vijfjaarlijkse belasting.
  
  Art. 16. (Waals gewest)
  <W 06-07-1967, art. 8> § 1. Een aanvullende belasting is verschuldigd in geval van vergroting van de tot slijterij dienende lokalen.
  § 2. Onder " vergroting " verstaat men elke verandering - daaronder begrepen het toevoegen van nieuwe lokalen zoals deze zijn gedefinieerd in artikel 9, § 2 - die van aard is de totale tot slijterij dienende oppervlakte te vergroten.
  § 3. De bijslag wordt berekend op de verhoging van jaarlijkse huurwaarde voortvloeiende uit de vergroting; die verhoging wordt door [1 de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar]1 bepaald volgens de regels van artikel 11.
  Geen bijslag is nochtans verschuldigd indien de jaarlijkse huurwaarde van de lokalen, rekening houdende met de in het eerste lid bedoelde verhoging, nog lager is dan het derde van de minimumbelasting in de beschouwde gemeente.
  § 4. Voor de slijterijen die niet vallen onder de bij artikel 26 ingestelde vijfjaarlijkse belasting, bedraagt de bijslag driemaal de verhoging van de jaarlijkse huurwaarde.
  § 5. Voor de slijterijen onderworpen aan de bij artikel 26 ingestelde vijfjaarlijkse belasting, wordt de bijslag berekend :
  1° wanneer de vergroting plaats vindt gedurende het tijdvak van vijftien jaar dat door de openingsbelasting is gedekt : zoals in § 4, doch naar rata van het aantal volle maanden tussen de datum van de vergroting en de datum waarop het tijdvak van vijftien jaar verstrijkt;
  2° wanneer de vergroting plaats vindt na het onder 1° bedoelde tijdvak : op de helft van de verhoging der jaarlijkse huurwaarde en naar rata van het aantal volle maanden tussen de datum van de vergroting en de vervaldag van de eerstvolgende vijfjaarlijkse belasting.

  ----------
  (1)<DWG 2009-12-10/27, art. 91, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2016-04-27/04, art. 108, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  Art. 17. <W 06-07-1967, art. 9> § 1. Als slijter wordt aangemerkt, al wie - al ware het slechts éénmaal - gegiste dranken verkoopt om ter plaatse te worden gebruikt.
  Met het verkopen wordt gelijkgesteld het aanbieden of het laten gebruiken van dergelijke dranken in een voor het publiek toegankelijke plaats. Met het voor het publiek toegankelijke plaatsen worden gelijkgesteld de lokalen waar de leden van een vereniging of groepering, uitsluitend of hoofdzakelijk, bijeenkomen om sterke of gegiste dranken te gebruiken of om aan hazardspel te doen.
  § 2. Als drankslijterijen worden echter niet aangemerkt :
  1° hotels, kosthuizen, restaurants en andere soortgelijke inrichtingen mits er geen gegiste dranken worden geschonken zonder maaltijd;
  2° eigenlijke private kringen, dat wil zeggen die waarvan de toegang gereglementeerd is en welke niet uitsluitend of hoofdzakelijk opgericht zijn noch bezocht worden om sterke of gegiste dranken te gebruiken of om aan hazardspel te doen;
  3° kosthuizen die uitsluitend toegankelijk zijn voor de kostgangers;
  4° messes en kantines van het leger, van de rijkswacht en van andere openbare diensten, alsmede van onderwijsinrichtingen;
  5° kantines en refters van fabrieken, werkhuizen, banken en andere inrichtingen, voor zover die kantines en refters alleen toegankelijk zijn voor personeelsleden, zulks tijdens de uren dat het werk mag worden onderbroken;
  6° jeugdherbergen en jeugdtehuizen die uitsluitend toegankelijk zijn voor de aangeslotenen.
  Voor de toepassing van 1° worden onder maaltijd verstaan warme of koude schotels, al dan niet belegde broodjes en boterhammen, met uitsluiting van gebak, koekjes en stukjes kaas of vleeswaren die eventueel met gegiste dranken worden opgediend.

  Art. 18. <W 06-07-1967, art. 10> § 1. Onder reizende slijterijen verstaat men die welke gehouden worden in boten, schepen, spoorwagens of andere voertuigen, in kermiskramen, loodsen, tenten of andere inrichtingen welke doorgaans van de ene naar de andere plaats worden overgebracht.
  De voor reizende slijterijen bepaalde belasting wordt geheven op automaten voor gegiste dranken, tenzij die toestellen voor rekening van een regelmatig gevestigde slijter van gegiste dranken worden geëxploiteerd in een lokaal dat voor het slijten van die dranken is aangegeven.
  § 2. Onder gelegenheidsslijterijen verstaat men de vooraf als dusdanig aangegeven slijterijen die, bij enige gelegenheid van voorbijgaande aard, ten hoogste tienmaal per jaar en telkens voor niet langer dan vijftien opeenvolgende dagen worden gehouden door één van de bij artikel 22 bedoelde kringen, maatschappijen of particuliere verenigingen die zich daarvoor niet kunnen beroepen op de betaling van de bij artikel 9, § 1, of § 3, 1°, vastgestelde openingsbelasting.
  De slijterijen gehouden op tentoonstellingen en op jaarbeurzen gelden eveneens als gelegenheidsslijterijen. Zij mogen echter door om 't even wie worden geëxploiteerd en wel zolang de tentoonstelling of de jaarbeurs duurt.

  Art. 19. <W 06-07-1967, art. 11> Als nieuwe slijter wordt aangemerkt :
  1° hij die de exploitatie van een slijterij begint elders dan in een bestaande slijterij, behoudens de gevallen bedoeld in artikel 20, § 1, 4°, b en c.
  2° hij die, zonder aanspraak te kunnen maken op het bepaalde in artikel 20, § 1, een bestaande slijterij overneemt;
  3° hij wiens slijterij met vrijstelling van de openingsbelasting is voortgezet in één van de gevallen bedoeld bij artikel 20, § 1, 1° tot 3°, en die een andere bestaande slijterij overneemt.
  Onder bestaande slijterij wordt verstaan een regelmatig aangegeven slijterij die in bedrijf is of waarvan de lokalen sedert minder dan één jaar gesloten zijn zonder een andere bestemming te hebben gekregen en zonder naar elders te zijn overgebracht onder de voorwaarden van artikel 20, § 1, 4°, b of c.

