Gecodificeerd Decreet over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020 (citeeropschrift: "Vlaamse Codex Wonen van 2021")

Datum 17/07/2020

Inhoudstafel

  1. Boek 1. Inleidende bepalingen
    1. Deel 1. Algemene bepalingen en definities
    2. Deel 2. Missie van het woonbeleid
    3. [Deel 3. Implementatie kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 19, I: 1 januari 2023)]
  2. Boek 2. Organisatie van het woonbeleid
    1. Deel 1. Proactieve betrokkenheid van stakeholders
    2. Deel 2. Lokaal woonbeleid
      1. Titel 1. Gemeente als regisseur van het lokaal woonbeleid
      2. Titel 2. Verwezenlijking van het sociaal woonaanbod
      3. Titel 3. Leegstandsregister
      4. Titel 4. Register van verwaarloosde woningen en gebouwen
    3. Deel 3. Planning en monitoring
      1. Titel 1. Algemene bepalingen
      2. Titel 2. Gewestelijke objectieven
      3. Titel 3. Verwezenlijking van het sociaal woonaanbod
        1. Hoofdstuk 1. Nulmeting
        2. Hoofdstuk 2. Bindend sociaal objectief
          1. Afdeling 1. Begrip
          2. Afdeling 2. Gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen
        3. Hoofdstuk 3. Impact van een vrijwillige samenvoeging van gemeenten
      4. Titel 4. Standplaatsen voor woonwagens
    4. Deel 4. Territoriale planning
    5. Deel 5. Wetenschappelijk onderzoek
      1. Titel 1. Datawarehouse Wonen
      2. Titel 2. Onderzoekscel
      3. Titel 3. Steekproefonderzoek
  3. Boek 3. Woningkwaliteitsbewaking
    1. Deel 1. Veiligheids- gezondheids- en woningkwaliteitsnormen
    2. Deel 2. Conformiteitsonderzoek
    3. Deel 3. Conformiteitsattest
    4. Deel 4. Waarschuwing
    5. Deel 5. Ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring
      1. Titel 1. Procedure tot ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring
      2. Titel 2. Inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen
    6. Deel 6. Overbewoondverklaring
    7. Deel 7. Herstel en sloop
    8. Deel 8. Herhuisvesting
    9. Deel 9. Strafrechtelijke handhaving
      1. Titel 1. Straffen
      2. Titel 2. Herstel
      3. Titel 3. Procedurele bepalingen
      4. Titel 4. Verzegeling
    10. [Deel 10. Privacy (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 53, I: 20 september 2021)]
    11. Deel 11. Kotlabel en melding van studentenhuisvesting
  4. Boek 4. Woonactoren
    1. Deel 1. Sociale woonorganisaties
      1. Titel 1. Gemeenschappelijke bepalingen
      2. Titel 2. Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen
        1. Hoofdstuk 1. Oprichting en organisatie
        2. Hoofdstuk 2. Opdrachten
        3. Hoofdstuk 3. Bevoegdheden
        4. Hoofdstuk 4. Financiering
      3. [Titel 3. Woonmaatschappijen (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 72, I: 20 september 2021)]
        1. [Hoofdstuk 1. Erkenning en werkingsgebieden (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 73, I: 20 september 2021)]
        2. [Hoofdstuk 2. Rechtsvorm en statuten (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 78, I: 20 september 2021)]
        3. [Hoofdstuk 3. Aandelen, aandeelhouders en algemene vergadering van aandeelhouders (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 82, I: 20 september 2021)]
        4. [Hoofdstuk 4. Bestuur (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 86, I: 20 september 2021)]
        5. [Hoofdstuk 5. Doel, voorwerp, opdrachten en bevoegdheden (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 89, I: 20 september 2021)]
        6. [Hoofdstuk 6. Vermogen van de woonmaatschappij en instandhouding ervan (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 103, I: 20 september 2021)]
        7. [Hoofdstuk 7. Interne en externe controle, toezicht, rekeningstelsel en rapportering (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 107, I: 20 september 2021)]
        8. [Hoofdstuk 8. Financiering (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 116, I: 20 september 2021)]
        9. [Hoofdstuk 9. Sancties (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 121, I: 20 september 2021)]
        10. [Hoofdstuk 10. Diverse bepalingen (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 125, I: 20 september 2021)]
      4. Titel 4. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)]
        1. Hoofdstuk 1. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)]
        2. Hoofdstuk 2. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)]
        3. Hoofdstuk 3. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)]
        4. Hoofdstuk 4. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)]
        5. Hoofdstuk 5. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)]
        6. Hoofdstuk 6. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)]
      5. Titel 5. Vlaams Woningfonds
      6. Titel 6. Huurdersbonden
        1. Hoofdstuk 1. Erkenning
        2. Hoofdstuk 2. Opdrachten
        3. Hoofdstuk 3. Subsidie
        4. Hoofdstuk 4. Sancties
        5. Hoofdstuk 5. Ondersteuningsstructuur
    2. Deel 2. Andere woonactoren
      1. Titel 1. Verhuurdersorganisaties
        1. Hoofdstuk 1. Erkenning
        2. Hoofdstuk 2. Opdrachten
        3. Hoofdstuk 3. Subsidie
        4. Hoofdstuk 4. Sancties
      2. Titel 2. Voorbehouden voor toekomstig gebruik
    3. Deel 3. Toezicht
      1. Titel 1. Toezicht op woonactoren
      2. Titel 2. Profiel, statuut en ambtsgebied van de toezichthouder
      3. Titel 3. Uitoefening van het toezicht
      4. Titel 4. Sancties en maatregelen
        1. Hoofdstuk 1. Schorsing en vernietiging
        2. Hoofdstuk 2. Administratieve geldboete
  5. Boek 5. Instrumenten van het woonbeleid
    1. Deel 1. Fondsen
      1. Titel 1. Fonds voor de Huisvesting
      2. Titel 2. [... (opgeh. decr. 3 juni 2022, art. 43, I: 1 januari 2023)]
      3. Titel 3. [... (opgeh. decr. 3 juni 2022, art. 44, I: 1 januari 2023)]
      4. Titel 4. Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen
    2. Deel 2. Financiering van woonprojecten
      1. Titel 1. Sociale woonprojecten
      2. Titel 2. Bevordering van rationeel energieverbruik
      3. Titel 3. Aanleg en aanpassing van wooninfrastructuur
        1. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
        2. Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen voor de privésector
      4. Titel 4. Huurverminderingen
        1. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
        2. Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen voor [woonmaatschappijen (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 140, I: 20 september 2021)]
      5. Titel 5. Verhuring, verbetering en aanpassing van woningen voor personen met een handicap
      6. Titel 6. Verwerving van bebouwde en onbebouwde onroerende goederen
      7. Titel 7. Activeringsprojecten
      8. Titel 8. Sociaal woonbeleidsconvenant
      9. [Titel 9. Huurwoningen gerealiseerd door een private initiatiefnemer (ing. decr. 21 april 2023, art. 46, I: 30 juni 2023)]
    3. Deel 3. Subsidie voor woonwagenterreinen
    4. Deel 4. Leningen en waarborgen
      1. Titel 1. Sociale lening met gewestwaarborg
      2. Titel 2. Bijzondere sociale leningen
      3. Titel 3. Huurwaarborglening
      4. Titel 4. Verzekering gewaarborgd wonen
      5. [Titel 5. Verbouwlening (ing. decr. 6 mei 2022, art. 9, I: 14 juni 2022)]
    5. Deel 5. Tegemoetkomingen
      1. Titel 1. Algemene bepalingen
      2. Titel 2. Tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders
      3. Titel 3. Tegemoetkoming voor kandidaat-huurders
      4. Titel 4. Tegemoetkoming voor te bouwen, te renoveren, te verbeteren of aan te passen woningen
    6. Deel 6. Recht van voorkoop
    7. Deel 7. Sociaal beheer van woningen
    8. Deel 8. Overdracht van onroerende goederen aan particulieren
    9. Deel 9. Bescheiden woonaanbod
      1. Titel 1. Normen en lasten
        1. Hoofdstuk 1. Gewestelijke en gemeentelijke normen
        2. Hoofdstuk 2. Normen in plangebieden
        3. Hoofdstuk 3. Uitzondering
        4. Hoofdstuk 4. Lasten
      2. Titel 2. Indicatieve streefprijzen [... (opgeh. decr. 21 april 2023, art. 67, I: 30 juni 2023)]
    10. Deel 10. Activeringstoezicht
    11. Deel 11. Huurschatter
  6. Boek 6. Sociale huur
    1. Deel 1. Algemene bepalingen
    2. Deel 2. Woningregister
    3. Deel 3. Inschrijvingsregister en inschrijvingsvoorwaarden
      1. Titel 1. Inschrijvingsregister
      2. Titel 2. Inschrijvingsvoorwaarden
    4. Deel 4. Toelatingsvoorwaarden en toewijzing
      1. Titel 1. Toelatingsvoorwaarden
      2. Titel 2. Toewijzing
        1. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
        2. [Hoofdstuk 2. Toewijzingsreglement (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 172, I: 1 januari 2024)]
    5. Deel 5. Verhaal
    6. Deel 6. Huurovereenkomst
      1. Titel 1. Vereiste van een geschrift
      2. Titel 2. Plaatsbeschrijving
    7. Deel 7. Verplichtingen van de verhuurder
    8. Deel 8. Verplichtingen van de huurder
    9. Deel 9. Financiële aspecten van de huurovereenkomst
      1. Titel 1. Huurprijs
      2. Titel 2. [Kosten, lasten en vergoedingen (verv. Decr. 6 mei 2022, art. 6, I: 1 maart 2021)]
      3. Titel 3. Huurwaarborg
    10. [Deel 10. Duur en einde van het woonrecht en de huurovereenkomst (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 180, I: 1 januari 2023)]
      1. [Titel 1. Het woonrecht en de huurovereenkomst (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 181, I: 1 januari 2023)]
        1. [... (opgeh. Decr. 21 april 2023, art. 75)]
        2. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 187, I: 1 januari 2023)]
      2. Titel 2. Opzegging door de verhuurder
      3. Titel 3. Opzegging door de huurder
      4. [Titel 4. Beëindiging van rechtswege (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 191, I: 1 maart 2022)]
    11. Deel 11. Verhuring buiten het sociale huurstelsel
    12. Deel 12. Toezicht, maatregelen en sancties
      1. Titel 1. Algemene bepalingen
      2. Titel 2. Administratieve maatregelen
      3. Titel 3. Administratieve geldboete
      4. Titel 4. Strafsancties
  7. Boek 7. Slotbepalingen

Inhoud

Boek 1. Inleidende bepalingen (... - ...)

Deel 1. Algemene bepalingen en definities (... - ...)

Artikel 1.1. (01/01/2021- ...)

Deze codex regelt een gewestaangelegenheid.
 

Artikel 1.2. (01/01/2021- ...)

Deze codex wordt aangehaald als: de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

Artikel 1.3. (19/04/2024- ...)