  Art. 20.<W 06-07-1967, art. 12> § 1. Als nieuwe slijter wordt niet aangemerkt :
  1° hij die in hetzelfde lokaal de slijterij, gehouden door zijn echtgenoot, voortzet;
  2° hij die in hetzelfde lokaal de slijterij, gehouden hetzij door zijn vader, zijn moeder of een andere bloedverwant in de opgaande linie, hetzij door zijn bloedverwant in de nederdalende linie, voorzet;
  3° hij die deel uitmaakte van een feitelijke vennootschap, ten bate waarvan de slijterij werd gehouden, en die slijterij in hetzelfde lokaal voor eigen rekening voortzet;
  4° met inachtneming van het bepaalde in de §§ 2 en 3, hij die slijter zijnde of sedert minder dan één jaar opgehouden hebbende het te zijn, zijn slijterij overbrengt :
  a) naar een lokaal dat is aan te merken als bestaande slijterij in de zin van artikel 19, tweede lid;
  b) naar een lokaal dat niet is aan te merken als bestaande slijterij in de zin van artikel 19, tweede lid, indien dat lokaal tot slijterij wordt bestemd door de eigenaar, de erfpachter of de vruchtgebruiker van het onroerend goed waarin een afgeschafte slijterij gevestigd was, voor zover de opening geschiedt binnen één jaar na het ophouden van die slijterij;
  c) naar een lokaal dat niet is aan te merken als bestaande slijterij in de zin van artikel 19, tweede lid, indien hij een slijterij verlaat die gevestigd was in een ten algemenen nutte verworven of onteigend onroerend goed, waarvan hij niet de eigenaar, de erfpachter of de vruchtgebruiker was;
  5° hij aan wie een brouwer of een drankhandelaar zijn brouwerij of zijn handelsfonds met de daarvan afhangende slijterijen afstaat, of de vennootschap waarin een brouwerij of het handelsfonds van een drankhandelaar met de daarvan afhangende slijterijen worden ingebracht.
  § 2. Wanneer, in de gevallen van § 1, 4°, de openingsbelasting in verband met de slijterij die overgenomen of geopend wordt ter vervanging van de overgebrachte slijterij, meer bedraagt dan de openingsbelasting in verband met laatstbedoelde slijterij, is een aanvullende openingsbelasting verschuldigd ten belope van het verschil.
  In het bij artikel 26, § 3, 2°, bedoelde geval wordt de bijslag evenwel berekend :
  1° wanneer de heropening plaats vindt gedurende het tijdvak van vijftien jaar dat door de openingsbelasting is gedekt : zoals in het eerste lid, doch naar rata van het aantal volle maanden tussen de datum van de heropening en de datum waarop het tijdvak van vijftien jaar verstrijkt;
  2° wanneer de heropening plaats vindt na het onder 1° bedoelde tijdvak : op een zesde van het verschil tussen de openingsbelasting van de overgenomen slijterij en die van de overgebrachte slijterij, doch naar rata van het aantal volle maanden tussen de datum van de heropening en de vervaldag van de eerstvolgende vijfjaarlijkse belasting.
  De in lid 1 bedoelde aanvullende belasting, geheven in een geval van toepassing van § 1, 4°, a, evenals de in lid 2, 1°, bedoelde bijslag worden verminderd tot het derde zo de laatste exploitant van de overgenomen slijterij er schriftelijk van afziet zelf aanspraak te maken op § 1, 4°, dan wel overleden is.
  § 3. Voor het vaststellen van het verschil van openingsbelasting dat aanleiding geeft tot de heffing van de bij § 2 bedoelde bijslag, wordt rekening gehouden :
  1° voor de gesloten, afgeschafte of onteigende slijterij en voor de overgenomen slijterij in het geval van § 1, 4°, a : of wel met de huurwaarde - met inbegrip van de verhoging voortvloeiende uit een eventuele vergroting - die het laatst gediend heeft voor de heffing van de openingsbelasting of van de vijfjaarlijkse belasting ingesteld bij artikel 26, of wel met de minimumbelasting die toepasselijk is overeenkomstig artikel 9, § 1;
  2° voor het lokaal geopend in de gevallen van § 1, 4°, b en c : of wel met de huurwaarde bepaald door de [2 adviseur]2 overeenkomstig artikel 11, of wel met de minimumbelasting die toepasselijk is overeenkomstig artikel 9, § 1.
  § 4. Wanneer een slijter, die zich bevindt in de voorwaarden van § 1, 4°, b of c, ingevolge omstandigheden buiten zijn wil, zijn slijterij niet heeft kunnen overbrengen binnen de termijn van één jaar te rekenen van de datum waarop de exploitatie werd gestaakt, kan de [2 administrateur-generaal van de douane en accijnzen]2 toestaan dat die termijn voor de hoogstnodige tijd wordt verlengd.
  
  Art. 20. (Waals gewest)
   <W 06-07-1967, art. 12> § 1. Als nieuwe slijter wordt niet aangemerkt :
  1° hij die in hetzelfde lokaal de slijterij, gehouden door zijn echtgenoot, voortzet;
  2° hij die in hetzelfde lokaal de slijterij, gehouden hetzij door zijn vader, zijn moeder of een andere bloedverwant in de opgaande linie, hetzij door zijn bloedverwant in de nederdalende linie, voorzet;
  3° hij die deel uitmaakte van een feitelijke vennootschap, ten bate waarvan de slijterij werd gehouden, en die slijterij in hetzelfde lokaal voor eigen rekening voortzet;
  4° met inachtneming van het bepaalde in de §§ 2 en 3, hij die slijter zijnde of sedert minder dan één jaar opgehouden hebbende het te zijn, zijn slijterij overbrengt :
  a) naar een lokaal dat is aan te merken als bestaande slijterij in de zin van artikel 19, tweede lid;
  b) naar een lokaal dat niet is aan te merken als bestaande slijterij in de zin van artikel 19, tweede lid, indien dat lokaal tot slijterij wordt bestemd door de eigenaar, de erfpachter of de vruchtgebruiker van het onroerend goed waarin een afgeschafte slijterij gevestigd was, voor zover de opening geschiedt binnen één jaar na het ophouden van die slijterij;
  c) naar een lokaal dat niet is aan te merken als bestaande slijterij in de zin van artikel 19, tweede lid, indien hij een slijterij verlaat die gevestigd was in een ten algemenen nutte verworven of onteigend onroerend goed, waarvan hij niet de eigenaar, de erfpachter of de vruchtgebruiker was;
  5° hij aan wie een brouwer of een drankhandelaar zijn brouwerij of zijn handelsfonds met de daarvan afhangende slijterijen afstaat, of de vennootschap waarin een brouwerij of het handelsfonds van een drankhandelaar met de daarvan afhangende slijterijen worden ingebracht.
  § 2. Wanneer, in de gevallen van § 1, 4°, de openingsbelasting in verband met de slijterij die overgenomen of geopend wordt ter vervanging van de overgebrachte slijterij, meer bedraagt dan de openingsbelasting in verband met laatstbedoelde slijterij, is een aanvullende openingsbelasting verschuldigd ten belope van het verschil.
  In het bij artikel 26, § 3, 2°, bedoelde geval wordt de bijslag evenwel berekend :
  1° wanneer de heropening plaats vindt gedurende het tijdvak van vijftien jaar dat door de openingsbelasting is gedekt : zoals in het eerste lid, doch naar rata van het aantal volle maanden tussen de datum van de heropening en de datum waarop het tijdvak van vijftien jaar verstrijkt;
  2° wanneer de heropening plaats vindt na het onder 1° bedoelde tijdvak : op een zesde van het verschil tussen de openingsbelasting van de overgenomen slijterij en die van de overgebrachte slijterij, doch naar rata van het aantal volle maanden tussen de datum van de heropening en de vervaldag van de eerstvolgende vijfjaarlijkse belasting.
  De in lid 1 bedoelde aanvullende belasting, geheven in een geval van toepassing van § 1, 4°, a, evenals de in lid 2, 1°, bedoelde bijslag worden verminderd tot het derde zo de laatste exploitant van de overgenomen slijterij er schriftelijk van afziet zelf aanspraak te maken op § 1, 4°, dan wel overleden is.
  § 3. Voor het vaststellen van het verschil van openingsbelasting dat aanleiding geeft tot de heffing van de bij § 2 bedoelde bijslag, wordt rekening gehouden :
  1° voor de gesloten, afgeschafte of onteigende slijterij en voor de overgenomen slijterij in het geval van § 1, 4°, a : of wel met de huurwaarde - met inbegrip van de verhoging voortvloeiende uit een eventuele vergroting - die het laatst gediend heeft voor de heffing van de openingsbelasting of van de vijfjaarlijkse belasting ingesteld bij artikel 26, of wel met de minimumbelasting die toepasselijk is overeenkomstig artikel 9, § 1;
  2° voor het lokaal geopend in de gevallen van § 1, 4°, b en c : of wel met de huurwaarde bepaald door [1 de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar]1 overeenkomstig artikel 11, of wel met de minimumbelasting die toepasselijk is overeenkomstig artikel 9, § 1.
  § 4. Wanneer een slijter, die zich bevindt in de voorwaarden van § 1, 4°, b of c, ingevolge omstandigheden buiten zijn wil, zijn slijterij niet heeft kunnen overbrengen binnen de termijn van één jaar te rekenen van de datum waarop de exploitatie werd gestaakt, kan [1 de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar]1 toestaan dat die termijn voor de hoogstnodige tijd wordt verlengd.

  
  ----------
  (1)<DWG 2009-12-10/27, art. 92, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2016-04-27/04, art. 109, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  Art. 21. <W 06-07-1967, art. 13> § 1. Als een slijterij door een zaakvoerder of aangestelde voor rekening van een derde wordt gehouden, wordt voor de toepassing van de belasting, alleen de lastgever als slijter aangemerkt.
  § 2. Behoudens het bepaalde in artikel 22, wordt alleen als lastgever aangemerkt, hij die bewijst of ten laste van wie bewezen wordt dat een slijterij van gegiste dranken voor zijn rekening wordt geëxploiteerd door een zaakvoerder of aangestelde wiens diensten hij op enigerlei wijze bezoldigt.

  Art. 22. <W 06-07-1967, art. 14> § 1. Worden eveneens als lastgever aangemerkt, mits zij daar schriftelijk aanspraak op maken in een stuk dat mede ondertekend is door de zaakvoerder of aangestelde :
  1° de kringen, maatschappijen of particuliere verenigingen, wat betreft de slijterijen gevestigd in lokalen waarvan zij eigenaar, erfpachter, vruchtgebruiker of voornaamste huurder zijn;
  2° de brouwers of de drankhandelaars, wat betreft de slijterijen gehouden door andere personen in lokalen waarvan zij eigenaar, erfpachter, vruchtgebruiker of voornaamste huurder zijn en waar dranken worden verkocht die door hen zijn vervaardigd of waarin zij handel drijven.
  Tot de onder 1° vermelde kringen, maatschappijen of particuliere verenigingen behoren niet de handelsvennootschappen en de feitelijke vennootschappen met winstoogmerk.
  § 2. De bepalingen van dit artikel gelden niet voor het houden van een reizende slijterij of van een gelegenheidsslijterij.

  Art. 23.<W 06-07-1967, art. 15> § 1. Ten minste vijftien dagen voordat hij zijn bedrijf begint, moet de nieuwe slijter [1 bij de ambtenaar met ten minste een titel van attaché aangeduid door de administrateur-generaal van de douane en accijnzen]1 over het gebied een aangifte indienen die nauwkeurig de ligging aanduidt van de tot slijterij dienende lokalen, alsmede de werkelijke of vermoede huurwaarde van die lokalen te zamen beschouwd.
   Bij die aangifte wordt een door de aangever gedagtekend en ondertekend plan van de tot slijterij dienende lokalen gevoegd en, naar gelang van het geval :
   1° een door het bevoegde gemeentebestuur afgegeven hygiëneattest, waaruit blijkt dat de slijterij aan de voorwaarden van de artikelen 5 en 6 voldoet;
   2° een door hetzelfde bestuur afgegeven moraliteitsattest waaruit blijkt dat de slijter en de bij hem inwonende personen, die aan de exploitatie van de slijterij zouden kunnen deelnemen, zich niet bevinden, de slijter in een der gevallen van uitsluiting bepaald bij artikel 1, 2° tot 10° en de bij hem inwonende personen, in een der gevallen van uitsluiting bepaald bij artikel 1, 2° tot 9°.
   Het plan en het hygiëne-attest zijn niet vereist voor reizende slijterijen en gelegenheidsslijterijen.
   § 2. Is de slijter lastgever in de zin van artikel 21 of van artikel 22, dan moet de aangifte, behalve de in § 1 bepaalde gegevens, ook de naam en voornamen van de zaakvoerder of aangestelde vermelden. Daarbij moeten de in § 1 voorgeschreven documenten worden gevoegd, maar het attest voorgeschreven onder 2° van genoemde paragraaf wordt vervangen door :
   1° een attest waaruit blijkt dat de lastgever zich niet bevindt in één der gevallen van uitsluiting bepaald bij artikel 1, 2° tot 10°;
   2° een attest als bedoeld bij § 1, 2°, voor de zaakvoerder of aangestelde en de bij hem inwonende personen.
   § 3. Als de slijter een rechtspersoon is, moet :
   1° ingeval de slijterij wordt gehouden zonder zaakvoerder of aangestelde, het in § 1, 2°, bedoelde attest worden overgelegd op naam van de natuurlijke persoon of personen belast met de feitelijke exploitatie van de slijterij;
   2° ingeval de slijterij wordt gehouden door een zaakvoerder of aangestelde, het in § 2, 1°, bedoelde attest worden overgelegd op naam van het orgaan of de organen van de vennootschap of van de vereniging die belast zijn met het vervullen van de ter zake van de slijterij geldende wettelijke verplichtingen.
   § 4. Wanneer een feitelijke vereniging als slijter optreedt, vermeldt de in § 1 voorgeschreven aangifte bovendien de naam en voornamen van de natuurlijke personen en de firmanaam van de rechtspersonen die van bedoelde vereniging deel uitmaken. De moraliteitsattesten worden door ieder van die personen overgelegd overeenkomstig de §§ 1 tot 3.
   § 5. Wanneer als zaakvoerder of aangestelde een rechtspersoon wordt aangegeven, moet de bij § 1 bedoelde aangifte benevens de firmanaam ook de naam en de voornamen vermelden van de natuurlijke persoon of personen belast met de werkelijke exploitatie van de slijterij. In dat geval moet het bij § 2, 2°, bedoelde attest gesteld zijn op naam van die natuurlijke personen.
  
  Art. 23. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 93, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

  ----------
  (1)<W 2016-04-27/04, art. 110, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  Art. 24.<W 06-07-1967, art. 16> § 1. De slijter die zich in een van de in artikel 20, § 1, 1° tot 3° en 5°, vermelde gevallen bevindt, is gehouden daarvan binnen vijftien dagen aangifte te doen [1 bij de ambtenaar met ten minste een titel van attaché aangeduid door de administrateur-generaal van de douane en accijnzen]1 over het gebied.
  Aan die aangifte moeten de moraliteitsattesten zijn toegevoegd waarvan sprake in artikel 23.
  § 2. De slijter die zich in één van de in artikel 20, § 1, 4°, vermelde gevallen bevindt, is gehouden daarvan aangifte te doen [1 bij de ambtenaar met ten minste een titel van attaché aangeduid door de administrateur-generaal van de douane en accijnzen]1 over het gebied alvorens hij de slijterij in bedrijf neemt.
  Die aangifte moet alle inlichtingen bevatten die nodig zijn voor de eventuele toepassing van artikel 20, §§ 2 en 3, zodat zij, in de gevallen van § 1, 4°, b en c, van dat artikel, inzonderheid melding moet maken van de werkelijke of de vermoede huurwaarde van het nieuwe lokaal. Bovendien moet die aangifte vergezeld zijn :
  1° in het geval van artikel 20, § 1, 4°, a : van een nieuw plan van de overgenomen slijterij;
  2° in het geval van artikel 20, § 1, 4° b en c : van een plan van het nieuwe lokaal en van het attest bedoeld bij artikel 23, § 1, 1°.
  § 3. De slijter die de lokalen dienende tot zijn slijterij, vergroot, moet daarvan aangifte doen [1 bij de ambtenaar met ten minste een titel van attaché aangeduid door de administrateur-generaal van de douane en accijnzen]1 over het gebied binnen vijftien dagen na het einde der werken of, indien de vergroting bestaat uit het toevoegen van nieuwe lokalen, vóór het in gebruik nemen van die lokalen.
  Bij die aangifte, waarop de nieuwe toestand van de tot slijterij dienende lokalen nauwkeurig is aangeduid en die voorts melding maakt van de uit de vergroting voortvloeiende verhoging der huurwaarde, voegt de slijter een nieuw plan van de tot slijterij dienende lokalen alsmede het attest bedoeld bij artikel 23, § 1, 1°.
  
  Art. 24. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 93, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

  ----------
  (1)<W 2016-04-27/04, art. 111, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  Art. 25.<W 06-07-1967, art. 17> Bij de verandering van zaakvoerder of aangestelde of, in de gevallen van artikel 23, §§ 3, 1°, en 5, van de persoon of personen belast met de werkelijke exploitatie van de slijterij, moet de slijter daarvan aangifte doen [1 bij de ambtenaar met ten minste een titel van attaché aangeduid door de administrateur-generaal van de douane en accijnzen]1 over het gebied, vóór de dag waarop de nieuwe exploitant in bediening treedt.
  Bij die aangifte moet, ten aanzien van de nieuwe exploitant en van de bij hem inwonende personen, het bij artikel 23, § 1, 2°, bedoelde attest van de gemeenteoverheid zijn gevoegd.
  
  Art. 25. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 93, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

  ----------
  (1)<W 2016-04-27/04, art. 112, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  Art. 25bis.<W 06-07-1967, art. 18> § 1. De slijter die de exploitatie van zijn slijterij staakt, moet daarvan binnen vijftien dagen aangifte doen [1 bij de ambtenaar met ten minste een titel van attaché aangeduid door de administrateur-generaal van de douane en accijnzen]1 over het gebied.
  § 2. Wanneer de slijter lastgever is in de zin van artikel 22, is de bij § 1 bedoelde aangifte slechts ontvankelijk indien zij mede ondertekend is door de zaakvoerder of aangestelde, tenware deze laatste niet meer in de lokalen van de slijterij vertoeft.
  
  Art. 25bis. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 93, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

  ----------
  (1)<W 2016-04-27/04, art. 113, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  Art. 25ter.<W 06-07-1967, art. 19> De bij de artikelen 23, 24, 25 en 25bis bedoelde aangiften worden gedaan op formulieren volgens de modellen die berusten op de inningskantoren der accijnzen.
  
  Art. 25ter. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 93, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  HOOFDSTUK IV. - Vijfjaarlijkse belasting verschuldigd voor sommige slijterijen van gegiste dranken.