§1. In deze codex en de besluiten genomen ter uitvoering ervan wordt verstaan onder:
1° aanpassing: de uitvoering van specifieke werkzaamheden om een woning te doen beantwoorden aan de woningbezetting, de gezinssamenstelling of aan de fysieke mogelijkheden van bejaarden en personen met een handicap;
1° /1 algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG;
1°/2 arbeidskracht: een persoon die:
a)    ofwel uitsluitend gedurende en wegens zijn effectieve tewerkstelling in
het Vlaamse Gewest verblijft en er gehuisvest is;
b)    ofwel gewoonlijk zijn inschrijving in de bevolkingsregisters in het Vlaamse Gewest heeft, maar gedurende en wegens zijn tewerkstelling in het Vlaamse Gewest dermate ver van zijn domicilie gehuisvest is, dat hij onmogelijk dagelijks naar zijn domicilie kan terugkeren
2° ...;
3° bescheiden woonaanbod: het aanbod aan huurwoningen, koopwoningen en kavels, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat met behoud van de toepassing van artikel 5.94, §1, tweede lid en artikel 5.96, tweede lid, bestaat uit:
a) kavels met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
b) eengezinswoningen met een bouwvolume van ten hoogste 550 m³;
c) overige woningen met een bouwvolume van ten hoogste 240 m³, te verhogen met 50 m³ voor woningen met drie of meer slaapkamers;
4° bestaande woonkern: een gebied met dichte bebouwing, bestemd voor bewoning, waar gemakkelijk een aansluiting op bestaande infrastructuur kan worden gerealiseerd en dat gekarakteriseerd wordt door de effectieve beschikbaarheid van primaire voorzieningen van dagelijkse, commerciële, dienstverlenende en socio-culturele aard;
4°/1 betaalbare studentenkamer: een kamer die gerealiseerd wordt door een woonmaatschappij en die wordt verhuurd door een hogeronderwijsinstelling of een lokaal bestuur volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 4.42/2;
5° beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
a) een aangetekend schrijven;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
c) elke andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;
6° bouwgronden: gronden, met uitsluiting van kavels, die palen aan een voldoende uitgeruste weg in de zin van artikel 4.3.5, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en gelegen zijn in een woongebied of in een woonuitbreidingsgebied dat reeds voor bebouwing in aanmerking komt blijkens een principiële beslissing of op grond van artikel 5.6.6 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
7° conforme woning: een woning die geen enkel gebrek als vermeld in artikel 3.1, §1, derde lid, 2° en 3°, vertoont;
8° conformiteit: het vertonen van geen enkel gebrek als vermeld in artikel 3.1, §1, derde lid, 2° en 3°;
9° decreet Grond- en Pandenbeleid: het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
10° distributienetbeheerders: de natuurlijke personen of rechtspersonen, vermeld in artikel 2, 8°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, en artikel 1, 31°, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;
11° doortrekkersterrein: een terrein dat bestemd en ingericht is voor het tijdelijk plaatsen van verkeerswaardige woonwagens;
12° eengezinswoning: elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, waarin zich geen andere woningen bevinden;
13° ...;
14° gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
14°/1 geconventioneerde huurwoning: een woning die gerealiseerd wordt door een private initiatiefnemer of een woonmaatschappij en die wordt verhuurd aan een afgebakende doelgroep van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die wordt bepaald door de Vlaamse Regering krachtens artikel 4.42 en 5.52/1;
15° Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem: het registratiesysteem in de zin van titel II, hoofdstuk 4, van de verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001;
16° gemeenschappelijk wonen: een woonvorm in een gebouw of gebouwencomplex dat wonen als hoofdfunctie heeft en uit verschillende woongelegenheden bestaat, waarbij minimaal twee huishoudens op vrijwillige basis minimaal één leefruimte delen en daarnaast elk over minimaal één private leefruimte beschikken en waarbij de bewoners samen instaan voor het beheer;
17° gemeenschapsvoorzieningen: de installaties of gebouwen van collectieve aard en van sociaal of cultureel belang, met inbegrip van voorzieningen die bijdragen tot een verwevenheid van functies op buurtniveau;
18° gewestelijk ambtenaar: de ambtenaar die met toepassing van de regels, vastgesteld door de Vlaamse Regering wordt aangewezen en die binnen zijn ambtsgebied belast is met opdrachten inzake kwaliteitsbewaking, zoals bedoeld in boek 3;
19° gezin: meerdere personen die op duurzame wijze in dezelfde woning samenwonen en daar hun hoofdverblijfplaats hebben;
20° groepswoningbouw: het gemeenschappelijk oprichten van woningen die een gemeenschappelijke werf hebben en fysisch of stedenbouwkundig met elkaar verbonden zijn;
20°/1 hogeronderwijsinstelling: universiteit en hogeschool als vermeld in artikel II.2 en II.3 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
21° hoofdverblijfplaats: de woning waar een gezin of een alleenstaande effectief en gewoonlijk verblijft;
22° houder van het zakelijk recht: de persoon of de personen met een recht van volle eigendom, opstal, erfpacht of vruchtgebruik met betrekking tot een gebouw of een woning;
23° inventaris: de inventaris, vermeld in artikel 3.19;
24° inventarisbeheerder: de gewestelijke entiteit die met toepassing van artikel 3.19, §1, tweede lid, door de Vlaamse Regering belast wordt met het beheer van de inventaris;
25° kamer: een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt;
26° kavels: de in een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden van een niet vervallen verkaveling afgebakende percelen;
27° landmeter-expert: de landmeter-expert, ingeschreven op het tableau van de beoefenaars van het beroep als bedoeld in de wet van 11 mei 2003 tot bescherming van de titel en van het beroep van landmeter-expert en op wie het koninklijk besluit van 15 december 2005 tot vaststelling van de voorschriften inzake de plichtenleer van de landmeter-expert van toepassing is;
28° NBN EN 14604: Belgische norm inzake rookmelders, waarvan de registratie door het Belgisch Instituut voor Normalisatie werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 22 februari 2006, en de later bekendgemaakte wijzigingen ervan. Het is de omzetting van de Europese geharmoniseerde norm CE EN 14604;
29° niet-residentiële ruimte: elk onroerend goed of deel ervan dat niet bestemd is voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande en dat geen gemeenschapsvoorziening is noch een specifieke voorziening zoals bedoeld in artikel 5.40;
30° nutsbedrijven: de instanties die in het kader van de openbare nutsvoorziening instaan voor de levering van water;
31° onaangepaste woning: een woning die niet aangepast is aan de fysieke mogelijkheden van bejaarden of personen met een handicap;
32° onbebouwd: beantwoordend aan de criteria voor opname in het register van onbebouwde percelen, gesteld bij en krachtens artikel 5.6.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
33° onbewoonbare woning: een woning met minstens één gebrek van categorie III als vermeld in artikel 3.1, §1, derde lid, 3°;
34° ongeschikt gebouw: een gebouw dat niet meer geschikt is voor een gebruik waarvoor het oorspronkelijk bestemd was;
35° ongeschikte woning: een woning met minstens één gebrek van categorie II als vermeld in artikel 3.1, §1, derde lid, 2°, of van categorie III als vermeld in artikel 3.1, §1, derde lid, 3°;
36° opvulbouw: de realisatie van één of meer woningen binnen een bestaande woonkern, die in verhouding tot het aantal bestaande woningen een klein deel ervan uitmaken;
37° overbewoonde woning: een woning waar een overschrijding van de bezettingsnorm, vastgesteld met toepassing van artikel 3.1, §1, vierde lid, een veiligheids- of gezondheidsrisico of mensonwaardige levensomstandigheden veroorzaakt;
38° personen met een handicap: personen die voldoen aan de criteria om een attest te bekomen volgens het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de attesten die in aanmerking worden genomen om een ernstige handicap vast te stellen;
39° plan van aanleg: een gewestplan, een algemeen plan van aanleg of een bijzonder plan van aanleg;
40° register van onbebouwde percelen: het register, vermeld in artikel 5.6.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
41° renovatie: de uitvoering van structurele ingrepen die vooral betrekking hebben op de stabiliteit, de bouwfysica of de veiligheid, aan een woning of gebouw dat bestemd is om te worden bewoond;
42° renovatie- of opvulbouwproject: een sociaal woonproject dat omvangrijke structurele ingrepen inhoudt, met name renovatie, vervangingsbouw en/of opvulbouw, met betrekking tot één of meer woningen, gebouwen of percelen die gelegen zijn in een bestaande woonkern;
43° residentieel woonwagenterrein: een terrein dat bestemd en ingericht is voor het sedentaire wonen in een woonwagen en waarop een beperkte ambachtelijke en/of commerciële activiteit kan plaatsvinden in overeenstemming met de heersende wetgeving;
44° rookmelder: een apparaat conform NBN EN 14604 dat reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en dat niet van het ionische type is;
45° schattingsprijs: de raming van de waarde van een onroerend goed door een van de volgende personen of instanties, op voorwaarde dat een raming van een persoon of instantie als vermeld in punt a) en b), primeert op een raming van een persoon of instantie als vermeld in punt c), d) en e):
a) een schatter-onderhandelaar van de Vlaamse Belastingdienst die bevoegd is voor schattingen;
b) ...;
c) een notaris;
d) een landmeter-expert, na gezamenlijk akkoord over de schatter;
e) een ambtenaar die gemachtigd is door de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, als die dienst zelf geen partij is bij de onroerende transactie waarvoor het schattingsverslag wordt opgemaakt;
46° sociaal woonaanbod: het aanbod aan huurwoningen, koopwoningen en kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden:
a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en de woonmaatschappijen ter uitvoering van deze codex;
b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd;
47° sociale contextfactoren: gemeentelijke karakteristieken met een potentiële impact op de nood aan een sociaal woonaanbod, zoals:
a) het bestaande en geplande aanbod aan woonvoorzieningen die opvang en hulp aanbieden;
b) het bestaande en geplande aanbod aan huurwoningen die gehuurd worden middels een gewestelijke of gemeentelijke huursubsidie of tegemoetkoming in de huurprijs;
c) het desgevallend door de gemeente geïnventariseerde bescheiden woonaanbod;
48° ...
49° sociale huurwoning: een woning die niet behoort tot het bescheiden woonaanbod, vermeld in punt 3°, die geen geconventioneerde huurwoning is en die als hoofdverblijfplaats verhuurd of onderverhuurd wordt door:
a) de VMSW of een woonmaatschappij;
b) ...
c) het Vlaams Woningfonds, een gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW of een welzijnsvereniging, voor zover er voor die woning een van de volgende subsidies werd verleend:
1) een subsidie met toepassing van artikel 38, tweede lid, 5°, van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd bij de wet van 2 juli 1971;
2) een subsidie als vermeld in artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, artikel 4.16, eerste lid, of in boek 5, deel 2, titel 1, 2, 3, 4, 5 of 6;
d) een gemeente, een OCMW of een sociale woonorganisatie, met uitzondering van de huurdersorganisaties, voor zover op de woning het sociaal beheersrecht, vermeld in artikel 5.82, wordt uitgeoefend of voor zover het een woning als vermeld in artikel 3.30, §2, betreft;
e) een gemeente of een OCMW, voor zover de woning verworven werd met toepassing van het recht van voorkoop, vermeld in artikel 5.76;
f) een gemeente of een intergemeentelijk samenwerkingsverband, voor zover er toepassing gemaakt wordt van artikel 2.8;
50° sociale kavel: een in een goedgekeurde en niet-vervallen verkaveling gelegen afgebakend perceel, voorzien van de nodige infrastructuur en nutsvoorzieningen, dat wordt bestemd om verkocht te worden aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden door:
a) de VMSW of een woonmaatschappij;
b) een gemeente of een intergemeentelijk samenwerkingsverband, voor zover er met betrekking tot dat perceel een van de volgende gevallen zich voordoet:
1) er werd een subsidie verleend als vermeld in punt 50°, c);
2) er wordt toepassing gemaakt van artikel 2.8;
c) een gemeente, voor zover het perceel verworven werd met toepassing van het recht van voorkoop;
51° sociale koopwoning: een woning die wordt bestemd om verkocht te worden aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden door:
a) de VMSW of een woonmaatschappij;
b) een gemeente of een intergemeentelijk samenwerkingsverband, voor zover er toepassing gemaakt wordt van artikel 2.8;
c) het Vlaams Woningfonds, een gemeente of een intergemeentelijk samenwerkingsverband, voor zover er voor die woning een subsidie verleend werd als vermeld in artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, in boek 5, deel 2, titel 1, 2, 3, 4, 5 of 6;
d) een gemeente, voor zover de woning verworven werd met toepassing van het recht van voorkoop;
52° sociale lening: een lening die overeenkomstig de bepalingen van boek 5, deel 4, titel 1 en 2, aan een gezin of alleenstaande wordt toegekend voor de bouw, de verwerving, de renovatie, de verbetering of de aanpassing van een woning en die gedekt is door een hypotheek op die woning;
53° sociale woonorganisaties: de VMSW, een woonmaatschappij, het Vlaams Woningfonds of een huurdersbond;
54° subsidiabel bedrag: de kostprijs van de gesubsidieerde verrichting of het bedrag dat de Vlaamse Regering vaststelt en waarop de subsidie of de tegemoetkoming wordt berekend;
55° subsidie: een voordeel dat betrekking heeft op een woonproject en krachtens deze codex wordt verleend aan andere initiatiefnemers dan gezinnen of alleenstaanden;
56° tegemoetkoming: een voordeel dat krachtens deze codex wordt verleend aan gezinnen of alleenstaanden;
57° venale waarde: de prijs die de meestbiedende kandidaat-koper bereid zou zijn te betalen als een onroerend goed te koop gesteld zou worden onder de meest gunstige voorwaarden en na een degelijke voorbereiding;
58° verbetering: de uitvoering van beperkte ingrepen aan een woning, vooral met betrekking tot het comfort, de toegankelijkheid, de energie-efficiëntie of de privacy ten aanzien van de onmiddellijke woonomgeving;
59° vervangingsbouw: een gebouw of woning volledig afbreken en op hetzelfde perceel een of meer nieuwe woningen oprichten;
59°/1 verwerkingsverantwoordelijke: de persoon, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming;
60° Vlaamse besturen:
a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen;
b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten;
c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen;
d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;
e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn;
f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen;
g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten;
61° Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening: de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009;
61°/1 Vlaamse Dienstenintegrator: de Vlaamse dienstenintegrator, vermeld in artikel 3 van het decreet van 13 juli 2012 houdende oprichting en organisatie van een Vlaamse Dienstenintegrator;
62° Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden:
a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen;
b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes:
1) een administratief toezicht;
2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen;
3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht;
63° Vlabinvest apb: het Agentschap voor Woon- en Zorginfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant, opgericht als het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant bij artikel 1 van het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 22 oktober 2013, en omgevormd tot het Agentschap voor Woon- en Zorginfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant bij besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant;
64° welzijnsvereniging: een vereniging als vermeld in deel 3, titel 4, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
65° werkdag: elke kalenderdag, behalve een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag;
65° /1 werkingsgebied: een werkingsgebied als vermeld in artikel 4.37;
66° woning: elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;
67° woonbehoeftig: verkerend in een feitelijke economische en maatschappelijke situatie waarin een behoorlijke huisvesting slechts kan worden verworven of behouden met extra of omvattende steun;
68° woongebied: de gebieden die:
a) ofwel geordend worden door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteren onder de categorie van gebiedsaanduiding “wonen”;
b) ofwel geordend worden door een plan van aanleg en aangewezen zijn als woongebied in de zin van artikel 5.1.0 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen;
69° wooninspecteur: het personeelslid van de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid en die belast is met de handhaving van de woningkwaliteitsbewaking, vermeld in boek 3, deel 9, die met toepassing van artikel 1.8, § 2, eerste lid, door de Vlaamse Regering aangewezen wordt als wooninspecteur;
70° woonproject: een sociaal woonproject of een ander woonproject dat wordt opgezet om te voorzien in de huisvesting van gezinnen of alleenstaanden of om hun woonsituatie te verbeteren.
Een woonproject is sociaal wanneer het de realisatie van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels, met inbegrip van de eventuele gemeenschappelijke voorzieningen en bescheiden huurwoningen betreft.
Een sociaal woonproject is gemengd wanneer aan minstens één van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) het woonproject omvat of realiseert een menging van sociale huurwoningen met sociale koopwoningen en/of bescheiden huurwoningen;
b) de sociale huurwoningen en/of sociale koopwoningen worden zodanig geïntegreerd in de bestaande woonstructuur dat er een menging ontstaat met woningen van de privésector;
71° woonreservegebied: de als dusdanig op een plan van aanleg aangewezen gebieden;
72° woonuitbreidingsgebied: de gebieden, aangewezen in een plan van aanleg op grond van artikel 5.1.1 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen;
73° woonwagen: een woongelegenheid, gekenmerkt door flexibiliteit en verplaatsbaarheid, bestemd voor permanente en niet-recreatieve bewoning;
74° ...;
75° zorgvoorziening: een voorziening van een door de Vlaamse Gemeenschap erkende organisatie die activiteiten uitoefent op het domein van de zorgverstrekking, de gezondheidsopvoeding, de preventieve gezondheidszorg, het gezin, het maatschappelijk welzijn, het onthaal en de integratie van inwijkelingen, de personen met een handicap, de ouderen, de jeugdbescherming of de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale reintegratie, vermeld in artikel 5, § 1, I en II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met uitzondering van organisaties die activiteiten uitoefenen op het domein van het medisch verantwoord sporten en centra voor leerlingenbegeleiding.

De Vlaamse Regering kan de betekenis van bovengenoemde begrippen nader omschrijven, met uitzondering van de punten 3°, 6°, 11°, 12°, 14°, 15°, 20°, 26°, 32°, 39°, 40°, 43°, 45°, 46°, 47°, 60°, 61°, 62°, 68°, 71°, 72°, 74° en 75°.

§2. De Vlaamse Regering bepaalt per vorm van steunverlening de criteria voor de evaluatie van de feitelijke situatie, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 67°, waarbij de inkomensgrenzen telkens worden vastgesteld in verhouding tot de gezinssamenstelling.

De Vlaamse Regering kan een bijzondere regeling treffen ten aanzien van de huurder, die niet onder de toepassing valt van boek 6 en wiens recht op wonen wordt uitgeoefend met toepassing van woonbehoeftigheidsvoorwaarden die niet werden bepaald volgens het eerste lid, wanneer de betrokken woning een sociale huurwoning wordt.

§3. De Vlaamse Regering kan andere dan de in paragraaf 1, eerste lid, 38°, bedoelde criteria vaststellen op grond waarvan personen, voor de toepassing van deze codex, kunnen worden erkend als personen met een handicap.

§4. De Vlaamse Regering kan een niet-limitatieve lijst opstellen van de Vlaamse semipublieke rechtspersonen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 62°.

§5. Voor de toepassing van deze codex en zijn uitvoeringsbesluiten wordt het aanbod aan huur- en koopwoningen en kavels die gefinancierd worden door het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, opgericht bij artikel 16 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van deze codex, of door Vlabinvest apb, beschouwd als sociaal woonaanbod in de zin van paragraaf 1, eerste lid, 46°.

Artikel 1.4. (20/09/2021- ...)

Gemeenten kunnen de verrichtingen die zij krachtens boek 5 en 6 kunnen uitvoeren, geheel of gedeeltelijk laten uitvoeren door een autonoom gemeentebedrijf als vermeld in deel 2, titel 3, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur. In dat geval worden, voor de toepassing van deze codex en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan, de woorden “de gemeente” gelezen als “het autonoom gemeentebedrijf”.

Deel 2. Missie van het woonbeleid (... - ...)

Artikel 1.5. (01/01/2021- ...)

Iedereen heeft recht op menswaardig wonen.

Daartoe moet de beschikking over een aangepaste woning, van goede kwaliteit, in een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid worden bevorderd.

Artikel 1.6. (01/01/2021- ...)

§1. Het Vlaamse woonbeleid schept, binnen de perken van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, de voorwaarden voor de verwezenlijking van het recht op menswaardig wonen door
1° huur- en koopwoningen beschikbaar te stellen tegen sociale voorwaarden;
2° de renovatie, verbetering of aanpassing van het woningbestand te bevorderen en zo nodig over te gaan tot vervanging ervan;
3° huisvestingsondersteuning te bieden aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden;
4° initiatieven te ontwikkelen om
a) de prijzen te beheersen van gronden, bestemd voor woningbouw, en van panden, bestemd voor bewoning;
b) groepen van woningen functioneel in te richten;
c) de woonsituatie te verbeteren van bewoners die gehuisvest zijn in een woonwagen.
5° een gerichte ondersteuning te bieden om een kwalitatief en betaalbaar aanbod aan huurwoningen te stimuleren op de private huurmarkt, waarbij een evenwicht wordt nagestreefd tussen de belangen van huurders en verhuurders.