  Art. 26.<W 06-07-1967, art. 20> § 1. Na een termijn van vijftien jaar te rekenen van 1 januari van het jaar waarin de slijterij werd geopend of overgenomen, zijn de bij artikel 22 bedoelde lastgevers en de slijters met rechtspersoonlijkheid om de vijf jaar een belasting verschuldigd, gelijk aan de helft van de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde van de tot slijterij dienende lokalen, zonder dat die belasting minder mag bedragen dan het zesde van de bij artikel 9, § 1, vastgestelde bedragen.
  Niettegenstaande iedere strijdige overeenkomst, blijft die belasting ten laste van de lastgevers.
  § 2. Voor de door een rechtspersoon geëxploiteerde reizende slijterijen, is de vijfjaarlijkse belasting forfaitair vastgesteld op 800 frank per slijterij.
  § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als " overneming " aangemerkt :
  1° het voortzetten van een slijterij met vrijstelling van de openingsbelasting bij toepassing van artikel 20, § 1, 1° tot 3° en 5°.
  2° het opnieuw openen, met vrijstelling van de openingsbelasting bij toepassing van artikel 20, § 1, 4°, a) van een sedert minder dan één jaar gesloten slijterij waarvan de laatste exploitant onder toepassing viel van de vijfjaarlijkse belasting.
  In het onder 1° bedoelde geval neemt de lastgever of de rechtspersoon die de slijterij voortzet, de verplichtingen inzake vijfjaarlijkse belasting van de vorige slijter over.
  Dit geldt ook voor de lastgever of de rechtspersoon die de slijterij opnieuw opent in het onder 2° bedoelde geval. Evenwel, wanneer de slijterij gesloten is op de datum van de opvorderbaarheid van de vijfjaarlijkse belasting, is die belasting slechts verschuldigd op 1 januari van het jaar dat volgt op het opnieuw in exploitatie stellen en vervolgens om de vijf jaar te rekenen van de aldus verschoven datum.
  § 4. De voor de heffing van de bij § 1 bedoelde vijfjaarlijkse belasting in aanmerking te nemen werkelijke of vermoede jaarlijkse huurwaarde, is die welke, ten tijde waarop de belasting verschuldigd is, moet worden aangehouden voor de lokalen die alsdan tot slijterij dienen in de zin van artikel 9, § 2.
  Wanneer het om een vermoede huurwaarde gaat, wordt die huurwaarde door de [2 adviseur]2 bepaald overeenkomstig artikel 11.
  
  Art. 26. (Vlaamse Gemeenschap)
  <W 06-07-1967, art. 20> § 1. Na een termijn van vijftien jaar te rekenen van 1 januari van het jaar waarin de slijterij werd geopend of overgenomen, zijn de bij artikel 22 bedoelde lastgevers en de slijters met rechtspersoonlijkheid om de vijf jaar een belasting verschuldigd, gelijk aan de helft van de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde van de tot slijterij dienende lokalen, zonder dat die belasting minder mag bedragen dan het zesde van de bij artikel 9, § 1, vastgestelde bedragen.
  Niettegenstaande iedere strijdige overeenkomst, blijft die belasting ten laste van de lastgevers.
  § 2. Voor de door een rechtspersoon geëxploiteerde reizende slijterijen, is de vijfjaarlijkse belasting forfaitair vastgesteld op (19,00 EUR) per slijterij. <DVR 2001-07-06/50, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als " overneming " aangemerkt :
  1° het voortzetten van een slijterij met vrijstelling van de openingsbelasting bij toepassing van artikel 20, § 1, 1° tot 3° en 5°.
  2° het opnieuw openen, met vrijstelling van de openingsbelasting bij toepassing van artikel 20, § 1, 4°, a) van een sedert minder dan één jaar gesloten slijterij waarvan de laatste exploitant onder toepassing viel van de vijfjaarlijkse belasting.
  In het onder 1° bedoelde geval neemt de lastgever of de rechtspersoon die de slijterij voortzet, de verplichtingen inzake vijfjaarlijkse belasting van de vorige slijter over.
  Dit geldt ook voor de lastgever of de rechtspersoon die de slijterij opnieuw opent in het onder 2° bedoelde geval. Evenwel, wanneer de slijterij gesloten is op de datum van de opvorderbaarheid van de vijfjaarlijkse belasting, is die belasting slechts verschuldigd op 1 januari van het jaar dat volgt op het opnieuw in exploitatie stellen en vervolgens om de vijf jaar te rekenen van de aldus verschoven datum.
  § 4. De voor de heffing van de bij § 1 bedoelde vijfjaarlijkse belasting in aanmerking te nemen werkelijke of vermoede jaarlijkse huurwaarde, is die welke, ten tijde waarop de belasting verschuldigd is, moet worden aangehouden voor de lokalen die alsdan tot slijterij dienen in de zin van artikel 9, § 2.
  Wanneer het om een vermoede huurwaarde gaat, wordt die huurwaarde door de controleur der accijnzen bepaald overeenkomstig artikel 11.

  
  Art. 26. (Waals gewest)
  W 06-07-1967, art. 20> § 1. Na een termijn van vijftien jaar te rekenen van 1 januari van het jaar waarin de slijterij werd geopend of overgenomen, zijn de bij artikel 22 bedoelde lastgevers en de slijters met rechtspersoonlijkheid om de vijf jaar een belasting verschuldigd, gelijk aan de helft van de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde van de tot slijterij dienende lokalen, zonder dat die belasting minder mag bedragen dan het zesde van de bij artikel 9, § 1, vastgestelde bedragen.
  Niettegenstaande iedere strijdige overeenkomst, blijft die belasting ten laste van de lastgevers.
  § 2. Voor de door een rechtspersoon geëxploiteerde reizende slijterijen, is de vijfjaarlijkse belasting forfaitair vastgesteld op (19,00 EUR) per slijterij. <BWG 2001-12-20/78, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als " overneming " aangemerkt :
  1° het voortzetten van een slijterij met vrijstelling van de openingsbelasting bij toepassing van artikel 20, § 1, 1° tot 3° en 5°.
  2° het opnieuw openen, met vrijstelling van de openingsbelasting bij toepassing van artikel 20, § 1, 4°, a) van een sedert minder dan één jaar gesloten slijterij waarvan de laatste exploitant onder toepassing viel van de vijfjaarlijkse belasting.
  In het onder 1° bedoelde geval neemt de lastgever of de rechtspersoon die de slijterij voortzet, de verplichtingen inzake vijfjaarlijkse belasting van de vorige slijter over.
  Dit geldt ook voor de lastgever of de rechtspersoon die de slijterij opnieuw opent in het onder 2° bedoelde geval. Evenwel, wanneer de slijterij gesloten is op de datum van de opvorderbaarheid van de vijfjaarlijkse belasting, is die belasting slechts verschuldigd op 1 januari van het jaar dat volgt op het opnieuw in exploitatie stellen en vervolgens om de vijf jaar te rekenen van de aldus verschoven datum.
  § 4. De voor de heffing van de bij § 1 bedoelde vijfjaarlijkse belasting in aanmerking te nemen werkelijke of vermoede jaarlijkse huurwaarde, is die welke, ten tijde waarop de belasting verschuldigd is, moet worden aangehouden voor de lokalen die alsdan tot slijterij dienen in de zin van artikel 9, § 2.
  Wanneer het om een vermoede huurwaarde gaat, wordt die huurwaarde door [1 de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar]1 bepaald overeenkomstig artikel 11.

  
  Art. 26. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
  <W 06-07-1967, art. 20> § 1. Na een termijn van vijftien jaar te rekenen van 1 januari van het jaar waarin de slijterij werd geopend of overgenomen, zijn de bij artikel 22 bedoelde lastgevers en de slijters met rechtspersoonlijkheid om de vijf jaar een belasting verschuldigd, gelijk aan de helft van de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde van de tot slijterij dienende lokalen, zonder dat die belasting minder mag bedragen dan het zesde van de bij artikel 9, § 1, vastgestelde bedragen.
  Niettegenstaande iedere strijdige overeenkomst, blijft die belasting ten laste van de lastgevers.
  § 2. Voor de door een rechtspersoon geëxploiteerde reizende slijterijen, is de vijfjaarlijkse belasting forfaitair vastgesteld op (19,00 EUR) per slijterij. <BESL 2001-12-13/57, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als " overneming " aangemerkt :
  1° het voortzetten van een slijterij met vrijstelling van de openingsbelasting bij toepassing van artikel 20, § 1, 1° tot 3° en 5°.
  2° het opnieuw openen, met vrijstelling van de openingsbelasting bij toepassing van artikel 20, § 1, 4°, a) van een sedert minder dan één jaar gesloten slijterij waarvan de laatste exploitant onder toepassing viel van de vijfjaarlijkse belasting.
  In het onder 1° bedoelde geval neemt de lastgever of de rechtspersoon die de slijterij voortzet, de verplichtingen inzake vijfjaarlijkse belasting van de vorige slijter over.
  Dit geldt ook voor de lastgever of de rechtspersoon die de slijterij opnieuw opent in het onder 2° bedoelde geval. Evenwel, wanneer de slijterij gesloten is op de datum van de opvorderbaarheid van de vijfjaarlijkse belasting, is die belasting slechts verschuldigd op 1 januari van het jaar dat volgt op het opnieuw in exploitatie stellen en vervolgens om de vijf jaar te rekenen van de aldus verschoven datum.
  § 4. De voor de heffing van de bij § 1 bedoelde vijfjaarlijkse belasting in aanmerking te nemen werkelijke of vermoede jaarlijkse huurwaarde, is die welke, ten tijde waarop de belasting verschuldigd is, moet worden aangehouden voor de lokalen die alsdan tot slijterij dienen in de zin van artikel 9, § 2.
  Wanneer het om een vermoede huurwaarde gaat, wordt die huurwaarde door de controleur der accijnzen bepaald overeenkomstig artikel 11.