Het Vlaams woonbeleid heeft in het bijzonder aandacht voor de meest behoeftige gezinnen en alleenstaanden.

§2. Het woonbeleid is gericht op:
1° de realisatie van optimale ontwikkelingskansen voor iedereen;
2° een optimale leefbaarheid van de wijken;
3° het bevorderen van de integratie van bewoners in de samenleving;
4° het bevorderen van gelijke kansen voor iedereen.

§3. Ter uitvoering van de doelstellingen, bepaald in §2, kan de Vlaamse Regering bij de concretisering van de haar bij andere bepalingen uit dit decreet toegestane delegaties, maatregelen nemen die gericht zijn op:
1° de kwaliteit van de woningen;
2° de kwaliteit van de woonomgeving;
3° het samenleven van de bewoners in de wijk;
4° de betaalbaarheid;
5° de participatie van de betrokken bewonersgroepen;
6° de woonzekerheid.

Bij projecten van nieuwbouw of renovatie wordt gestreefd naar een vermenging van soorten woningen en woningtypes en naar een goede integratie van nieuwe projecten in de bestaande omgeving.

§4. Het Vlaams woonbeleid moedigt bij de bouw, aanpassing, verbetering of renovatie van woningen, waarvoor krachtens deze codex subsidies of tegemoetkomingen worden verleend, het prijsbewuste gebruik van ecologisch verantwoorde bouwmaterialen en bouwwijzen aan.

Artikel 1.7. (01/01/2021- ...)

§1. De Vlaamse Regering stelt in 2017 een Woonbeleidsplan Vlaanderen vast.

Het Woonbeleidsplan Vlaanderen bevat:
1° een informatief gedeelte;
2° een gedeelte met de langetermijnvisie en langetermijndoelstellingen voor het Vlaamse woonbeleid met tijdshorizon 2050.

Het Woonbeleidsplan Vlaanderen moet de realisatie van de doelstellingen, vermeld in artikel 1.5 en 1.6, garanderen op de lange termijn. De langetermijnvisie en -doelstellingen worden vijftienjaarlijks herzien door de Vlaamse Regering. Ze kunnen worden herzien naar aanleiding van maatschappelijke evoluties of nieuwe inzichten uit wetenschappelijk onderzoek.

§2. In het eerste jaar van iedere legislatuur wordt door de Vlaamse Regering een actieprogramma vastgesteld dat een selectie van initiatieven bevat die op korte termijn kunnen worden opgestart of voortgezet en die bijdragen aan de realisatie van de langetermijndoelstellingen. Tegelijkertijd wordt een actualisatie van het informatieve gedeelte vastgesteld.

[Deel 3. Implementatie kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 19, I: 1 januari 2023)] (... - ...)

Artikel 1.8. (01/01/2023- ...)

§ 1. Het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van 22 maart 2019 is, met uitzondering van artikel 22, § 2, van dit kaderdecreet, van toepassing op de handhaving van de woningkwaliteitsbewaking, vermeld in boek 3.

§ 2. De door de Vlaamse Regering als wooninspecteurs aangewezen personeelsleden zijn van rechtswege officier van gerechtelijke politie - hulpofficier van de procureur des Konings, bestuurlijke opsporingsagent en toezichthouder in de zin van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van 22 maart 2019. In hun hoedanigheid van bestuurlijk opsporingsagent beschikken ze over de bevoegdheid, vermeld in artikel 30, § 1 en § 2, van voormeld decreet.

De personeelsleden van de politiediensten, vermeld in artikel 26, § 3, van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van 22 maart 2019, zijn bevoegd voor de bestuurlijke opsporing van de inbreuken, vermeld in artikel 3.55 van deze codex, volgens de bepalingen van hoofdstuk 4 van hetzelfde kaderdecreet. Personeelsleden van de politiediensten die officier van bestuurlijke politie zijn, beschikken daarvoor van rechtswege over de bevoegdheden, vermeld in artikel 30, § 1 en § 2, van voormeld decreet.

Voor de toepassing van artikel 20, § 5, tweede lid, van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van 22 maart 2019 worden sociale verhuurders gelijkgesteld met de overheden die afschriften van processen-verbaal of verslagen van vaststelling mogen ontvangen voor de daar bepaalde doeleinden.".

Boek 2. Organisatie van het woonbeleid (... - ...)

Deel 1. Proactieve betrokkenheid van stakeholders (... - ...)

Artikel 2.1. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering waakt erover dat in het beleidsveld Wonen de proactieve betrokkenheid van stakeholders wordt opgenomen om de volgende doelen te realiseren:
1° maatschappelijke tendensen capteren en wijzigingen in het werkveld signaleren die het Vlaamse woonbeleid aanbelangen, alsook de gevolgen ervan voor het Vlaamse woonbeleid duiden;
2° reflecteren over initiatieven met betrekking tot het beleidsveld Wonen of tot belendende beleidsvelden die een impact op het beleidsveld Wonen hebben;
3° verbetervoorstellen aangeven die het beleidsveld Wonen ten goede komen.

Met het oog op de realisatie van de doelen, vermeld in het eerste lid, kan de Vlaamse Regering een proactief stakeholdersplatform oprichten.

Deel 2. Lokaal woonbeleid (... - ...)

Titel 1. Gemeente als regisseur van het lokaal woonbeleid (... - ...)

Artikel 2.2. (20/09/2021- ...)

§1. De gemeente is verantwoordelijk voor het uitwerken van haar woonbeleid op lokaal vlak waarbij aandacht uitgaat naar het stimuleren van sociale woonprojecten, het ondersteunen van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden en het uitwerken van een bewaking van de kwaliteit van het woonpatrimonium en de woonomgeving.

§2. De gemeente stimuleert de realisatie van sociale woonprojecten op haar grondgebied, ongeacht de initiatiefnemer. De gemeente gaat, volgens de procedure en in de gevallen die door de Vlaamse Regering worden bepaald, na of sociale woonprojecten op haar grondgebied door een woonmaatschappij kunnen worden gerealiseerd.

De gemeente draagt er zorg voor dat de woonprojecten en individuele verrichtingen van de sociale woonorganisaties, het OCMW of haarzelf in het belang van de bewoners op elkaar worden afgestemd. Daartoe ziet de gemeente erop toe dat de sociale woonorganisaties zoveel mogelijk onderling overleg plegen. Ze kan de sociale woonorganisaties, het OCMW en de lokale welzijnsorganisaties voor overleg samenroepen. De sociale woonorganisaties zijn verplicht in te gaan op de vraag tot overleg vanwege de gemeente.

Artikel 2.3. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering begeleidt en ondersteunt de gemeenten bij het uitwerken van hun woonbeleid en in het bijzonder bij het toezien op de coördinatie met het Vlaamse woonbeleid. De entiteit die door de Vlaamse Regering belast wordt met de ondersteuning van het lokale woonbeleid kan deelnemen aan de overlegvergaderingen, die door de gemeente met toepassing van artikel 2.2, §2, worden samengeroepen. Ze kan ook op eigen initiatief een dergelijke overlegvergadering samenroepen.

Artikel 2.4. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan, binnen de perken van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven en onder de voorwaarden die ze heeft bepaald, de gemeentelijke en intergemeentelijke werking met het oog op het realiseren van de opdrachten vermeld in artikel 2.2 en het verbeteren van de dienstverlening aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden, subsidiëren.

De Vlaamse Regering stelt de bijzondere regels vast voor de toekenning en de verdeling van de subsidies

Artikel 2.5. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering waakt erover dat de uitvoering van het gemeentelijk woonbeleid wordt gevolgd.

Titel 2. Verwezenlijking van het sociaal woonaanbod (... - ...)

Artikel 2.6. (01/01/2021- ...)

Bij de organisatie van een grootschalig steekproefonderzoek als vermeld in artikel 2.40, berekent elke gemeente, voor haar grondgebied, de gezamenlijke oppervlakte van de onbebouwde bouwgronden en kavels in eigendom van Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen, met uitzondering van de gronden die voldoen aan één of meer van de bijzondere karakteristieken, vermeld in artikel 5.107, 1°.

Door middel van haar regiefunctie, vermeld in artikel 2.2, waakt de gemeente er over dat de diverse Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen geconcerteerde acties ondernemen opdat, binnen een periode van tien jaar naar aanleiding van de organisatie van een grootschalig steekproefonderzoek als vermeld in artikel 2.40, de gezamenlijke oppervlakte aangewend wordt om het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.27, te behalen. De gemeenteraad stelt ter zake een actieprogramma vast.

Artikel 2.7. (01/01/2021- ...)

De eerste gemeentelijke berekening van de gezamenlijke oppervlakte van onbebouwde bouwgronden en kavels in eigendom van Vlaamse besturen gebeurt in afwijking van artikel 2.6, eerste lid, uiterlijk op 31 oktober 2010. De resultaten van die berekening gelden tot en met 31 december 2025.

In afwijking van artikel 2.6, eerste lid, kan elke gemeente in de periode 2009-2025, voor haar grondgebied, de gezamenlijke oppervlakte van de onbebouwde bouwgronden en kavels in eigendom van Vlaamse semipublieke rechtspersonen berekenen. De resultaten van die berekening gelden tot en met 31 december 2025.

In afwijking van artikel 2.6, tweede lid, waakt de gemeente erover dat gezamenlijke oppervlakte, berekend conform het eerste lid, aangewend wordt om het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.27, te behalen. Als de gemeente toepassing gemaakt heeft van het tweede lid, geldt die verplichting ten aanzien van de gezamenlijke oppervlakte, berekend conform het eerste en het tweede lid.

In afwijking van het derde lid is een gemeente die kennelijk onvoldoende inspanningen levert om het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.23, §2, eerste lid, te bereiken, ertoe gehouden ten minste een kwart van de gezamenlijke oppervlakte, vermeld in artikel 2.6, eerste lid, aan te wenden voor een sociaal woonaanbod. De gronden die eigendom zijn van sociale woonorganisaties, respectievelijk van het Vlabinvest apb, tellen niet mee voor de berekening van het minimale aandeel.

Aan de verplichting, vermeld in het derde lid, is voldaan als het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.27, in een gemeente wordt behaald in de periode van 1 september 2009 tot en met 31 december 2025.

Artikel 2.8. (20/09/2021- ...)

Indien gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden op grond van het actieprogramma, vermeld in artikel 2.6, eigenstandig een sociaal woonaanbod verwezenlijken, wordt dat aanbod geacht door een woonmaatschappij te zijn gerealiseerd, in zoverre alle voorwaarden die gelden in hoofde van de woonmaatschappijen in acht genomen worden, en het aanbod verwezenlijkt wordt op gronden die de gemeente of het intergemeentelijk samenwerkingsverband op 31 december 2008 in eigendom heeft.

Titel 3. Leegstandsregister (... - ...)

Artikel 2.9. (20/09/2021- ...)

Gemeenten kunnen een register van leegstaande gebouwen en woningen bijhouden, hierna leegstandsregister te noemen. Een gemeentelijke verordening kan nadere materiële en procedurele regelen bepalen. Het gemeentelijke leegstandsregister is de enige mogelijke grondslag van een belasting op leegstaande woningen en gebouwen.

De opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister kunnen ook toevertrouwd worden aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid of, met uitzondering van de beroepsprocedure, aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid.

Artikel 2.10. (19/04/2024- ...)

§1. Een gebouw wordt als leegstaand beschouwd indien meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden of gedurende een kortere termijn die bepaald wordt met toepassing van het vierde lid. Daarbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw.

De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan uitgereikte omgevingsvergunning of meldingsakte als vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.

Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

Een gemeente kan bij verordening een kortere termijn als vermeld in het eerste lid bepalen voor gebouwen die in hoofdzaak gediend hebben voor een economische activiteit als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten. Die kortere termijn kan, op voorwaarde van een zorgvuldige motivering, gelden voor het volledige grondgebied van de gemeente of voor afgebakende zones waarin de gemeente economische bedrijvigheid wil stimuleren.

§2. Een woning wordt als leegstaand beschouwd wanneer zij gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met:
1° hetzij de woonfunctie die blijkt uit een omgevingsvergunning of meldingsakte als vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning die voor die woning is uitgereikt. Bij een woning waarvoor er geen vergunning of melding is, of waarvan de functie niet duidelijk blijkt uit een vergunning of melding, wordt de functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van de woning dat voorafging aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden;
2° hetzij elke andere bij gemeentelijke verordening omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich mee brengt.

§3. In afwijking van paragraaf 1 en 2, wordt een nieuw gebouw of een nieuwe woning als leegstaand beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig paragraaf 1, eerste en tweede lid, respectievelijk paragraaf 2.

Artikel 2.11. (02/12/2021- ...)

Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als de houder van het zakelijk recht bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 2.10, §1, eerste en tweede lid, aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden. Als een gemeente met toepassing van artikel 2.10, § 1, vierde lid, een kortere termijn bepaalt, wordt een gebouw uit het leegstandsregister geschrapt binnen een termijn die hoogstens de helft van die kortere termijn bedraagt.

Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als de houder van het zakelijk recht bewijst dat de woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden aangewend wordt in overeenstemming met de functie, vermeld in artikel 2.10, §2.

Artikel 2.12. (01/01/2021- ...)

Een gebouw dat of een woning die in aanmerking komt voor inventarisatie in de zin van hoofdstuk II van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt nooit als een leegstaand gebouw of als een leegstaande woning beschouwd.

De bedrijfsruimten die op grond van artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten worden uitgesloten van de toepassing van voormeld decreet, worden onder de aldaar vermelde voorwaarden evenmin als leegstaande gebouwen of woningen in de zin van deze titel beschouwd.

Artikel 2.13. (01/01/2021- ...)

Woningen die door het Vlaamse Gewest geïnventariseerd zijn als ongeschikt en/of onbewoonbaar, worden niet opgenomen in het leegstandsregister.

Artikel 2.14. (20/09/2021- ...)

De door het college van burgemeester en schepenen of het beslissingsorgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste personeelsleden bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

Titel 4. Register van verwaarloosde woningen en gebouwen (... - ...)

Artikel 2.15. (20/09/2021- ...)

Gemeenten kunnen een register van verwaarloosde gebouwen en woningen bijhouden. Een gemeentelijke verordening kan nadere materiële en procedurele regelen bepalen.

De opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het register van verwaarloosde gebouwen en woningen kunnen ook toevertrouwd worden aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid of, met uitzondering van de beroepsprocedure, aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid.

Artikel 2.16. (01/01/2021- ...)

Een gebouw, ongeacht of het dienst doet als woning, wordt beschouwd als verwaarloosd, wanneer het ernstige zichtbare en storende gebreken of tekenen van verval vertoont aan buitenmuren, voegwerk, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinte, buitenschrijnwerk, kroonlijst of dakgoten.

Artikel 2.17. (01/01/2021- ...)

Een gebouw of een woning wordt geschrapt uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen als de houder van het zakelijk recht bewijst dat de zichtbare en storende gebreken en de tekenen van verval, vermeld in artikel 2.16, werden hersteld of verwijderd.

De zichtbare en storende gebreken en de tekenen van verval, vermeld in het eerste lid, zijn in geval van sloop pas verwijderd als alle puin geruimd is.

Artikel 2.18. (01/01/2021- ...)

Een gebouw dat of een woning die in aanmerking komt voor inventarisatie in de zin van hoofdstuk II van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt nooit als een verwaarloosd gebouw of als een verwaarloosde woning beschouwd.

De bedrijfsruimten die op grond van artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten worden uitgesloten van de toepassing van voormeld decreet, worden onder de aldaar vermelde voorwaarden evenmin als verwaarloosde gebouwen of woningen in de zin van deze titel beschouwd.

Artikel 2.19. (01/01/2021- ...)

Een gebouw dat of een woning die door de gemeente geïnventariseerd is als leegstaand, kan eveneens opgenomen worden in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen, en omgekeerd.

Woningen die door het Vlaamse Gewest geïnventariseerd zijn als ongeschikt of onbewoonbaar, kunnen eveneens worden opgenomen in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen, en omgekeerd.

Artikel 2.20. (20/09/2021- ...)

De door het college van burgemeester en schepenen of het beslissingsorgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband met de opsporing van verwaarloosde gebouwen en woningen belaste personeelsleden bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

Deel 3. Planning en monitoring (... - ...)

Titel 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 2.21. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering plant de investeringen voor de sociale huisvesting op basis van de resultaten van het wetenschappelijke onderzoek, vermeld in deel 5, en van het overleg, vermeld in artikel 2.2.

Bij de planning van de investeringen wordt tevens rekening gehouden met:
1° de resultaten van de nulmeting, vermeld in artikel 2.26, en de beginselen van artikelen 2.31 tot 2.34;
2° artikel 2.23 en 2.24.

Artikel 2.22. (01/01/2024- ...)

§1. De Vlaamse Regering stelt periodiek een beleidsmatig investeringsprogramma voor woonprojecten vast, dat wordt opgesteld door de entiteit die door de Vlaamse Regering belast wordt met de ondersteuning van het lokale woonbeleid.

Dat investeringsprogramma heeft betrekking op vijf jaar. Het houdt een verdeling in van de middelen over de nieuwbouw en vervangingsbouw van sociale huurwoningen, de renovatie, verbetering of aanpassing van sociale huurwoningen, gemengde sociale woonprojecten als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 70°, a), en de bijzondere sociale leningen als vermeld in artikel 5.65, en een regionale spreiding tot op het niveau van gemeenten of groepen van gemeenten, waarbij het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.27, in rekening gebracht wordt. Zowel de verdeling van de middelen als de regionale spreiding beantwoordt aan de reële woonbehoeften.

Het investeringsprogramma kan jaarlijks worden geactualiseerd door de Vlaamse Regering op voorstel van de entiteit, vermeld in het eerste lid.

Het investeringsprogramma bevat de nodige middelen:
1° voor de verrichtingen die bedoeld zijn om sociale huurwoningen ter beschikking te stellen, overeenstemmend met een investeringsvolume van ten minste 428.000.000 euro op jaarbasis;
2° voor de verrichtingen die bedoeld zijn om bijzondere sociale leningen toe te staan als vermeld in artikel 5.65, overeenstemmend met een investeringsvolume van ten minste 174.000.000 euro op jaarbasis;
3° voor de aanleg van wooninfrastructuur als vermeld in artikel 5.23, die nodig zijn met het oog op de verrichtingen, vermeld in 1° en 4° en voor de realisatie van een gemengd sociale woonproject als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 70°, a) (overeenstemmend met een investeringsvolume van ten minste 36.516.000 euro op jaarbasis);
4° voor de verrichtingen die bedoeld zijn om betaalbare studentenkamers ter beschikking te stellen.

De som van de bedragen, vermeld in het vierde lid, 1° en 2°, wordt met ingang van het begrotingsjaar 2012 jaarlijks minstens aangepast met de aanpassingsfactor voor investeringssubsidies die de Vlaamse Regering hanteert bij de opmaak van de begroting van het Vlaamse Gewest. Het surplus wordt in het investeringsprogramma bestemd voor verrichtingen als vermeld in het vierde lid, op basis van de reële woonbehoeften.

§ 2. Ter uitvoering van het investeringsprogramma, vermeld in paragraaf 1, stelt de entiteit die door de Vlaamse Regering belast wordt met de ondersteuning van het lokale woonbeleid, periodiek een meerjarenplanning en een korteter- mijnplanning op. De kortetermijnplanning heeft voor ten minste 30% betrekking op de renovatie of vervangingsbouw van sociale huurwoningen, of op de verbetering of aanpassing van sociale huurwoningen. Uit de kortermijnplanning moet ook blijken dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan gemengde projecten.

De Vlaamse Regering stelt een procedure vast voor de goedkeuring van de meerjarenplanning en de kortetermijnplanning, vermeld in het eerste lid. Daarbij geldt de betrokkenheid van de sociale woonorganisaties en de gemeenten als uitgangspunt.

Er wordt een beoordelingscommissie opgericht. De beoordelingscommissie neemt beslissingen over de opname van verrichtingen in de meerjarenplanning en in de kortetermijnplanning, over de schrapping van verrichtingen uit de voormelde planningen, en over het minimale budget voor de lancering van een oproep als vermeld in paragraaf 3. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de samenstelling, organisatie en werking van de beoordelings- commissie.

§ 3. De entiteit die door de Vlaamse Regering belast wordt met de ondersteuning van het lokale woonbeleid lanceert periodiek oproepen bij private actoren om projectvoorstellen in te dienen voor de verwezenlijking van sociale huurwoningen of sociale koopwoningen overeenkomstig de prijs- en kwaliteitsnormen die gelden voor de woonmaatschappijen.

 

Titel 2. Gewestelijke objectieven (... - ...)

Artikel 2.23. (01/01/2023- ...)

§1. In de periode van 1 september 2009 tot en met 31 december 2025 breidt de Vlaamse overheid het bestaande sociaal woonaanbod, zoals dat blijkt uit de nulmeting, vermeld in artikel 2.26, uit met 50.000 sociale huurwoningen.

De uitbreiding, vermeld in het eerste lid, wordt verwezenlijkt:
1° op initiatief van de initiatiefnemers, vermeld in artikel 2.8 en 4.13;
2° op grond van:
a) de reguliere investeringen voor sociale huisvesting, in de zin van artikel 2.21;
b) een op grond van specifieke begrotingskredieten georganiseerde inhaalbeweging, bijzondere inhaalbeweging 2009-2020 genoemd.

§2. Met het oog op de bewaking van de verwezenlijking van de gewestelijke objectieven, vermeld in §1, voert de Vlaamse Regering voor het eerst in 2012 en daarna periodiek om de twee jaar, een voortgangstoets uit over de implementatie van het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.27.

Indien de Vlaamse Regering vaststelt dat een gemeente kennelijk onvoldoende inspanningen levert om het bindend sociaal objectief tijdig te bereiken, sluit zij een overeenkomst met sociale woonorganisaties die bereid worden gevonden om het vereiste sociaal woonaanbod op het grondgebied van de gemeente te verwezenlijken.

De Vlaamse Regering bepaalt de methodologie en de criteria aan de hand waarvan de voortgangstoets, vermeld in het eerste lid, wordt uitgevoerd. Zij legt een nadere omschrijving vast van het begrip “kennelijk onvoldoende inspanningen om het bindend sociaal objectief te bereiken”.

De Vlaamse Regering waakt over de medewerking van de gemeenten aan de implementatie van de overeenkomsten met sociale woonorganisaties, vermeld in het tweede lid. Onverminderd gevallen van overmacht kan zij daartoe elk financieel mechanisme aanwenden dat in rechte is voorgeschreven ter sanctionering van de niet-uitvoering van gemeentelijke verplichtingen.

Artikel 2.24. (20/09/2021- ...)

In de periode 2012-2023 breidt de Vlaamse overheid het bescheiden woonaanbod uit met 6 000 eenheden.

De uitbreiding, vermeld in het eerste lid, wordt verwezenlijkt op initiatief van:
1° de woonmaatschappijen, voor zover voldaan wordt aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 4.42;
2° de private actoren, voor zover voldaan wordt aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 5.101.

Artikel 2.25. (01/01/2021- ...)

In de periode 2015-2020 staat de Vlaamse overheid ten minste 17.000 bijzondere sociale leningen voor de aankoop van een in het Vlaamse Gewest gelegen woning als vermeld in artikel 5.66, eerste lid, 1°, toe aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden.

Het gewestelijk objectief, vermeld in het eerste lid, wordt als volgt verdeeld over de provincies:
1° provincie Antwerpen: 27,53%;
2° provincie Limburg: 15,00%;
3° provincie Oost-Vlaanderen: 22,51%;
4° provincie Vlaams-Brabant: 16,64%;
5° provincie West-Vlaanderen: 18,32%.

Titel 3. Verwezenlijking van het sociaal woonaanbod (... - ...)

Hoofdstuk 1. Nulmeting (... - ...)

Artikel 2.26. (01/01/2021- ...)

§1. De Vlaamse Regering gelast periodiek een nulmeting op het vlak van het bestaande sociaal woonaanbod binnen elke Vlaamse gemeente.

Een nulmeting wordt georganiseerd naar aanleiding van de organisatie van een grootschalig steekproefonderzoek als vermeld in artikel 2.40.

De Vlaamse Regering kan nadere materiële, methodologische en procedurele regelen voor de nulmeting bepalen.

§2. De resultaten van de nulmeting op het vlak van het bestaande sociaal woonaanbod, opgenomen in de bijlage bij deze codex, die zijn bekrachtigd bij artikel 7.3.6 decreet grond- en pandenbeleid, voor het werd opgeheven bij artikel 61 van het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, gelden voor de periode vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 december 2025.

Hoofdstuk 2. Bindend sociaal objectief (... - ...)

Afdeling 1. Begrip (... - ...)

Artikel 2.27. (20/09/2021- ...)

Een bindend sociaal objectief is een gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen een periode van tien jaar naar aanleiding van de organisatie van een grootschalig steekproefonderzoek als vermeld in artikel 2.40, ten minste moet worden verwezenlijkt.

Het bindend sociaal objectief wordt bekendgemaakt op de wijze, vermeld in artikel 286 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Artikel 2.28. (01/01/2021- ...)

Met behoud van de mogelijkheid tot bijstelling met toepassing van artikel 2.31, tweede en derde lid, en artikel 2.32, gelden de eerste bindende sociale objectieven voor de periode vanaf 1 september 2009 tot en met 31 december 2025.

Of een bindend sociaal objectief als vermeld in het eerste lid, al dan niet tijdig bereikt is, wordt beoordeeld op basis van het sociaal woonaanbod dat verwezenlijkt is in de periode vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 december 2025.

Artikel 2.29. (01/01/2021- ...)

Het bindend sociaal objectief houdt voor de gemeentelijke overheid een rechtsplicht in om:
1° bestaande gemeentelijke plannen en reglementen met een invloed op de verwezenlijking van het sociaal woonaanbod waar nodig af te stemmen op het vooropgestelde percentage;
2° de normen, vermeld in deel 2, titel 2, vast te stellen in lijn met het vooropgestelde percentage.

Een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan dat zich niet verdraagt met het bindend sociaal objectief, en dat nog niet is aangepast overeenkomstig het eerste lid, 1°, kan niet worden ingeroepen om de maatregelen af te wijzen die voor de verwezenlijking van het bindend sociaal objectief zijn vereist.

Artikel 2.30. (01/01/2021- ...)

Het bindend sociaal objectief van een gemeente is samengesteld uit het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen, vastgesteld op de wijze, vermeld in afdeling 2.

Afdeling 2. Gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen (... - ...)

Artikel 2.31. (01/01/2021- ...)

Het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen dat binnen een periode van tien jaar naar aanleiding van de organisatie van een grootschalig steekproefonderzoek als vermeld in artikel 2.40, ten minste moet worden verwezenlijkt, is gelijk aan het resultaat van volgende formule: “MACRO Huurw prov x (HH Gem / HH Prov)”, waarbij:
1° “MACRO Huurw prov” gelijk is aan het in deze codex vastgelegde gewestelijke macro-objectief op het vlak van de verwezenlijking van sociale huurwoningen, dat op basis van de nulmeting wordt vertaald naar het niveau van de betrokken provincie door middel van de vermenigvuldiging met de breuk “aantal huishoudens op het niveau van de provincie/aantal huishoudens op het niveau van het Vlaamse Gewest”, met dien verstande dat voor de periode 2009-2025 volgende cijfers gelden:
a) voor de provincie West-Vlaanderen: 8125;
b) voor de provincie Oost-Vlaanderen: 9918;
c) voor de provincie Vlaams-Brabant: 7684;
d) voor de provincie Antwerpen: 12123;
e) voor de provincie Limburg: 5590;
2° “HH Gem” gelijk is aan het aantal huishoudens op het niveau van de gemeente, zoals opgenomen in de nulmeting;
3° “HH Prov” gelijk is aan het aantal huishoudens op het niveau van de provincie, zoals afgeleid uit de nulmeting.

De factor “MACRO Huurw prov”, vermeld in het eerste lid, 1°, kan worden verhoogd met een door de provincieraad van de betrokken provincie vastgesteld aantal eenheden, op voorwaarde dat het Vlaamse Gewest en de provincie een protocolakkoord sluiten over de financiële inspanningen ter dekking van de aldus gegenereerde meerkosten.

Indien een gemeente op grond van een wetenschappelijk onderbouwd dossier aantoont dat het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen omwille van manifeste ruimtelijke beperkingen, vastgesteld op basis van het gemeentelijk actieprogramma, vermeld in artikel 2.6, niet volledig kan worden verwezenlijkt binnen de periode waarvoor het objectief geldt, kan de Vlaamse Regering een uitstel van ten hoogste vijf jaar verlenen.

Artikel 2.32. (01/01/2023- ...)

§1. Indien de procentuele verhouding van het sociaal huuraanbod ten opzichte van het aantal huishoudens in een gemeente blijkens de nulmeting, toegevoegd als bijlage bij deze codex, lager is dan drie procent, dan wordt de inspanning ten behoeve van het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen aangevuld met een specifieke inhaalbeweging in de periode 2013-2025.