  ----------
  (1)<DWG 2009-12-10/27, art. 94, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2016-04-27/04, art. 114, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  HOOFDSTUK V. - Jaarlijkse belasting verschuldigd door de kleinhandelaars in geestrijke dranken.

  Art. 27.<W 06-07-1967, art. 21> § 1. Al wie, als hoofdbedrijf of als bijbedrijf, geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder verkoopt of levert, is onderworpen aan een jaarlijkse belasting gelijk aan het vijfde van de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde van de lokalen dienende tot slijterij, zonder dat die belasting minder mag bedragen dan het vijftiende van de bij artikel 9, § 1, vastgestelde bedragen.
  § 2. Voor de reizende slijterijen is de jaarlijkse belasting forfaitair vastgesteld op 300 frank.
  § 3. Wie een gelegenheidsslijterij houdt voor de verkoop of de levering van geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder, moet uit dien hoofde, ter vervanging van de jaarlijkse belasting, een belasting betalen die forfaitair is vastgesteld op 15 frank per exploitatiedag.
  § 4. Onder het hierna gemaakte voorbehoud zijn de artikelen 1, 7°, 2, 3, 9 tot 14, 16, 18 tot 21 en 23 tot 25 van toepassing op hen die de in dit artikel bedoelde belasting verschuldigd zijn :
  1° de huurwaarde die tot grondslag dient voor de heffing van de bij § 1, bedoelde jaarlijkse belasting, is de huurwaarde van de lokalen aangewend of aangegeven voor de eigenlijke verkoop of levering alsmede van de magazijnen of andere opslagplaatsen van geestrijke dranken die bij hoeveelheden van zes liter of minder worden verkocht of geleverd; wanneer die lokalen, magazijnen en andere opslagplaatsen tevens dienen voor een andere handel dan het slijten van geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder, wordt de huurwaarde berekend op voet van de verhouding tussen, enerzijds, de benaderende omzet van de slijterij van geestrijke dranken en, anderzijds, de totale omzet;
  2° de onder 1° bedoelde huurwaarde kan ieder jaar worden herzien, namelijk in geval van vergroting; die herziening gaat evenwel niet gepaard met de heffing van een bijslag voor het verdere deel van het jaar;
  3° geen nieuwe belasting is verschuldigd door wie zijn slijterij in de loop van het jaar naar elders overbrengt; die overbrenging gaat evenmin gepaard met de heffing van een bijslag;
  4° uit het moraliteitsattest dat de slijter van geestrijke dranken zowel voor zichzelf als voor zijn eventuële zaakvoerder of aangestelde verstrekt, moet alleen blijken dat de betrokkene niet onder toepassing valt van artikel 4 van de wet van 10 juni 1947, betreffende accijnzen en douanen.
  
  Art. 27. (Vlaamse Gemeenschap)
  <W 06-07-1967, art. 21> § 1. Al wie, als hoofdbedrijf of als bijbedrijf, geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder verkoopt of levert, is onderworpen aan een jaarlijkse belasting gelijk aan het vijfde van de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde van de lokalen dienende tot slijterij, zonder dat die belasting minder mag bedragen dan het vijftiende van de bij artikel 9, § 1, vastgestelde bedragen.
  § 2. Voor de reizende slijterijen is de jaarlijkse belasting forfaitair vastgesteld op (7,00 EUR). <DVR 2001-07-06/50, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 3. Wie een gelegenheidsslijterij houdt voor de verkoop of de levering van geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder, moet uit dien hoofde, ter vervanging van de jaarlijkse belasting, een belasting betalen die forfaitair is vastgesteld op (0,35 EUR) per exploitatiedag. <DVR 2001-07-06/50, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 4. Onder het hierna gemaakte voorbehoud zijn de artikelen 1, 7°, 2, 3, 9 tot 14, 16, 18 tot 21 en 23 tot 25 van toepassing op hen die de in dit artikel bedoelde belasting verschuldigd zijn :
  1° de huurwaarde die tot grondslag dient voor de heffing van de bij § 1, bedoelde jaarlijkse belasting, is de huurwaarde van de lokalen aangewend of aangegeven voor de eigenlijke verkoop of levering alsmede van de magazijnen of andere opslagplaatsen van geestrijke dranken die bij hoeveelheden van zes liter of minder worden verkocht of geleverd; wanneer die lokalen, magazijnen en andere opslagplaatsen tevens dienen voor een andere handel dan het slijten van geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder, wordt de huurwaarde berekend op voet van de verhouding tussen, enerzijds, de benaderende omzet van de slijterij van geestrijke dranken en, anderzijds, de totale omzet;
  2° de onder 1° bedoelde huurwaarde kan ieder jaar worden herzien, namelijk in geval van vergroting; die herziening gaat evenwel niet gepaard met de heffing van een bijslag voor het verdere deel van het jaar;
  3° geen nieuwe belasting is verschuldigd door wie zijn slijterij in de loop van het jaar naar elders overbrengt; die overbrenging gaat evenmin gepaard met de heffing van een bijslag;
  4° uit het moraliteitsattest dat de slijter van geestrijke dranken zowel voor zichzelf als voor zijn eventuële zaakvoerder of aangestelde verstrekt, moet alleen blijken dat de betrokkene niet onder toepassing valt van artikel 4 van de wet van 10 juni 1947, betreffende accijnzen en douanen.)

  
  Art. 27. (Waals gewest)
  <W 06-07-1967, art. 21> § 1. Al wie, als hoofdbedrijf of als bijbedrijf, geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder verkoopt of levert, is onderworpen aan een jaarlijkse belasting gelijk aan het vijfde van de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde van de lokalen dienende tot slijterij, zonder dat die belasting minder mag bedragen dan het vijftiende van de bij artikel 9, § 1, vastgestelde bedragen.
  § 2. Voor de reizende slijterijen is de jaarlijkse belasting forfaitair vastgesteld op (7,00 EUR). <BWG 2001-12-20/78, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 3. Wie een gelegenheidsslijterij houdt voor de verkoop of de levering van geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder, moet uit dien hoofde, ter vervanging van de jaarlijkse belasting, een belasting betalen die forfaitair is vastgesteld op (0,35 EUR) per exploitatiedag. <BWG 2001-12-20/78, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 4. Onder het hierna gemaakte voorbehoud zijn de artikelen 1, 7°, 2, 3, 9 tot 14, 16, 18 tot 21 [1 ...]1 van toepassing op hen die de in dit artikel bedoelde belasting verschuldigd zijn :
  1° de huurwaarde die tot grondslag dient voor de heffing van de bij § 1, bedoelde jaarlijkse belasting, is de huurwaarde van de lokalen aangewend of aangegeven voor de eigenlijke verkoop of levering alsmede van de magazijnen of andere opslagplaatsen van geestrijke dranken die bij hoeveelheden van zes liter of minder worden verkocht of geleverd; wanneer die lokalen, magazijnen en andere opslagplaatsen tevens dienen voor een andere handel dan het slijten van geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder, wordt de huurwaarde berekend op voet van de verhouding tussen, enerzijds, de benaderende omzet van de slijterij van geestrijke dranken en, anderzijds, de totale omzet;
  2° de onder 1° bedoelde huurwaarde kan ieder jaar worden herzien, namelijk in geval van vergroting; die herziening gaat evenwel niet gepaard met de heffing van een bijslag voor het verdere deel van het jaar;
  3° geen nieuwe belasting is verschuldigd door wie zijn slijterij in de loop van het jaar naar elders overbrengt; die overbrenging gaat evenmin gepaard met de heffing van een bijslag;
  4° [1 ...]1.