De specifieke inhaalbeweging, vermeld in het eerste lid, heeft betrekking op de bijkomende verwezenlijking van een sociaal huuraanbod overeenkomstig volgende tabel:

Procentuele verhouding tussen het aantal sociale huurwoningen en het aantal huishoudens binnen de gemeente, telkens zoals vermeld in de nulmeting

Procentuele omvang van het bijkomend sociaal huuraanbod in het kader van de specifieke inhaalbeweging ten opzichte van het aantal huishoudens, zoals vermeld in de nulmeting

0,00 - 0,09%

0,10 - 0,19%

0,20 - 0,29%

0,30 - 0,39%

0,40 - 0,49%

0,50 - 0,59%

0,60 - 0,69%

0,70 - 0,79%

0,80 - 0,89%

0,90 - 0,99%

1,00 - 1,09%

1,10 - 1,19%

1,20 - 1,29%

1,30 - 1,39%

1,40 - 1,49%

1,50 - 1,59%

1,60 - 1,69%

1,70 - 1,79%

1,80 - 1,89%

1,90 - 1,99%

2,00 - 2,09%

2,10 - 2,19%

2,20 - 2,29%

2,30 - 2,39%

2,40 - 2,49%

2,50 - 2,59%

2,60 - 2,69%

2,70 - 2,79%

2,80 - 2,89%

2,90 - 2,99%

0,83%

0,80%

0,77%

0,75%

0,72%

0,69%

0,66%

0,64%

0,61%

0,58%

0,55%

0,53%

0,50%

0,47%

0,44%

0,42%

0,39%

0,36%

0,33%

0,30%

0,28%

0,25%

0,22%

0,19%

0,17%

0,14%

0,11%

0,08%

0,06%

0,03%


§2. De Vlaamse Regering kan een gemeente geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de specifieke inhaalbeweging, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, indien de gemeente in een wetenschappelijk onderbouwd dossier aantoont dat voldaan is aan ten minste één van volgende criteria:
1° de specifieke inhaalbeweging kan niet of niet volledig worden gerealiseerd omwille van manifeste ruimtelijke beperkingen, vastgesteld op basis van het gemeentelijk actieprogramma, vermeld in artikel 2.6, en deze beperkingen kunnen niet of onvoldoende worden opgevangen door middel van de verhuring van private woningen via woonmaatschappijen;
2° de cumulatie van de inspanning ten behoeve van het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen en de specifieke inhaalbeweging leidt ertoe dat jaarlijks een aantal nieuwe sociale huurwoningen moet worden vergund dat hoger is dan 25 procent van het gemiddeld aantal vergunde woningen op jaarbasis, berekend op grond van de afgifte van omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen in de voorbije vijf jaar, met dien verstande dat een vrijstellingsverzoek op basis van dit criterium eerst kan worden ingediend:
a) in 2016, op voorwaarde dat 30 procent van de reguliere inspanning, vermeld in artikel 2.31, verwezenlijkt is;
b) in 2019, op voorwaarde dat 60 procent van de reguliere inspanning, vermeld in artikel 2.31, verwezenlijkt is;
c) in 2022, op voorwaarde dat 90 procent van de reguliere inspanning, vermeld in artikel 2.31, verwezenlijkt is;
3° de gemeente levert al belangrijke inspanningen op het vlak van de opvang van woonbehoeftige doelgroepen door middel van de aanwezigheid van een of meer van de volgende voorzieningen:
a) woningen en voorzieningen die bestemd zijn voor het begeleid wonen van jongeren en opvangtehuizen voor daklozen, ex-gedetineerden en ex-psychiatrische patiënten, meer in het bijzonder:
1) voorzieningen als vermeld in artikel 2, 18°, van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand;
2) voorzieningen en woningen voor de opvang van daklozen, ex-gedetineerden of ex-psychiatrische patiënten, waarbij de opvang altijd gecombineerd wordt met begeleiding vanuit het beleidsveld Welzijn
3) voorzieningen en woningen voor crisisopvang die in eigendom of in beheer zijn van de gemeente, het OCMW, een CAW of een intergemeentelijke administratieve entiteit;
4) nood- en transitwoningen die in eigendom of in beheer zijn van de gemeente, het OCMW, een CAW of een intergemeentelijke administratieve entiteit;
b) open en gesloten asielcentra;
c) doortrekkersterreinen en residentiële terreinen voor woonwagenbewoners;
4° de gemeente beschikt over huurwoningen die middels een betoelaging door het Vlaamse Gewest zijn verwezenlijkt door initiatiefnemers, vermeld in artikel 4.13 met uitzondering van woonmaatschappijen, op voorwaarde dat deze woningen onder de marktprijs worden aangeboden aan woonbehoeftigen, en met dien verstande dat zij niet in rekening worden gebracht voor het bereiken van het bindend sociaal objectief.

De Vlaamse Regering bepaalt wegingsfactoren voor de voorzieningen en huurwoningen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°. De aanwezigheid van deze voorzieningen en huurwoningen kan nooit leiden tot een vermindering van de specifieke inhaalbeweging met meer dan de helft van het toepasselijke percentage. De aanwezigheid van een open asielcentrum kan echter leiden tot een vermindering van de specifieke inhaalbeweging met meer dan de helft van het toepasselijke percentage, indien die voorziening ten minste tweehonderd opvangplaatsen omvat.

Artikel 2.33. (01/01/2021- ...)

Indien binnen de betrokken gemeente reeds een sociaal huuraanbod van ten minste negen procent van het in de nulmeting vermelde aantal huishoudens voorhanden is, dan geldt de verplichte toenameregeling, vermeld in artikel 2.31, niet. De verplichte toenameregeling geldt daarenboven slechts totdat de procentuele verhouding tussen het aantal sociale huurwoningen en het in de nulmeting vermelde aantal huishoudens binnen de gemeente de drempel van negen procent bereikt.

Hoofdstuk 3. Impact van een vrijwillige samenvoeging van gemeenten (... - ...)

Artikel 2.34. (19/04/2024- ...)

§1. Dit artikel is van toepassing in geval van een samenvoeging van gemeenten als vermeld in deel 2, titel 8 en 9, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, waarbij de samenvoegingsdatum vastgesteld wordt op een latere datum dan 1 januari 2019.

In dit artikel wordt verstaan onder:
1° nieuwe gemeente: de nieuwe gemeente, vermeld in artikel 343, 2°, van het voormelde decreet;
2° samengevoegde gemeenten: de samengevoegde gemeenten, vermeld in artikel 343, 4°, van het voormelde decreet;
3° samenvoegingsdatum: de samenvoegingsdatum, vermeld in artikel 343, 8°, van het voormelde decreet.

§2. Het bestaande sociaal woonaanbod in de nulmeting, vermeld in artikel 2.26, wordt voor een nieuwe gemeente vanaf de samenvoegingsdatum geacht gelijk te zijn aan de som van het bestaande sociaal woonaanbod in de nulmeting binnen de samengevoegde gemeenten.

§3. Voor een nieuwe gemeente is het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.27, vanaf de samenvoegingsdatum gelijk aan de som van de bindende sociale objectieven van de samengevoegde gemeenten, inclusief de specifieke inhaalbeweging, vermeld in artikel 2.32, die in voorkomend geval aan een of meer van de samengevoegde gemeenten is opgelegd.

Een vrijstelling of vermindering van de specifieke inhaalbeweging, vermeld in artikel 2.32, die voor de samenvoegingsdatum is toegekend aan een of meer van de samengevoegde gemeenten, blijft behouden.

Titel 4. Standplaatsen voor woonwagens (... - ...)

Artikel 2.35. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering gelast periodiek een meting van het bestaande aanbod van standplaatsen voor woonwagens op residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen.

De Vlaamse Regering kan de nadere materiële, methodologische en procedurele regels voor de meting bepalen.

Deel 4. Territoriale planning (... - ...)

Artikel 2.36. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering bakent de volgende gebieden af:
1° de gebieden waarbinnen grote inspanningen noodzakelijk zijn om de woonkwaliteit te verbeteren, hierna woonvernieuwingsgebieden te noemen;
2° gebieden waarin het Vlaams Gewest de bouw van nieuwe woningen stimuleert via de uitkering van subsidies en tegemoetkomingen, hierna woningbouwgebieden te noemen.

De woonvernieuwingsgebieden worden afgebakend op basis van door de Vlaamse Regering nader vast te stellen criteria waarmee concentraties van woningen met zware gebreken kunnen worden gemeten. Onder woningen met zware gebreken dient te worden verstaan de woningen die hetzij onverbeterbaar zijn, hetzij verschillende en/of uitgebreide zware gebreken vertonen die slechts door een uitgebreide renovatie kunnen worden verholpen.

De woningbouwgebieden zijn de gebieden waar de bouw van woningen is toegestaan volgens de geldende bepalingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw en die bovendien, volgens door de Vlaamse Regering nader vast te stellen criteria, deel uitmaken van de bebouwing in een bestaande woonkern, er nauw op aansluiten of binnen een redelijke afstand liggen ten opzichte van de aanwezige voorzieningen in een bestaande woonkern.

Artikel 2.37. (20/09/2021- ...)

Bij de vaststelling van de subsidies en tegemoetkomingen die krachtens deze codex worden toegekend, wordt rekening gehouden met de lokalisatie van de woning of het woonproject hetzij binnen, hetzij buiten een woonvernieuwings- of woningbouwgebied.

In afwijking van het eerste lid en onverminderd andersluidende bepalingen in deze codex, kan de Vlaamse Regering de sociale woonprojecten van de VMSW en de woonmaatschappijen subsidiëren zonder onderscheid te maken naargelang de lokalisatie ervan hetzij binnen, hetzij buiten een woningbouwgebied.

Deel 5. Wetenschappelijk onderzoek (... - ...)

Titel 1. Datawarehouse Wonen (... - ...)

Artikel 2.38. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering regelt de uitbouw en het beheer van een gecentraliseerde databank, het Datawarehouse Wonen, met informatie rond wonen en woonbeleid in Vlaanderen. Die databank heeft de volgende doelstellingen:
1° het ondersteunen van de voorbereiding en evaluatie van het Vlaamse woonbeleid;
2° het aanleveren van data voor beleidsmatig wetenschappelijk onderzoek rond wonen;
3° het beantwoorden van informatievragen van derden rond wonen.

Om de doelstellingen, vermeld in het eerste lid, te bereiken, worden in het Datawarehouse Wonen de gegevens verzameld over het Vlaamse woonbeleid, vermeld in artikel 1.5 en 1.6.

De entiteit die door de Vlaamse Regering wordt belast met de ondersteuning van het lokale woonbeleid en de sociale woonorganisaties verstrekken daarvoor de voor het Vlaamse woonbeleid noodzakelijke gegevens waarover ze beschikken, met toepassing van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd. De voormelde entiteit is verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens.

De geanonimiseerde individuele gegevens kunnen onder contractuele voorwaarden ook doorgegeven worden aan wetenschappelijke instellingen met het oog op beleidsrelevant onderzoek waarvan de output eigendom blijft van de Vlaamse Gemeenschap. Met het oog op statistische verwerkingen die de tijdsevolutie van het wonen in Vlaanderen weergeven, worden de gegevens gedurende een periode van vijftig jaar bewaard.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de raadpleging, het gebruik en de verkrijging van de verwerkte gegevens. Ze bepaalt tevens de algemene organisatorische en technische maatregelen die genomen moeten worden om de kwaliteit, de vertrouwelijkheid en de veiligheid van de gegevens te garanderen.

Titel 2. Onderzoekscel (... - ...)

Artikel 2.39. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering richt een onderzoekscel in die verantwoordelijk is voor de organisatie van het wetenschappelijk onderzoek inzake wonen en woonbeleid. De Vlaamse Regering bepaalt de aanstellingsvoorwaarden van de wetenschappelijke onderzoekers en draagt daarbij zorg voor de deskundigheid en onafhankelijkheid van de wetenschappelijke onderzoekers van deze cel.

De onderzoekscel publiceert tweejaarlijks een wetenschappelijk woonrapport, waarin de Vlaamse woonsituatie wordt geëvalueerd.

Titel 3. Steekproefonderzoek (... - ...)

Artikel 2.40. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering regelt de organisatie van structurele, wetenschappelijke dataverzameling over de woningen en hun bewoners in Vlaanderen. Dat steekproefonderzoek wordt tienjaarlijks herhaald.

Boek 3. Woningkwaliteitsbewaking (... - ...)

Deel 1. Veiligheids- gezondheids- en woningkwaliteitsnormen (... - ...)

Artikel 3.1. (01/01/2021- ...)

§1. Elke woning moet op de volgende vlakken voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, die door de Vlaamse Regering nader bepaald worden:
1° de oppervlakte van de woongedeelten, rekening houdend met het type van woning en de functie van het woongedeelte;
2° de sanitaire voorzieningen, vooral de aanwezigheid van een goed functionerend toilet in of aansluitend bij de woning en een wasgelegenheid met stromend water, beide aangesloten op een afvoerkanaal zonder geurhinder;
3° de winddichtheid, de thermische isolatie en de verwarmingsmogelijkheden, vooral de aanwezigheid van voldoende veilige verwarmingsmiddelen om de woongedeelten met een woonfunctie tot een normale temperatuur te kunnen verwarmen en, indien nodig, te kunnen koelen tegen redelijke energiekosten of de mogelijkheid om die middelen op een veilige manier aan te sluiten;
4° de ventilatie-, verluchtings- en verlichtingsmogelijkheden, waarbij de verlichtingsmogelijkheid van de woongedeelten wordt vastgesteld in relatie tot de functie, de ligging en de vloeroppervlakte ervan, en de ventilatie- en verluchtingsmogelijkheid in relatie tot de functie en de ligging van het woongedeelte en tot de aanwezigheid van kook-, verwarmings- of warmwaterinstallaties die verbrandingsgassen produceren;
5° de aanwezigheid van voldoende en veilige elektrische installaties voor de verlichting van de woning en voor het veilige gebruik van elektrische apparaten;
6° de gasinstallaties, waarbij zowel de toestellen als de plaatsing en de aansluiting ervan de nodige veiligheidsgaranties bieden;
7° de stabiliteit en de bouwfysica met betrekking tot de fundering, de daken, de buiten-en binnenmuren, de draagvloeren en het timmerwerk;
8° de toegankelijkheid en het respect voor de persoonlijke levenssfeer;
9° de minimale energetische prestaties;
10° de aanwezigheid van drinkbaar water.

Elke woning moet voldoen aan de vereisten van brandveiligheid, met inbegrip van de specifieke en aanvullende veiligheidsnormen die de Vlaamse Regering vaststelt. Een woning moet uitgerust zijn met één of meer rookmelders geplaatst op de wijze bepaald door de Vlaamse Regering of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme.

Bij de nadere bepaling van de vereisten, vermeld in het eerste lid, en de vaststelling van de specifieke en aanvullende veiligheidsnormen, vermeld in het tweede lid, hanteert de Vlaamse Regering een of meer lijsten van mogelijke gebreken die onderverdeeld zijn in de volgende drie categorieën:
1° gebreken van categorie I: kleine gebreken die de levensomstandigheden van de bewoners negatief beïnvloeden of die potentieel kunnen uitgroeien tot ernstige gebreken;
2° gebreken van categorie II: ernstige gebreken die de levensomstandigheden van de bewoners negatief beïnvloeden maar die geen direct gevaar vormen voor hun veiligheid of gezondheid, waardoor de woning niet in aanmerking zou komen voor bewoning;
3° gebreken van categorie III: ernstige gebreken die mensonwaardige levensomstandigheden veroorzaken of die een direct gevaar vormen voor de veiligheid of de gezondheid van de bewoners, waardoor de woning niet in aanmerking komt voor bewoning.

De omvang van de woning moet minstens beantwoorden aan de woningbezetting. De Vlaamse Regering stelt de normen voor de vereiste minimale omvang van de woning vast in relatie tot de gezinssamenstelling.

§2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 stelt de Vlaamse Regering aanvullende vereisten en normen vast voor kamers. De bepalingen van dit boek zijn van toepassing op de kamers.

§3. De Vlaamse Regering houdt rekening met specifieke woonvormen en met de situatie van woonwagenbewoners en andere kwetsbare bewonersgroepen en kan het toepassingsgebied van de paragrafen 1 en 2 uitbreiden tot roerende woonwagens.

De Vlaamse Regering kan voor de tijdelijke huisvesting van gezinnen of alleenstaanden die dakloos zijn of dreigen te worden en voor de huisvesting van bewoners van sociale huurwoningen, die tijdelijk ontruimd moeten worden voor renovatiewerkzaamheden, beperkte afwijkingen toestaan van de vereisten en normen die ze vaststelt met toepassing van paragraaf 1 of 2. De Vlaamse Regering bepaalt de aard van die afwijkingen. Ze bepaalt ook een termijn, die niet langer mag zijn dan zes maanden, waarbinnen die afwijkingen gelden.

Tenzij de Vlaamse Regering anders bepaalt zijn artikel 3.4, 3.6, 3.7, 3.8 en 3.9 niet van toepassing als de uitvoering van het eerste of het tweede lid aanleiding geeft tot specifieke of afwijkende vereisten of normen.

Artikel 3.2. (01/10/2023- ...)

De gemeenteraad kan, bij verordening, na over de definitieve ontwerptekst een voorafgaand, niet-bindend advies te hebben ingewonnen bij de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid:
1° het conformiteitsattest, vermeld in artikel 3.6, verplicht stellen en bepalen dat zolang niet aan die verplichting is voldaan, een jaarlijks terugkerende verplichting wordt opgelegd om dat attest aan te vragen;
2° strengere veiligheids- en kwaliteitsnormen voor kamers opleggen dan vastgesteld door de Vlaamse Regering met toepassing van artikel 3.1, §2;
3° het verhuren of ter beschikking of te huur stellen van kamers aan een voorafgaande vergunning onderwerpen met het oog op de naleving van de normen, vermeld in punt 2°;
4° opleggen dat kamers in hetzelfde gebouw verhuurd, ter beschikking gesteld of te huur gesteld worden voor de huisvesting van hetzij studenten, hetzij niet-studenten. De gemeenteraad kan eveneens opleggen dat kamers in hetzelfde gebouw exclusief verhuurd, ter beschikking gesteld of te huur gesteld mogen worden voor de huisvesting van arbeidskrachten;
5° bepalen dat er een voorafgaande vergunning afgeleverd kan worden voor het verhuren, ter beschikking stellen of te huur stellen van een kamerwoning voor de huisvesting van arbeidskrachten waardoor de specifieke vereisten en normen voor kamers voor arbeidskrachten gelden, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering met toepassing van artikel 3.1, §3.

De gemeenteraad kan een verordening als vermeld in het eerste lid wijzigen of herzien nadat hij een advies heeft ingewonnen als vermeld in het eerste lid. Als de verordening opgeheven wordt, brengt de gemeente de dienst, vermeld in het eerste lid, daarvan op de hoogte.

De gemeente mag voorbijgaan aan de adviesverplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, als de dienst, vermeld in het eerste lid, het gevraagde advies niet verstrekt binnen zestig dagen na ontvangst van de adviesvraag.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de gemeentelijke verordeningen, vermeld in het eerste lid, voor de adviesverplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, en voor het voorbijgaan aan de adviesverplichting, vermeld in het derde lid.

Een vergunning voor de huisvesting van arbeidskrachten als vermeld in het eerste lid, 5°, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° ze kan pas worden afgeleverd als voor alle kamers in de kamerwoning een conformiteitsattest werd afgegeven dat maximaal één jaar oud is;
2° ze is maximaal vijf jaar geldig;
3° ze kan vernieuwd worden als voldaan is aan de voowaarden voor het verkrijgen van de vergunning.

In dit artikel wordt verstaan onder kamerwoning: elk gebouw of deel ervan dat bestaat uit een of meer kamers en gemeenschappelijke ruimten.

Deel 2. Conformiteitsonderzoek (... - ...)

Artikel 3.3. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de criteria en de procedure om vast stellen of een woning voldoet aan de vereisten en normen, vastgesteld met toepassing van artikel 3.1, §1, §2 en §3, eerste en tweede lid. Ze kan ook de wijze bepalen waarop de mogelijkheid om eventuele tekortkomingen via renovatie-, verbeterings- of aanpassings-werkzaamheden te verhelpen, beoordeeld wordt.

Artikel 3.3/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/06/2024- ...)

De gemeente kan bij verordening de gevallen bepalen waarin ze een vergoeding vraagt voor de uitvoering, op verzoek, van een conformiteitsonderzoek dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3.

De vergoeding, vermeld in het eerste lid, kan alleen gevraagd worden aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, vermeld in artikel 3.7, §1.

De volgende gevallen zijn altijd een verzoek als vermeld in het eerste lid:
1° een melding van herstel als vermeld in artikel 3.10, derde lid;
2° het verzoek tot afgifte van een conformiteitsattest, vermeld in artikel 3.7, §1, eerste lid;
3° een melding van herstel van eerder vastgestelde gebreken in de loop van een procedure om een woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren, met toepassing van artikel 3.12.

Om de volgende conformiteitsonderzoeken uit te voeren kan de gemeente geen vergoeding vragen:
1° het conformiteitsonderzoek na een melding als vermeld in artikel 3.10, eerste lid;
2° het conformiteitsonderzoek na een verzoek om een woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren met toepassing van artikel 3.13.

De Vlaamse Regering kan voor de vergoeding, vermeld in het eerste lid, een maximumbedrag bepalen. De vergoeding die de gemeente aanrekent, is in ieder geval beperkt tot de werkelijke kosten.

Artikel 3.4. (01/01/2023- ...)

....

Artikel 3.5. (19/04/2024- ...)

De Vlaamse Regering kan voorwaarden vastleggen waaraan kandidaat-controleurs van de kwaliteit van woningen moeten voldoen. Die voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op:
1° diploma's en opleiding;
2° beroepskennis en -ervaring;
3° de onafhankelijke wijze van handelen van de controleur ten aanzien van opdrachtgevers en commerciële belangen.

De Vlaamse Regering kan:
1° categorieën van controleurs bepalen;
2° de procedure en de voorwaarden voor de erkenning van de controleurs bepalen;
3° de procedure en voorwaarden voor de schorsing en intrekking van die erkenning vaststellen;
4° voorwaarden koppelen aan de opheffing van een schorsing;
5° kwaliteitseisen vastleggen en de instantie aanwijzen die belast is met de controle op de werkzaamheden van controleurs.

De Vlaamse Regering kan voorwaarden vastleggen waaraan de opleidingsinstellingen voor de controleurs dienen te voldoen en kan ook voorwaarden vastleggen waaraan de lesgevers van een opleidingsinstelling moeten voldoen.

De Vlaamse Regering kan de procedure voor de erkenning van de opleidingsinstellingen en de procedure en voorwaarden voor de schorsing en intrekking van die erkenning vastleggen. De Vlaamse Regering kan ook kwaliteitseisen vastleggen voor de opleiding en de lesgevers en wijst de instantie aan die belast is met de controle op hun werkzaamheden.

De Vlaamse Regering kan tevens de inhoud van de door de erkende opleidingsinstellingen aan de controleurs te verstrekken opleidingen bepalen.

Deel 3. Conformiteitsattest (... - ...)

Artikel 3.6. (09/06/2023- ...)

§1. De conformiteit van een woning die verhuurd wordt of te huur of ter beschikking gesteld wordt , of van een woning die behoort tot een specifieke categorie van woningen die de Vlaamse Regering nader kan bepalen, kan blijken uit het conformiteitsattest dat de burgemeester afgeeft op eigen initiatief of op verzoek. Het conformiteitsattest vermeldt de aanwezigheid van eventuele gebreken als vermeld in artikel 3.1, §1, derde lid, 1°, en de toegestane maximale woningbezetting volgens de normen die worden vastgesteld met toepassing van artikel 3.1, §1, vierde lid.

De Vlaamse Regering stelt het model en de regels voor de bekendmaking van het conformiteitsattest vast.

De burgemeester die bij de toepassing van de procedure, vermeld in artikel 3.12, vaststelt dat een woning conform is, levert ambtshalve een conformiteitsattest af aan de verhuurder en de houder van het zakelijk recht.

§2. In afwijking van paragraaf 1 geldt het proces-verbaal van uitvoering, vermeld in artikel 3.46, derde lid, als conformiteitsattest, op voorwaarde dat uit het proces-verbaal blijkt dat de woning opnieuw conform is.

In afwijking van paragraaf 1 geeft de gewestelijk ambtenaar, nadat de conformiteit van een woning is vastgesteld, een conformiteitsattest af aan de verhuurder of de houder van het zakelijk recht, in een van de volgende gevallen:
1° voor een woning die voor verhuring aangeboden wordt aan een woonmaatschappij;
2° na een conformiteitsonderzoek voor de tegemoetkoming in de huurprijs, vermeld in artikel 5.73 en 5.74, dat verloopt conform de procedure, vermeld in artikel 3.3;
3° na een besluit bij de behandeling van een beroep, vermeld in artikel 3.14 en 3.15;
4° na een conformiteitsonderzoek, uitgevoerd op eigen initiatief.

In afwijking van paragraaf 1 kan de wooninspecteur, naar aanleiding van een vraag tot hercontrole als vermeld in artikel 3.46, voor een conforme woning een conformiteitsattest afgeven, als het herstel dat met toepassing van artikel 3.43 is gevorderd voor meerdere woningen in een pand, nog niet volledig is uitgevoerd, op voorwaarde dat hij alle woningen waarvan het herstel is gevorderd onderzoekt en het niet-afgeven van het conformiteitsattest zou leiden tot het verschuldigd zijn van een nakende heffing of een ander ernstig nadeel zou berokkenen aan de aanvrager.

Na de melding, vermeld in artikel 3.37, kunnen de burgemeester of de gewestelijk ambtenaar geen conformiteitsattest afleveren zonder toestemming van de wooninspecteur. Dat kan evenmin na de opname van de herstelvordering, vermeld in artikel 3.43, op het register van herstelvorderingen, vermeld in artikel 3.44, §1, derde lid, zolang uit het proces-verbaal van uitvoering, vermeld in artikel 3.46, derde lid, niet blijkt dat de herstelmaatregel volledig is uitgevoerd.

§ 3. Als een bewoner van een kamer op het adres van het pand waarin de kamer zich bevindt, is ingeschreven in de bevolkingsregisters of het wachtregister, vermeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, en er een aanmaning, een proces-verbaal of een verslag van vaststelling voorligt waaruit blijkt dat voor die kamer niet voldaan is aan de verplichting van artikel 4.2.1, 6° of 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wordt de afgifte van een conformiteitsattest als vermeld in paragraaf 1 en 2 geweigerd.

Het eerste lid is niet van toepassing op kamers die uiterlijk op 31 december 2021 in de inventaris zijn opgenomen.

Artikel 3.7. (09/06/2023- ...)

§1. Het verzoek, vermeld in artikel 3.6, §1, eerste lid, wordt ingediend bij de burgemeester van de gemeente waarin de woning ligt, door de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die als houder van het zakelijk recht of onderverhuurder een woning verhuurt of te huur of ter beschikking stelt.

De burgemeester neemt binnen zestig dagen na de datum van het verzoek een beslissing over de afgifte van het conformiteitsattest, na een conformiteitsonderzoek dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3.

§2. Als de burgemeester de afgifte van het conformiteitsattest weigert of geen beslissing neemt, kan de verzoeker binnen dertig dagen na de ontvangst van de weigering of na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, een conformiteitsonderzoek aanvragen bij de gewestelijk ambtenaar, die in dat geval binnen zestig dagen na het indienen van de aanvraag zelf het conformiteitsattest kan afgeven.

De Vlaamse Regering stelt de vergoeding voor de behandeling van een aanvraag tot afgifte van het conformiteitsattest door de gewestelijk ambtenaar vast.

Artikel 3.8. (09/06/2023- ...)

Het verzoek tot opheffing van het besluit waarbij een woning ongeschikt of onbewoonbaar verklaard is met toepassing van deel 5, titel 1, wordt behandeld als een verzoek als vermeld in artikel 3.7, §1, ongeacht door wie dat verzoek ingediend wordt.

Als het verzoek ingewilligd wordt, geeft de burgemeester ambtshalve het conformiteitsattest af aan de houder van het zakelijk recht, ongeacht of de woning al dan niet verhuurd of te huur of ter beschikking gesteld wordt. Als het verzoek betrekking heeft op een woning die na de ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring een andere bestemming gekregen heeft of gesloopt is, heft de burgemeester het besluit op zonder afgifte van een conformiteitsattest.

Met behoud van de toepassing van artikel 3.17, tweede lid, wordt een besluit als vermeld in het eerste lid, dat dateert van voor de afgifte van het conformiteitsattest door de burgemeester of door de gewestelijk ambtenaar, geacht opgeheven te zijn met ingang van de datum van het conformiteitsattest. Hetzelfde geldt voor het besluit dat dateert van voor het proces-verbaal van uitvoering, vermeld in artikel 3.46, derde lid, met ingang van de datum van het proces-verbaal.

Artikel 3.9. (01/10/2023- ...)

Het conformiteitsattest vervalt van rechtswege vanaf het ogenblik dat:
1° aan de woning werkzaamheden uitgevoerd worden als vermeld in artikel 18 van het Vlaams Woninghuurdecreet;
2° de woning ongeschikt of onbewoonbaar verklaard wordt met toepassing van deel 5, titel 1;
3° de woning onbewoonbaar verklaard wordt met toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet;
4° er voor de woning een proces-verbaal wordt opgesteld voor de misdrijven, vermeld in artikel 3.34 tot en met 3.36;
5° er een termijn van tien jaar of een termijn die vastgesteld wordt door de gemeenteraad, met een maximum van tien jaar, verstreken is na de afgifte van het conformiteitsattest.
6° in een aanmaning, proces-verbaal of een verslag van vaststelling wordt vastgesteld dat de kamer waarvoor het conformiteitsattest is afgegeven, gecreëerd is zonder te voldoen aan de verplichting van artikel 4.2.1, 6° of 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, en de kamer na de afgifte van het conformiteitsattest bewoond werd door een persoon die op het adres van het pand waarin de kamer zich bevindt ingeschreven was in de bevolkingsregisters of het wachtregister, vermeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;
7° de geldigheidstermijn van een vergunning als vermeld in artikel 3.2, eerste lid, 5°, verstreken is of er geen vergunning als vermeld in artikel 3.2, eerste lid, 5°, wordt afgeleverd binnen een jaar na de afgifte van een conformiteitsattest voor kamerwoningen bestemd voor de huisvesting van arbeidskrachten.

De Vlaamse Regering kan de termijn van tien jaar, vermeld in het eerste lid, 5°, beperken voor conformiteitsattesten die afgegeven worden nadat beperkte gebreken vastgesteld zijn bij het conformiteitsonderzoek dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3.

Met behoud van de toepassing van het tweede lid geldt de termijn, vermeld in het eerste lid, 5°, ook voor de conformiteitsattesten die de gewestelijke ambtenaar afgeeft met toepassing van artikel 3.6, §2, 2°, en artikel 3.7, §2.

Artikel 3.9/1. (09/06/2023- ...)

De Vlaamse Regering kan nadere formele en procedurele regels bepalen voor de toepassing van dit deel.

Deel 4. Waarschuwing (... - ...)

Artikel 3.10. (09/06/2023- ...)

Een gemeente die een melding ontvangt over de mogelijk gebrekkige kwaliteit van een woning geeft een ontvangstbewijs aan de melder, verstrekt hem informatie over de procedures, vermeld in dit deel en in deel 5, titel 1, en kan binnen een korte termijn, die de Vlaamse Regering nader bepaalt, een conformiteitsonderzoek uitvoeren, dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3. Als de melding de vorm heeft van een mededeling van een dergelijk conformiteitsonderzoek, kan de gemeente zich op dit conformiteitsonderzoek baseren om vast te stellen of de woning al dan niet conform is.

Als is vastgesteld dat de woning niet conform is, kan de gemeente, in de gevallen die de Vlaamse Regering nader bepaalt, aan de houder van het zakelijk recht een termijn geven om de woning conform te maken. De gemeente doet dit binnen de maand na de melding, vermeld in het eerste lid. De gegeven hersteltermijn eindigt in ieder geval binnen de drie maanden na deze melding. Tegelijkertijd waarschuwt de gemeente de houder van het zakelijk recht voor de mogelijke gevolgen bij gebrek aan herstel en brengt ze de bewoners van de toegekende hersteltermijn op de hoogte.

Bij melding van herstel en uiterlijk binnen drie maanden na de melding, vermeld in het eerste lid, onderzoekt de gemeente de woning een tweede keer conform de procedure, vermeld in artikel 3.3. Als wordt vastgesteld dat de woning conform is, geeft de burgemeester een conformiteitsattest af aan de houder van het zakelijk recht en aan de verhuurder die bij de gemeente bekend is. De gemeente brengt de bewoners met een beveiligde zending op de hoogte van deze afgifte en bezorgt hun daarbij een afschrift van het conformiteitsattest en het technisch verslag.

Het ontbreken van een melding van herstel binnen de toegekende hersteltermijn als vermeld in het derde lid, of het ontbreken van een vaststelling van conformiteit binnen honderdenvijf dagen na de melding, vermeld in het eerste lid, geldt als de indiening van een verzoek om de woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren, vermeld in artikel 3.13, eerste lid. In dat geval kan de gemeente de procedure, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, niet meer herhalen.