  
  Art. 27. Brussels Hoofstedelijk Gewest
  <W 06-07-1967, art. 21> § 1. Al wie, als hoofdbedrijf of als bijbedrijf, geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder verkoopt of levert, is onderworpen aan een jaarlijkse belasting gelijk aan het vijfde van de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde van de lokalen dienende tot slijterij, zonder dat die belasting minder mag bedragen dan het vijftiende van de bij artikel 9, § 1, vastgestelde bedragen.
  § 2. Voor de reizende slijterijen is de jaarlijkse belasting forfaitair vastgesteld op (7,00 EUR). <BESL 2001-12-13/57, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 3. Wie een gelegenheidsslijterij houdt voor de verkoop of de levering van geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder, moet uit dien hoofde, ter vervanging van de jaarlijkse belasting, een belasting betalen die forfaitair is vastgesteld op (0,35 EUR) per exploitatiedag. <BESL 2001-12-13/57, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 4. Onder het hierna gemaakte voorbehoud zijn de artikelen 1, 7°, 2, 3, 9 tot 14, 16, 18 tot 21 en 23 tot 25 van toepassing op hen die de in dit artikel bedoelde belasting verschuldigd zijn :
  1° de huurwaarde die tot grondslag dient voor de heffing van de bij § 1, bedoelde jaarlijkse belasting, is de huurwaarde van de lokalen aangewend of aangegeven voor de eigenlijke verkoop of levering alsmede van de magazijnen of andere opslagplaatsen van geestrijke dranken die bij hoeveelheden van zes liter of minder worden verkocht of geleverd; wanneer die lokalen, magazijnen en andere opslagplaatsen tevens dienen voor een andere handel dan het slijten van geestrijke dranken bij hoeveelheden van zes liter of minder, wordt de huurwaarde berekend op voet van de verhouding tussen, enerzijds, de benaderende omzet van de slijterij van geestrijke dranken en, anderzijds, de totale omzet;
  2° de onder 1° bedoelde huurwaarde kan ieder jaar worden herzien, namelijk in geval van vergroting; die herziening gaat evenwel niet gepaard met de heffing van een bijslag voor het verdere deel van het jaar;
  3° geen nieuwe belasting is verschuldigd door wie zijn slijterij in de loop van het jaar naar elders overbrengt; die overbrenging gaat evenmin gepaard met de heffing van een bijslag;
  4° uit het moraliteitsattest dat de slijter van geestrijke dranken zowel voor zichzelf als voor zijn eventuële zaakvoerder of aangestelde verstrekt, moet alleen blijken dat de betrokkene niet onder toepassing valt van artikel 4 van de wet van 10 juni 1947, betreffende accijnzen en douanen.

  ----------
  (1)<DWG 2009-12-10/27, art. 95, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

  HOOFDSTUK Vbis. <Ingevoegd bij DVR 2001-12-07/45, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest.

  Art. 27bis. <Ingevoegd bij DVR 2001-12-07/45, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Voor de belastingen bedoeld in hoofdstuk III, bestaande uit de artikelen 8 tot 25ter, hoofdstuk IV, bestaande uit artikel 26, en hoofdstuk V, bestaande uit artikel 27, worden wat het Vlaamse Gewest betreft, de aanslagvoeten op nul gebracht.

  HOOFDSTUK VI. - Betaling van de belastingen.

  Art. 28. De openingsbelasting wordt bij de aangifte ineens betaald.

  Art. 29.Een slijterij van gegiste dranken mag slechts worden geopend na bericht [1 van de ambtenaar met ten minste een titel van attaché aangeduid door de administrateur-generaal van de douane en accijnzen]1 dat voldaan is aan de eisen gesteld bij de wet en bij de ter uitvoering daarvan genomen koninklijke besluiten.
  Dit bericht moet binnen acht dagen na de aangifte ter hand gesteld worden.
  Is de opening niet toegelaten, dan wordt de betaalde som teruggegeven.
  
  Art. 29. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 96, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

  ----------
  (1)<W 2016-04-27/04, art. 115, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  Art. 30. <W 06-07-1967, art. 22> De belastingen bedoeld bij de artikelen 26 en 27 moeten worden betaald in de tweede helft van de maand januari die het begin bepaalt van de periode waarvoor ze verschuldigd zijn.
  Nochtans moet de eerste jaarlijkse belasting, verschuldigd door de bij artikel 27, bedoelde belastingschuldigen, worden betaald op het ogenblik van de aangifte. Die belasting is geheel verschuldigd voor het jaar waarin de slijterij wordt geopend.

  Art. 31. De aanvullende belasting verschuldigd ingevolge de schatting bedoeld in artikel 11 is betaalbaar binnen tien dagen na de betekening van deze schatting.
  Bezwaar tegen de schatting schorst de opvorderbaarheid van de aanvullende belasting niet.

  Art. 32.In geval van verwijl in de betaling van de als belasting verschuldigde sommen, worden deze verhoogd met een interest berekend tegen het percent en volgens de regels toepasselijk inzake invoerrechten en accijnzen.
  
  Art. 32. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 97, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  HOOFDSTUK VII. - Bezwaarschriften.

  Art. 33.Elk bezwaarschrift inzake de in deze gecoördineerde wetten bedoelde belastingen moet schriftelijk worden toegezonden aan de [2 adviseur-generaal aangeduid door de administrateur-generaal van de douane en accijnzen]2, die uitspraak doet. Het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, toekomen binnen drie maanden na de datum van de opvorderbaarheid van de belasting, en, zo het betrekking heeft op het bedrag van de huurwaarde, moet de belastingschuldige er de huurwaarde in vermelden die, naar zijn mening, als grondslag voor de heffing van de belasting moet dienen. De beslissing van de directeur, die eventueel de toestand van de belastingschuldige mag verzwaren, wordt deze bij een ter post aangetekende brief toegezonden.
  
  Art. 33. (Waals gewest)
  [1 Elk bezwaarschrift inzake de in deze gecoördineerde wetten bedoelde belastingen moet schriftelijk worden toegezonden aan de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar, overeenkomstig de artikelen 25 en 26 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake Waalse gewestelijke belastingen.
   Indien het betrekking heeft op het bedrag van de huurwaarde, moet de belastingschuldige er de huurwaarde in vermelden die, naar zijn mening, als grondslag voor de heffing van de belasting moet dienen.
   De beslissing van de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar, die eventueel de toestand van de belastingschuldige mag verzwaren, wordt deze bij een ter post aangetekende brief toegezonden.]1

  ----------
  (1)<DWG 2009-12-10/27, art. 98, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2016-04-27/04, art. 116, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  Art. 34.§ 1. Een college van experten is geroepen om uitspraak te doen in geval van geschil nopens het bedrag van de huurwaarde van de onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen dienende tot de exploitatie van een drankslijterij. Dit college wordt opgericht in al de localiteiten waar een kantoor der accijnzen bestaat. Het bestaat uit twee experten aangewezen, de ene door de belastingplichtige, de andere door de [2 adviseur]2.
  § 2. Ingeval de verzoeker de beslissing van de [2 adviseur-generaal aangeduid door de administrateur-generaal van de douane en accijnzen]2 niet aanneemt, moet hij zulks, op straffe van verval, aan deze ambtenaar betekenen bij een ter post aangetekende brief, uiterlijk de tiende werkdag te rekenen van de datum der beslissing; hij moet tevens de schatting vragen van het onroerend goed of van het gedeelte van onroerend goed dat hij bezigt voor de exploitatie van zijn drankslijterij en de door hem gekozen expert in onroerende goederen aanwijzen. Zijnerzijds wijst ook de bevoegde [2 adviseur]2 een expert in onroerende goederen aan.
  Zo de verzoeker in gebreke blijft zijn expert aan te wijzen binnen de voorgeschreven termijn, wordt zijn bezwaarschrift als niet bestaande beschouwd.
  Zo de experten zich niet akkoord stellen nopens de vaststelling van de waarde welke moet dienen tot basis voor de berekening der openingsbelasting, wordt het geschil onderworpen aan een scheidsrechter gekozen onder de experten in onroerende goederen en aangewezen door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg op aanvraag van de controleur der accijnzen.
  De scheidsrechter hoort de experten alvorens zijn beslissing te treffen.
  (§ 3. De experten en de scheidsrechter worden gekozen met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 828, 829, 830 en 966 van het Gerechtelijk Wetboek. Zij moeten gedomicilieerd zijn in het gebied van de rechtbank van eerste aanleg waarin het te schatten goed of gedeelte van goed is gelegen.) <W 10-10-1967, art. 3 en art. 55>
  (§ 4. Alvorens hun ambt uit te oefenen, leggen de experten en de scheidsrechter de volgende eed af in handen van de voorzitter van de rechtbank die bedoeld is in § 3 :
  " Ik zweer in volle geweten over de mij voorgelegde zaken uitspraak te doen, zonder aanzien des persoons en volgens de bepalingen van de wet, en het geheim te beweren van al de bevindingen in verband met de geschillen. "
  De eed is geldig voor al de schattingen, die binnen twaalf maanden na de aflegging worden verricht.) <W 06-07-1967, art. 24>
  (§ 5. De experten en eventueel de scheidsrechter die optreden inzake schatting van onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen bestemd voor de exploitatie van een drankslijterij, hebben recht op een bezoldiging waarvan de Koning het bedrag vaststelt, evenals, in voorkomend geval, op de verplaatsingskosten berekend overeenkomstig het burgerlijk tarief.
  De expertisekosten met inbegrip van de verplaatsingskosten zijn ten laste :
  1° van de belastingschuldige, indien de geschatte huurwaarde gelijk is aan of hoger is dan deze door de [2 adviseur]2 bepaald;
  2° van de Schatkist, indien de geschatte huurwaarde niet hoger is dan deze door de belastingschuldige vermeld;
  3° van beide belanghebbende partijen die elk de helft ervan dragen, indien de geschatte huurwaarde ligt tussen deze door de belastingschuldige vermeld en deze door de controleur bepaald.) <W 06-07-1967, art.25>
  § 6. De experten moeten hun beslissing treffen binnen dertig dagen, te rekenen van de datum van de betekening gedaan overeenkomstig § 2.
  In geval van meningsverschil tussen de experten, treft de aangewezen scheidsrechter zijn beslissing binnen zestig dagen, te rekenen van dezelfde datum.
  