Bij de afgifte van een conformiteitsattest, vermeld in het derde lid, kan de bewoner binnen dertig dagen na de dag waarop hij de beveiligde zending, vermeld in het derde lid, heeft ontvangen, een conformiteitsonderzoek aanvragen bij de gewestelijk ambtenaar. In dat geval bevestigt de gewestelijk ambtenaar binnen zestig dagen na de ontvangst van de beveiligde zending met een brief aan de aanvrager en de burgemeester dat de woning conform is, ofwel bezorgt hij een advies aan de burgemeester, met afschrift aan de aanvrager, om de woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren, samen met een uitdrukkelijk verzoek als vermeld in artikel 3.12, §1, derde lid, om geen toepassing te maken van de procedure, vermeld in dit artikel en in artikel 3.11.

Artikel 3.11. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan nadere formele en procedurele regels bepalen voor de toepassing van dit deel.

Deel 5. Ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring (... - ...)

Titel 1. Procedure tot ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring (... - ...)

Artikel 3.12. (09/06/2023- 31/12/2024)

§1. Met behoud van de toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet kan de burgemeester, op eigen initiatief of op verzoek, een woning die niet conform is, bij besluit ongeschikt of onbewoonbaar verklaren, op voorwaarde dat de gewestelijk ambtenaar de ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring geadviseerd heeft en na de houder van het zakelijk recht en de bewoner gehoord te hebben. De burgemeester neemt in dat geval alle maatregelen die hij noodzakelijk acht ter uitvoering van zijn besluit.

Als na het horen van de betrokkenen blijkt dat de gebreken die aanleiding gegeven hebben tot het advies van de gewestelijk ambtenaar, vermeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk hersteld zijn, al dan niet na toepassing van de procedure, vermeld in deel 4, kan de burgemeester, die vaststelt dat de woning nog niet conform is, toch een besluit nemen als vermeld in het eerste lid.

De gewestelijk ambtenaar geeft het advies, vermeld in het eerste lid, op verzoek van de burgemeester of op eigen initiatief. Als de gewestelijk ambtenaar daar uitdrukkelijk om verzoekt, maakt de burgemeester geen toepassing van de procedure, vermeld in deel 4.

§2. De burgemeester kan, voor een of meer gebreken van categorie III als vermeld in artikel 3.1, §1, derde lid, 3°, die vastgesteld zijn bij het conformiteitsonderzoek, dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3, de uitvoering binnen een termijn van maximaal vijftien dagen, van de dringende renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden opleggen.

Als de dringende werkzaamheden niet uitgevoerd worden binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, kan de burgemeester ze zelf laten uitvoeren. Op vertoon van een staat kunnen de kosten van de uitgevoerde werkzaamheden in dat geval verhaald worden op de houder van het zakelijk recht.

§3. Op verzoek van de gemeenteraad kan de Vlaamse Regering de burgemeester vrijstellen van de verplichting om het advies van de gewestelijk ambtenaar, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, te vragen. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de vrijstelling. De vrijstelling geldt vanaf de goedkeuring ervan door de Vlaamse Regering. Ze kan op elk moment ingetrokken worden als blijkt dat niet meer voldaan is aan de voorwaarden waaronder ze verleend is.

Artikel 3.13. (01/01/2021- ...)

Het verzoek om een woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren, kan ingediend worden door het gemeentebestuur, de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, de gewestelijk ambtenaar, een sociale woonorganisatie, de wooninspecteur of iedereen die blijk geeft van een belang.

De burgemeester neemt een beslissing binnen drie maanden na de ontvangst van het verzoek, vermeld in het eerste lid. Als een gemeente heeft gekozen voor de toepassing van de procedure, vermeld in deel 4 van dit boek, geldt alleen de termijn die loopt na de toepassing van artikel 3.10, vierde lid, op voorwaarde dat de gemeente een conformiteitsonderzoek als vermeld in artikel 3.10, eerste lid, heeft uitgevoerd binnen de daar vermelde korte termijn, en een hersteltermijn heeft toegekend als vermeld in artikel 3.10, tweede lid, binnen de daar vermelde termijn van een maand.

De burgemeester mag voorbijgaan aan de adviesvereiste, vermeld in artikel 3.12, §1, eerste lid, als de gewestelijk ambtenaar geen advies uitgebracht heeft binnen 75 dagen na de ontvangst van de adviesvraag en zolang hij niet op de hoogte gebracht is van een advies dat uitgebracht is na die termijn.

 

Artikel 3.14. (09/06/2023- ...)

Tegen de beslissing van de burgemeester, vermeld in artikel 3.13, tweede lid, kan binnen dertig dagen na de betekening van de beslissing beroep aangetekend worden bij de Vlaamse Regering die de burgemeester daarvan in voorkomend geval op de hoogte brengt. Bij de kennisgeving van de ontvankelijkheid van het beroep nodigt de Vlaamse Regering de houder van het zakelijk recht, de bewoner, de verzoeker en de burgemeester uit om hun argumenten schriftelijk kenbaar te maken.

De Vlaamse Regering voegt alle tijdig ingestelde beroepen tegen dezelfde beslissing verplicht samen. Alle betrokken partijen worden onverwijld in kennis gesteld van de samenvoeging.

De Vlaamse Regering neemt een beslissing binnen drie maanden na de ontvangst van het laatst ingestelde beroep, of binnen vier maanden na de ontvangst van het laatste ingestelde beroep, als er voor de beoordeling van het beroep een nieuw conformiteitsonderzoek, dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3, noodzakelijk is. Als er geen beslissing genomen wordt binnen de termijn van drie respectievelijk vier maanden bij een nieuw conformiteitsonderzoek, wordt het beroep geacht afgewezen te zijn.

Artikel 3.15. (09/06/2023- ...)

Als de burgemeester geen beslissing neemt over het verzoek, vermeld in artikel 3.13, eerste lid, kan binnen twaalf maanden nadat de termijn van drie maanden, vermeld in artikel 3.13, tweede lid, is verstreken, beroep aangetekend worden bij de Vlaamse Regering, die de burgemeester daarvan in voorkomend geval op de hoogte brengt. Bij de kennisgeving van de ontvankelijkheid van het beroep nodigt de Vlaamse Regering de houder van het zakelijk recht, de burgemeester, de verzoeker en de bewoner uit om hun argumenten schriftelijk bekend te maken en brengt ze de burgemeester op de hoogte van het beroep en van het verval van zijn beslissingsbevoegdheid.

De Vlaamse Regering neemt een beslissing binnen drie maanden na de ontvangst van het beroep tegen het stilzitten van de burgemeester, of binnen vier maanden na de ontvangst van het beroep, als er voor de beoordeling van het beroep een nieuw conformiteitsonderzoek, dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3, noodzakelijk is. Als er geen beslissing genomen wordt binnen de termijn van drie respectievelijk vier maanden bij een nieuw conformiteitsonderzoek, wordt het beroep geacht afgewezen te zijn.

Artikel 3.16. (20/09/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan in beroep het besluit nemen om de woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren en de nodige maatregelen bevelen. Ze kan onder meer de burgemeester gelasten het gebouw te doen ontruimen en de toegang ertoe te verbieden. Ze bepaalt eventueel de termijn die in acht genomen moet worden voordat die maatregel uitgevoerd wordt.

Als de burgemeester de maatregelen, bevolen met toepassing van het eerste lid, niet uitvoert, is artikel 335 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur van toepassing.

Artikel 3.17. (01/01/2021- ...)

De instantie die het besluit tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring genomen heeft, deelt onmiddellijk aan de gewestelijk ambtenaar en aan de wooninspecteur mee welke woningen door het besluit gevat zijn.

Als een ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woning wordt samengevoegd met een of meer andere woningen of wordt opgesplitst in twee of meer woningen, kan het besluit tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring alleen opgeheven worden met toepassing van artikel 3.8 als deze wijziging stedenbouwkundig vergund is en als de conformiteit van alle woningen waarop de herindeling van toepassing is, vastgesteld is.

Artikel 3.18. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan nadere formele en procedurele regels bepalen voor de toepassing van deze titel.

Titel 2. Inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen (... - ...)

Artikel 3.19. (20/09/2021- ...)

§1. De inventarisbeheerder maakt een inventaris met afzonderlijke lijsten van:
1° woningen die ongeschikt of onbewoonbaar zijn verklaard conform artikel 3.12 tot en met 3.18;
2° woningen die onbewoonbaar zijn verklaard conform artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet.

De Vlaamse Regering wijst de inventarisbeheerder, vermeld in het eerste lid, aan en bepaalt de nadere regels voor de vorm en de wijze waarop de inventaris wordt bijgehouden en beheerd.

§2. Elke gemeente ontvangt een uittreksel van de in de inventaris geregistreerde woningen die zich op haar grondgebied bevinden.

De gemeente verleent aan iedereen die erom verzoekt inzage in de lijst met de woningen die geregistreerd zijn in de inventaris.

Artikel 3.20. (09/06/2023- ...)

De woningen, vermeld in artikel 3.19, § 1, 1°, worden ingeschreven op de inventarislijst op de datum van het besluit van de burgemeester, vermeld in artikel 3.12, § 1. In geval van een beslissing tot ongeschiktverklaring of ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring in beroep als vermeld in artikel 3.16, eerste lid, worden de woningen ook ingeschreven op de inventarislijst op de datum van het besluit, vermeld in artikel 3.12, § 1, tenzij:
1° het besluit, vermeld in artikel 3.12, § 1, niet tot stand gekomen is volgens de procedure, vermeld in artikel 3.12 en 3.13;
2° het een beslissing betreft als vermeld in artikel 3.15, tweede lid;
3° de burgemeester met toepassing van artikel 3.13, tweede lid, een andere beslissing heeft genomen dan een besluit als vermeld in artikel 3.12, §1.

In deze gevallen worden de woningen ingeschreven op de inventarislijst op de datum van het besluit, vermeld in artikel 3.16, eerste lid.

De woningen, vermeld in artikel 3.19, §1, 2°, worden ingeschreven op de inventarislijst op de datum van het besluit van de burgemeester op voorwaarde dat dit besluit binnen drie maanden nadat het is genomen, meegedeeld is aan de inventarisbeheerder.

Dit artikel geldt ook voor de afsplitsbare woningen en voor de bedrijfsruimten waarvan de woning van de eigenaar als verblijfplaats wordt benut en een niet-afsplitsbaar onderdeel uitmaakt als vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.

Artikel 3.21. (01/01/2021- ...)

§1. De inventarisbeheerder betekent de opname in de inventaris met een registratieattest aan de houders van het zakelijk recht, zoals bekend bij de Federale Overheidsdienst Financiën, dienst Patrimoniumdocumentatie, van het geïnventariseerde goed. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de vorm, de inhoud en het gebruik van het registratieattest.

§2. Voor de woningen, vermeld in artikel 3.19, §1, 1°, geldt een besluit als vermeld in artikel 3.20, eerste lid, als registratieattest. Het voormelde besluit vermeldt de opname in de inventaris. Tegen dat besluit en de registratie kan bij de Vlaamse Regering beroep aangetekend worden conform artikel 3.14.

§3. Voor de woningen, vermeld in artikel 3.19, §1, 2°, bezorgt de inventarisbeheerder het registratieattest aan de houder van het zakelijk recht binnen dertig dagen na de ontvangst van het besluit tot onbewoonbaarverklaring.

Als de houder van het zakelijk recht aantoont dat hij tegen het besluit tot onbewoonbaarverklaring een klacht heeft ingediend bij de toezichthoudende overheid conform artikel 331 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, dan wordt de opname op de lijst, vermeld in artikel 3.19, geschorst tot de procedure conform artikel 332 tot en met 334 van het decreet over het lokaal bestuur volledig is afgerond.

De gemeenteoverheid brengt de inventarisbeheerder op de hoogte van het besluit of van het definitieve antwoord van de toezichthoudende overheid, vermeld in artikel 333 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Binnen dertig dagen nadat de indiener van de klacht het definitieve antwoord van de toezichthoudende overheid heeft ontvangen conform artikel 333 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, kan hij tegen de registratie beroep indienen bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering neemt een beslissing binnen drie maanden na de ontvangst van het beroepschrift. Als er binnen die termijn geen beslissing wordt genomen, wordt het beroep geacht te zijn afgewezen.

Artikel 3.22. (01/01/2021- ...)

De instrumenterende ambtenaar die belast is met de overdracht van een zakelijk recht als vermeld in artikel 2.5.2.0.1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, brengt de verkrijger van het zakelijk recht uiterlijk op het ogenblik van de overdracht van het zakelijk recht op de hoogte van de kennisgeving van de vaststelling tot ongeschiktheid of onbewoonbaarheid ervan of van de opname van de woning in de inventaris.

Een door beide partijen ingevuld en ondertekend formulier wordt door de notaris of een partij uiterlijk dertig dagen na de overdracht van het zakelijk recht naar de inventarisbeheerder verstuurd.

Artikel 3.23. (01/01/2021- ...)

§1. De inventarisbeheerder schrapt een woning uit de lijst, vermeld in artikel 3.19, §1, 1°, op aangetekend verzoek van de houder van het zakelijk recht of zijn rechtsopvolger zodra hij bewijst dat de woning weer conform is.

Als de woning gesloopt is of een andere bestemming heeft gekregen, schrapt de inventarisbeheerder de woning op basis van het besluit van de burgemeester tot opheffing van de ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring of op basis van het in artikel 3.46, derde lid, vermelde proces-verbaal van uitvoering waarin de sloop of herbestemming wordt vastgesteld.

Met behoud van de toepassing van artikel 3.46, derde lid, wordt het bewijs, vermeld in het eerste lid, geleverd conform artikel 3.6.

§2. De inventarisbeheerder schrapt een woning uit de lijst, vermeld in artikel 3.19, §1, 2°, op verzoek per beveiligde zending, van de houder van het zakelijk recht of zijn rechtsopvolger, zodra hij bewijst dat de burgemeester het onbewoonbaarheidsbesluit heeft opgeheven of het bewijs, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, levert.

§3. De inventarisbeheerder brengt de houder van het zakelijk recht, of in voorkomend geval zijn rechtsopvolger, binnen drie maanden na het verzoek tot schrapping op de hoogte van de beslissing daarover.

Als de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, niet is gebeurd binnen de vastgestelde termijn, wordt het verzoek tot schrapping geacht te zijn ingewilligd.

§4. In de gevallen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, vermeldt de inventarisbeheerder als datum van schrapping de eerste dag waarop de woning weer conform is.

In de gevallen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, vermeldt de inventarisbeheerder als datum van schrapping de eerste dag van de sloop of herbestemming.

In de gevallen, vermeld in paragraaf 2, vermeldt de inventarisbeheerder als datum van schrapping de datum van het opheffingsbesluit van de burgemeester of de eerste dag waarop de woning conform is.

Als de kennisgeving, vermeld in paragraaf 3, niet is gebeurd binnen de vastgestelde termijn, wordt de datum van herstel die de houder van het zakelijk recht in het verzoek tot schrapping aangeeft, als datum van schrapping vermeld.

Deel 6. Overbewoondverklaring (... - ...)

Artikel 3.24. (09/06/2023- ...)

Als een woning na een conformiteitsonderzoek dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3, overbewoond blijkt te zijn, kan de burgemeester ze, op eigen initiatief of op verzoek van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, van de gewestelijk ambtenaar of van de wooninspecteur, bij besluit overbewoond verklaren, op voorwaarde dat de gewestelijk ambtenaar de overbewoondverklaring heeft geadviseerd.

De burgemeester neemt de nodige maatregelen om de overbewoning ongedaan te maken door één of meer bewoners te herhuisvesten zoals bepaald in deel 8 van dit boek.