  Art. 34. (Waals gewest)
   § 1. [1 Een college van experten is geroepen om uitspraak te doen in geval van geschil nopens het bedrag van de huurwaarde van de onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen dienende tot de exploitatie van een drankslijterij. Dit college bestaat uit twee experten aangewezen, de ene door de belastingsplichtige, de andere door de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar.]1
  § 2. Ingeval de verzoeker [1 de beslissing van de in artikel 33 bedoelde ambtenaar]1 niet aanneemt, moet hij zulks, op straffe van verval, aan deze ambtenaar betekenen bij een ter post aangetekende brief, uiterlijk de tiende werkdag te rekenen van de datum der beslissing; hij moet tevens de schatting vragen van het onroerend goed of van het gedeelte van onroerend goed dat hij bezigt voor de exploitatie van zijn drankslijterij en de door hem gekozen expert in onroerende goederen aanwijzen. Zijnerzijds wijst ook [1 de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar]1 der accijnzen een expert in onroerende goederen aan.
  Zo de verzoeker in gebreke blijft zijn expert aan te wijzen binnen de voorgeschreven termijn, wordt zijn bezwaarschrift als niet bestaande beschouwd.
  Zo de experten zich niet akkoord stellen nopens de vaststelling van de waarde welke moet dienen tot basis voor de berekening der openingsbelasting, wordt het geschil onderworpen aan een scheidsrechter gekozen onder de experten in onroerende goederen en aangewezen door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg op aanvraag van [1 de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar]1.
  De scheidsrechter hoort de experten alvorens zijn beslissing te treffen.
  (§ 3. De experten en de scheidsrechter worden gekozen met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 828, 829, 830 en 966 van het Gerechtelijk Wetboek. Zij moeten gedomicilieerd zijn in het gebied van de rechtbank van eerste aanleg waarin het te schatten goed of gedeelte van goed is gelegen.) <W 10-10-1967, art. 3 en art. 55>
  (§ 4. Alvorens hun ambt uit te oefenen, leggen de experten en de scheidsrechter de volgende eed af in handen van de voorzitter van de rechtbank die bedoeld is in § 3 :
  " Ik zweer in volle geweten over de mij voorgelegde zaken uitspraak te doen, zonder aanzien des persoons en volgens de bepalingen van de wet, en het geheim te beweren van al de bevindingen in verband met de geschillen. "
  De eed is geldig voor al de schattingen, die binnen twaalf maanden na de aflegging worden verricht.) <W 06-07-1967, art. 24>
  (§ 5. De experten en eventueel de scheidsrechter die optreden inzake schatting van onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen bestemd voor de exploitatie van een drankslijterij, hebben recht op een bezoldiging [1 waarvan de Waalse Regering het bedrag vaststelt]1, evenals, in voorkomend geval, op de verplaatsingskosten berekend overeenkomstig het burgerlijk tarief.
  De expertisekosten met inbegrip van de verplaatsingskosten zijn ten laste :
  1° van de belastingschuldige, indien de geschatte huurwaarde gelijk is aan of hoger is dan deze door [1 de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar]1 bepaald;
  2° [1 van de gewestelijke Schatkist]1, indien de geschatte huurwaarde niet hoger is dan deze door de belastingschuldige vermeld;
  3° van beide belanghebbende partijen die elk de helft ervan dragen, indien de geschatte huurwaarde ligt tussen deze door de belastingschuldige vermeld en deze [1 door de door de Waalse Regering aangewezen ambtenaar]1 bepaald.) <W 06-07-1967, art.25>
  § 6. De experten moeten hun beslissing treffen binnen dertig dagen, te rekenen van de datum van de betekening gedaan overeenkomstig § 2.
  In geval van meningsverschil tussen de experten, treft de aangewezen scheidsrechter zijn beslissing binnen zestig dagen, te rekenen van dezelfde datum.
  [1 § 7. Ingeval de aanvrager de in § 6 bedoelde beslissing van de experten of van de derde scheidsrechter niet aanneemt, kan de belastingplichtige een gerechtelijk beroep indienen tegen deze beslissing voor een burgerlijke rechtbank.
   Het beroep wordt ingediend door middel van een verzoekschrift op tegenspraak of bij dagvaarding betekend aan het Gewest in de persoon van de Minister-President.
   De artikelen 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op dat gerechtelijk beroep.]1

  ----------
  (1)<DWG 2009-12-10/27, art. 99, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2016-04-27/04, art. 117, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen.

  Art. 35.<W 06-07-1967, art. 25> § 1. Elke handeling, verzuim of praktijk die tot gevolg of ten doel heeft de door deze gecoördineerde wetten bepaalde belastingen geheel of gedeeltelijk te ontgaan, wordt gestraft met een geldboete van tweemaal de in 't spel zijnde belasting, onverminderd de betaling van die belasting.
  § 2. Vallen inzonderheid onder toepassing van § 1 :
  1° de exploitatie van een slijterij van gegiste of van geestrijke dranken zonder bij de bevoegde [1 ambtenaar met ten minste een titel van attaché aangeduid door de administrateur-generaal van de douane en accijnzen]1 de in artikel 23 of 24, § 2 of 3, bedoelde aangifte te hebben ingediend;
  2° de aangifte van een onvoldoende huurwaarde of de onjuiste vermelding van de ligging der tot slijterij dienende lokalen. Indien het een vermoede huurwaarde betreft, is het feit slechts strafbaar wanneer de waarde die tot grondslag voor de heffing van de belasting dient, de aangegeven waarde met meer dan 40 pct. te boven gaat;
  3° de niet-betaling, binnen de wettelijke termijnen, van de door deze gecoördineerde wetten bepaalde belastingen of aanvullende belastingen.
  § 3. In geval van herhaling wordt de in § 1 bepaalde geldboete op het dubbele gebracht en wordt de overtreder bovendien gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand.
  
  Art. 35. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 100, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

  ----------
  (1)<W 2016-04-27/04, art. 118, 012; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

  Art. 36.<W 06-07-1967, art. 26> § 1. Worden gestraft met een geldboete van (25 EUR) tot (125 EUR) : <KB 2001-07-13/50, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  1° elke overtreding van deze gecoördineerde wetten, die niet door artikel 35 is bestraft;
  2° elke overtreding van de besluiten ter uitvoering van deze gecoördineerde wetten;
  3° elke weigering van visitatie of elk ander feit dat ertoe strekt de in artikel 46 bedoelde visitaties te verhinderen of te belemmeren;
  4° elke handeling van de slijter, van zijn zaakvoerder of aangestelde of van een derde, die ertoe strekt de opsporing of de vaststelling van de overtredingen te verhinderen of te belemmeren.
  § 2. Bij herhaling wordt de in § 1 bepaalde geldboete op het dubbele gebracht.
  
  Art. 36. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 100, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  Art. 37.<W 06-07-1967, art. 27> § 1. Bij overtreding van artikel 1, 2° tot 10°, en bij overtreding bestraft door artikel 36, § 1, 3° en 4°, wordt de sluiting van de slijterij uitgesproken.
  § 2. Bij overtreding van de artikelen 1, 1°, 28, 30, en 31, wordt de sluiting van de slijterij uitgesproken tot na betaling van de belastingen en geldboeten.
  § 3. Bij overtreding van artikel 2, wordt de sluiting van de slijterij uitgesproken totdat de ontzegde personen niet meer aan de exploitatie ervan deelnemen.
  § 4. Bij overtreding van de artikelen 6 en 29 of van de besluiten ter uitvoering van artikel 5, wordt de sluiting van de slijterij uitgesproken totdat aan de eis van die bepalingen is voldaan.
  
  Art. 37. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 100, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  Art. 38.(Opgeheven) <W 06-07-1967, art. 32, 1°>
  
  Art. 38. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 100, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  Art. 39.(Opgeheven) <W 06-07-1967, art. 32, 1°>
  
  Art. 39. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 100, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  Art. 40.De artikelen 66 en 67 van het Wetboek van strafrecht zijn van toepassing op de bij deze samengeordende wetten bepaalde overtredingen.
  
  Art. 40. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 100, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  Art. 41.<W 06-07-1967, art. 28> De veroordeling met uitstel en de opschorting van de veroordeling, ingevoerd bij de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, zijn niet van toepassing op de in deze gecoördineerde wetten bepaalde straffen, met uitzondering van de hoofdgevangenisstraf.
  
  Art. 41. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 100, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  HOOFDSTUK IX. - Algemene bepalingen.

  Art. 42.De bepalingen van de (algemene wet inzake douane en accijnzen) worden toepasselijk gemaakt op de heffing van de openingsbelasting op de drankslijterijen - met inbegrip van de aanvullende belastingen - van de geldboeten en van de eventuele vervolgingskosten. <W 06-07-1978, art. 2 § 16, 1°>
  
  Art. 42. (Waals gewest)
  [1 Het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen, is van toepassing op de bij dit koninklijk besluit bedoelde belastingen, artikel 28 van dit decreet uitgezonderd.]1

  ----------
  (1)<DWG 2009-12-10/27, art. 101, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

  Art. 43.Op de overtredingen van deze samengeordende wetten zijn toepasselijk de bepalingen van de algemene wet inzake douane en accijnzen namelijk betreffende het opstellen en het visa van de processen-verbaal, het afgeven van de afschriften daarvan, de bewijskracht van die akten, de wijze van vervolging - met inbegrip van de parate executie - de aansprakelijkheid, de medeplichtigheid, de poging tot omkoping, het recht van transactie.
  
  Art. 43. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 102, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  Art. 44.(Opgeheven) <W 06-07-1967, art. 32, 1°>
  
  Art. 44. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 102, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

  

  Art. 45.Alle agenten van het bestuur der directe belastingen en van het bestuur der douanen en accijnzen, alle beëdigde gemeentelijke agenten en de rijkswachters zijn bevoegd de overtredingen van deze samengeordende wetten alleen op te sporen en vast te stellen.
  
  Art. 45. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 102, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  Art. 46.<W 06-07-1967, art. 29> § 1. Gedurende de ganse tijd dat de slijterij van gegiste dranken voor de verbruikers toegankelijk is of dat de slijterij van geestrijke dranken voor de klanten toegankelijk is, mogen de in artikel 45 vermelde personen, zonder bijstand, overgaan tot de visitatie van al de gedeelten van de inrichting, met inbegrip van de aanhorigheden, waartoe de verbruikers en de klanten toegang hebben, zonder dat hoeft te worden nagegaan of die lokalen ja dan neen zijn aangegeven als dienende tot slijterij.
  § 2. Voor de visitatie van het niet voor de verbruikers of de klanten toegankelijk gedeelte van de inrichting, voor de visitatie van de belendende woning alsmede voor de visitatie van elk onroerend goed waarin de exploitatie van een slijterij van gegiste of van geestrijke dranken wordt vermoed is machtiging ((van de rechter in de politierechtbank)) vereist. Die visitaties moeten door ten minste twee beambten geschieden en mogen slechts tussen 5 en 21 uur plaats hebben.
  § 3. Gedurende de visitaties bedoeld in de §§ 1 en 2 van dit artikel, mogen de in artikel 45 genoemde personen :
  1° kosteloos monsters nemen van de voorhanden zijnde dranken; de exploitant moet, desverzocht, ook kosteloos de recipiënten leveren waarin die monsters moeten worden vervat;
  2° voorlegging eisen, zonder verplaatsing, van de facturen, boeken en andere geschriften betreffende de slijterij.
  
  Art. 46. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 102, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  Art. 47.Van het dienstjaar 1952 af is het bestuur der douanen en accijnzen belast met de vestiging en de invordering van de provincietaxes op de slijterijen van gegiste of van geestrijke dranken.
  
  Art. 47. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 102, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  Art. 47bis. <W 06-07-1967, art. 30> Voor de invordering van de in deze gecoördineerde wetten bedoelde belastingen en van de provincietaksen op de slijterijen van gegiste of van geestrijke dranken zijn van toepassing de wijze van vervolging, het voorrecht en de wettelijke hypotheek zoals ze inzake accijnzen gelden.
  
  Art. 47bis. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 102, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  Art. 48. Van het dienstjaar 1953 af en met wijziging van artikel 36 van de wet van 24 december 1948 betreffende de gemeentelijke en provinciale financiën, zijn de provinciën en de gemeenten slechts gemachtigd een jaarlijkse belasting op de slijterijen van gegiste of geestrijke dranken te heffen, met uitsluiting van elke gelijksoortige belasting als de openingsbelasting ten bate van de Staat.

  Art. 49.<W 06-07-1967, art. 31> De bepalingen van titel VII van het Wetboek van de inkomstenbelastingen zijn niet van toepassing op de door deze gecoördineerde wetten ingevoerde belastingen.
  
  Art. 49. (Waals gewest)
  <Opgeheven bij DWG 2009-12-10/27, art. 102, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010>


  HOOFDSTUK X. - (Bepalingen eigen aan de Gewesten waar het tarief van de openingsbelasting tot nul werd verminderd) <W 2005-12-14/35, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 07-01-2006>

  Art. 50. <Hersteld bij L 2005-12-14/35, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 07-01-2006> § 1. De artikelen 23 tot 25ter, 28 en 29 zijn niet van toepassing wanneer ofwel een vaste drankslijterij wordt geopend, ofwel wordt aangevangen met een activiteit van een reizende slijterij, ofwel een gelegenheidsslijterij wordt georganiseerd op het grondgebied van een gemeente die deel uitmaakt van een Gewest dat de openingsbelasting tot nul heeft verminderd.
  § 2. Op basis van een voorafgaande bij de gemeente ingediende aanvraag tot opening van een vaste of reizende drankslijterij, gaat de gemeentelijke overheid van de bij § 1 bedoelde gemeente na :
  1° in hoeverre de vaste drankslijterij aan de voorwaarden, bedoeld bij de artikelen 5 en 6, voldoet;
  2° met betrekking tot de vaste drankslijterijen en reizende slijterijen, in hoeverre de slijter, als bedoeld in artikel 17, § 1, en de bij hem inwonende personen die aan de exploitatie van de slijterij zouden kunnen deelnemen, zich niet bevinden, wat betreft de slijter, in een der gevallen van uitsluiting bepaald bij artikel 1, 2° tot 10°, en wat betreft de bij hem inwonende personen, in een de gevallen van uitsluiting bepaald bij artikel 1, 2° tot 9°.
  § 3. De onder § 2 bedoelde slijterijen mogen slechts worden geopend na een positief bericht van de gemeentelijke overheid, op basis van de controles uitgevoerd overeenkomstig § 2.

  Art. 51. (Opgeheven) <W 06-07-1967, art. 32, 1°>

  Art. 52. (Opgeheven) <W 06-07-1967, art. 32, 1°>

  HOOFDSTUK XI. - Opheffingsbepalingen.

  Art. 53. Afgeschaft worden :
  1° het vergunningsrecht op de slijterijen van alcoholhoudende dranken, gevestigd bij de artikelen 4 tot 14 der wet van 19 augustus 1889;
  2° met ingang van het dienstjaar 1952, de buitengewone opdecime gevestigd op de openingsbelasting op de drankslijterijen bij artikel 7 van de wet van 23 maart 1932.

  Art. 54. Opgeheven worden :
  1° titel III der wet van 12 december 1912;
  2° artikel 2, § 3, artikel 8, § 3, en artikel 15, § 1, 2°, d, der wet van 29 augustus 1919;
  3° met ingang van het dienstjaar 1952 de artikelen 57 tot 61 van de wet van 31 december 1925.

Wijziging(en)