Artikel 3.25. (01/01/2021- ...)

De burgemeester neemt een beslissing binnen drie maanden na de ontvangst van het verzoek, vermeld in artikel 3.24, eerste lid. Hij mag voorbijgaan aan de adviesvereiste, vermeld in artikel 3.24, eerste lid, als de gewestelijk ambtenaar geen advies uitgebracht heeft binnen 75 dagen na de ontvangst van de adviesvraag en zolang hij niet in kennis gesteld is van een advies dat uitgebracht is na die termijn.

Artikel 3.26. (09/06/2023- ...)

Tegen de beslissing van de burgemeester, vermeld in artikel 3.25, kan binnen dertig dagen na de betekening van de beslissing beroep aangetekend worden bij de Vlaamse Regering die de burgemeester daarvan in voorkomend geval op de hoogte brengt. Bij de kennisgeving van de ontvankelijkheid van het beroep nodigt de Vlaamse Regering de houder van het zakelijk recht, de bewoner, de verzoeker en de burgemeester uit om hun argumenten schriftelijk kenbaar te maken.

De Vlaamse Regering voegt alle tijdig ingestelde beroepen tegen dezelfde beslissing verplicht samen. Alle betrokken partijen worden onverwijld in kennis gesteld van de samenvoeging.

De Vlaamse Regering neemt een beslissing binnen drie maanden na de ontvangst van het laatst ingestelde beroep, of binnen vier maanden na de ontvangst van het laatst ingestelde beroep, als er voor de beoordeling van het beroep een nieuw conformiteitsonderzoek, dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3, noodzakelijk is. Als er geen beslissing genomen wordt binnen de termijn van drie respectievelijk vier maanden bij een nieuw conformiteitsonderzoek, wordt het beroep geacht afgewezen te zijn.

Artikel 3.27. (09/06/2023- ...)

Als de burgemeester geen beslissing neemt, kan binnen twaalf maanden nadat de termijn van drie maanden, vermeld in artikel 3.25, is verstreken, beroep aangetekend worden bij de Vlaamse Regering, die de burgemeester daarvan in voorkomend geval op de hoogte brengt. Bij de kennisgeving van de ontvankelijkheid van het beroep nodigt de Vlaamse Regering de houder van het zakelijk recht, de burgemeester, de verzoeker en de bewoner uit om hun argumenten schriftelijk bekend te maken en brengt ze de burgemeester op de hoogte van het beroep en van het verval van zijn beslissingsbevoegdheid.

De Vlaamse Regering neemt een beslissing binnen drie maanden na de ontvangst van het beroep tegen het stilzitten van de burgemeester, of binnen vier maanden na ontvangst van het beroep, als er voor de beoordeling van het beroep een nieuw conformiteitsonderzoek, dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3, noodzakelijk is. Als er geen beslissing genomen wordt binnen de termijn van drie respectievelijk vier maanden bij een nieuw conformiteitsonderzoek, wordt het beroep geacht afgewezen te zijn.

Artikel 3.28. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan in beroep zelf het besluit nemen om de woning overbewoond te verklaren en de nodige maatregelen bevelen. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 3.16, tweede lid, van toepassing.

Artikel 3.29. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan nadere formele en procedurele regels bepalen voor de toepassing van dit deel. Ze kan de vrijstelling, vermeld in artikel 3.12, §3 uitbreiden tot het advies van de gewestelijk ambtenaar over de overbewoondverklaring.

Deel 7. Herstel en sloop (... - ...)

Artikel 3.30. (01/01/2021- ...)

§1. Als de woning, die ongeschikt of onbewoonbaar werd verklaard of waarvoor de afgifte van een conformiteitsattest werd geweigerd, volgens de bevindingen van het conformiteitsonderzoek dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3, in aanmerking komt voor renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden, dan moeten die door de houder van het zakelijk recht worden uitgevoerd.

Voor de renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden kan onder de gestelde voorwaarden een tegemoetkoming worden verleend zoals bedoeld in artikel 5.75.

§2. De gemeente, het OCMW of een sociale woonorganisatie, uitgezonderd een huurdersbond, kunnen de werkzaamheden uitvoeren, voor zover ze contractueel een zakelijk recht op de woning verkrijgen of ze de woning voor minstens negen jaar huren. In dat laatste geval mag de huurprijs van de woning niet hoger zijn dan een bedrag dat wordt berekend op grond van de objectieve criteria, vastgesteld door de Vlaamse Regering, waarbij er rekening wordt gehouden met de slechte staat van de woning.

De initiatiefnemer moet de bewoners van de woning, die voldoen aan de door de Vlaamse Regering vastgestelde voorwaarden, herhuisvesten.

Artikel 3.31. (09/06/2023- ...)

Als de woning die ongeschikt of onbewoonbaar werd verklaard of waarvoor de afgifte van een conformiteitsattest werd geweigerd, volgens de bevindingen van het conformiteitsonderzoek dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3, niet in aanmerking komt voor renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden, dan moet de houder van het zakelijk recht hetzij aan de woning een andere bestemming geven volgens de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 hetzij de woning slopen, tenzij de sloop verboden is op grond van wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen.

Deel 8. Herhuisvesting (... - ...)

Artikel 3.32. (01/01/2021- ...)

Als de bewoners van een onbewoonbare of overbewoonde woning of van een goed als vermeld in artikel 3.35, geherhuisvest moeten worden omdat dit noodzakelijk is wegens mensonwaardige levensomstandigheden ernstige risico's voor hun veiligheid en gezondheid en de bepalingen van artikel 3.30, §2, niet toegepast kunnen worden, neemt de burgemeester de nodige maatregelen voor de bewoners die voldoen aan de voorwaarden die de Vlaamse Regering vaststelt. Hij kan daarbij onder meer de gemeentelijke huisvestingsmogelijkheden benutten of een beroep doen op de medewerking van het OCMW of van de sociale woonorganisaties, waarvan het werkingsgebied zich uitstrekt tot het grondgebied van de gemeente.

De Vlaamse Regering kan, binnen de kredieten die daartoe ingeschreven worden op de begroting van het Vlaamse Gewest en onder de voorwaarden die ze bepaalt, initiatieven nemen om de ontwikkeling van gemeentelijke herhuisvestingsmogelijkheden aan te moedigen of te ondersteunen.

Artikel 3.33. (09/06/2023- ...)

Als de burgemeester overgaat tot herhuisvesting van de bewoners van een onbewoonbare of overbewoonde woning of van een goed als vermeld in artikel 3.35, kan de gemeente onder meer de volgende kosten terugvorderen van de verhuurder of de persoon die de woning of het goed, vermeld in artikel 3.35, ter beschikking heeft gesteld:
1° de kosten om de woning te ontruimen;
2° de kosten voor het vervoer en de opslag van het meubilair en de goederen van de bewoners;
3° de installatiekosten met betrekking tot de nieuw te betrekken woning;
4° het verschil tussen de kosten per maand van de woning, vermeld in punt 3°, of van het verblijf in een daartoe uitgeruste voorziening, en 20% van het maandelijkse beschikbare inkomen van de bewoner.

Het verschil, vermeld in het eerste lid, 4°, kan teruggevorderd worden voor een periode van maximaal een jaar.

Als de gemeente daartoe een samenwerkingsovereenkomst sluit met de Vlaamse Regering, kan de Vlaamse Regering de kosten, vermeld in het eerste lid, laten prefinancieren door het Vlaamse Gewest. In dat geval treedt het Vlaamse Gewest voor de geprefinancierde kosten in alle rechten die de gemeente heeft ten aanzien van de schuldenaar. De eventuele invordering gebeurt met een dwangbevel dat opgesteld, geviseerd en uitvoerbaar verklaard wordt door de ambtenaren die aangewezen zijn met toepassing van artikel 5.4.

Deel 9. Strafrechtelijke handhaving (... - ...)

Titel 1. Straffen (... - ...)

Artikel 3.34. (01/01/2021- ...)

Als een niet-conforme of overbewoonde woning rechtstreeks of via tussenpersoon wordt verhuurd, te huur gesteld of ter beschikking gesteld met het oog op bewoning, wordt de verhuurder, de eventuele onderverhuurder of diegene die de woning ter beschikking stelt, gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een geldboete van 500 tot 25.000 euro of met een van die straffen alleen.

Artikel 3.35. (01/01/2021- ...)

Wanneer een roerend of een onroerend goed dat niet hoofdzakelijk voor wonen bestemd is, rechtstreeks of via een tussenpersoon wordt verhuurd, te huur gesteld of ter beschikking gesteld met het oog op bewoning terwijl dit goed gebreken vertoont die een veiligheids- of gezondheidsrisico inhouden of terwijl in dit goed de basisnutsvoorzieningén zoals elektriciteit, sanitair, kookgelegenheid en verwarmingsmogelijkheid ontbreken of niet behoorlijk functioneren, wordt de verhuurder, de eventuele onderverhuurder of diegene die dat roerend of onroerend goed ter beschikking stelt, gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een geldboete van 500 tot 25.000 euro of met een van die straffen alleen.

Artikel 3.36. (01/01/2021- ...)

Het misdrijf, bedoeld in artikel 3.34 of 3.35, wordt gestraft met een geldboete van 1000 tot 100.000 euro en met een gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar of met een van die straffen alleen in volgende gevallen:
1° als van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt,
2° als het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft.

Artikel 3.37. (09/06/2023- ...)

De wooninspecteur deelt, na de controle ter plaatse, aan de burgemeester en de gewestelijk ambtenaar mee voor welke woningen hij een aanvankelijk proces-verbaal zal opstellen.

Artikel 3.38. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 3.39. (01/01/2023- ...)

Met behoud van de toepassing van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd, kan de wooninspecteur in het kader van een onderzoek naar effectieve bewoning met het oog op de vaststelling van de misdrijven, vermeld in deze titel, de verbruiksgegevens van water, elektriciteit en gas opvragen bij de nutsbedrijven of de distributienetbeheerders.

De nutsbedrijven of de distributienetbeheerders moeten de verbruiksgegevens binnen een termijn van 14 dagen na ontvangst van de aanvraag aan de wooninspecteur bezorgen.

De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de wooninspecteur de verbruiksgegevens kan opvragen en de manier waarop de gegevens moeten worden bezorgd.

Artikel 3.40. (01/01/2023- ...)

Als ze het noodzakelijk achten, delen de wooninspecteurs de informatie die ze tijdens hun onderzoek hebben verkregen, mee aan alle ambtenaren die belast zijn met het toezicht op een andere wetgeving of met de toepassing van een andere wetgeving, als die informatie hen kan aanbelangen bij de uitoefening van het toezicht waarmee ze belast zijn of voor de toepassing van een andere wetgeving. De wooninspecteurs, vermeld in artikel 3.37, kunnen die informatie ook meedelen aan de sociale verhuurders, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, als ze dat noodzakelijk achten.

De informatie die werd verkregen tijdens de uitoefening van plichten, voorgeschreven door de rechterlijke overheid, mag alleen worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de rechterlijke overheid.

De ambtenaren die belast zijn met het toezicht op een andere wetgeving of met de toepassing van een andere wetgeving, en de sociale verhuurders, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, mogen de informatie, verkregen op grond van dit artikel, alleen gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten waarmee ze belast zijn.

Artikel 3.41. (01/01/2023- ...)

....

Artikel 3.42. (01/01/2023- ...)

Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de  algemene verordening gegevensbescherming kan de wooninspecteur of een door de Vlaamse Regering voor de handhaving van boek 3, deel 9, aangewezen agent van gerechtelijke politie beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de wooninspecteur of een door de Vlaamse Regering voor de handhaving van boek 3, deel 9, aangewezen agent van gerechtelijke politie, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.

De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.

Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de wooninspecteur of een door de Vlaamse Regering voor de handhaving van boek 3, deel 9, aangewezen agent van gerechtelijke politie zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.

Titel 2. Herstel (... - ...)

Artikel 3.43. (01/01/2021- ...)

Naast de straf kan de rechtbank de overtreder bevelen om werken uit te voeren om de woning of het pand dat het gebouw met de aanwezige woningen omvat, conform te maken en om de overbewoning te beëindigen. Als de rechtbank vaststelt dat de woning niet in aanmerking komt voor werkzaamheden, of dat het gaat om een goed als vermeld in artikel 3.35, beveelt ze de overtreder om er een andere bestemming aan te geven overeenkomstig de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 of om de woning of het goed te slopen, tenzij de sloop ervan verboden is op grond van wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen. Dat gebeurt ambtshalve of op vordering van de wooninspecteur of het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de woning, het pand of het goed ligt.

De rechtbank bepaalt de termijn voor de uitvoering van de herstelmaatregelen en kan, op vordering van de wooninspecteur of het college van burgemeester en schepenen, eveneens een dwangsom bepalen per dag vertraging in de tenuitvoerlegging van de herstelmaatregelen. De termijn voor de uitvoering van de herstelmaatregelen bedraagt maximaal twee jaar.

 

Artikel 3.44. (09/06/2023- ...)

§1. De vorderingen bedoeld in artikel 3.43, worden bij het parket ingeleid bij gewone brief in naam van het Vlaamse Gewest of het college van burgemeester en schepenen, door de wooninspecteurs en de aangestelden van het college van burgemeester en schepenen.

De wooninspecteur of het college van burgemeester en schepenen stuurt een afschrift van de vordering, vermeld in artikel 3.43, naar de overtreder en naar de houder van het zakelijk recht op de woning, het pand of het goed waarvoor de vordering werd ingeleid.

De wooninspecteur neemt de woningen, panden en goederen waarop een vordering als vermeld in artikel 3.43, rust, op in een register dat actief openbaar wordt gemaakt. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de vorm, inhoud, beheer en gebruik van dat register. Als een vordering als vermeld in artikel 3.43, wordt ingeleid in naam van het college van burgemeester en schepenen, wordt daarvan een afschrift bezorgd aan de wooninspecteur met het oog op de opname van die vordering in het register, vermeld in het derde lid.

§2. De vordering wordt uitdrukkelijk gemotiveerd vanuit het oogpunt van de conformiteit van de woning en het beëindigen van de overbewoning.

§3. De vordering vermeldt minstens de gebreken op basis waarvan het herstel wordt gevorderd.

§4. De wooninspecteur en het college van burgemeester en schepenen kunnen ook voor de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in burgerlijke aangelegenheden, in het gerechtelijk arrondissement waar de woning, het pand of het goed, vermeld in artikel 3.34, 3.35 en 3.36, zich bevindt, de uitvoering van herstelmaatregelen vorderen zoals omschreven in artikel 3.43.

Artikel 3.45. (01/01/2021- ...)

De hoven en rechtbanken die uitspraak doen over de vorderingen, vermeld in artikel 3.43, bezorgen een afschrift aan de herstelvorderende overheid binnen de termijn om rechtsmiddelen tegen de uitspraak aan te wenden.

Artikel 3.46. (09/06/2023- ...)

Als de overtreder de gevorderde of de door de rechtbank opgelegde herstelmaatregelen vrijwillig heeft uitgevoerd, brengt hij de wooninspecteur en het college van burgemeester en schepenen daarvan onmiddellijk op de hoogte. De kennisgeving wordt aangetekend verstuurd of wordt afgegeven tegen ontvangstbewijs. De wooninspecteur kan stukken en bewijselementen opvragen die het gemelde herstel aannemelijk maken. Als de overtreder de gevraagde stukken niet bezorgt, voert de wooninspecteur geen controle ter plaatse uit. Na ontvangst van de vergoeding, vermeld in het tweede lid, doet de wooninspecteur of een door de Vlaamse Regering voor de handhaving van boek 3, deel 9, aangewezen agent van gerechtelijke politie, een controle ter plaatse en stelt hij een proces-verbaal van vaststelling op.

De controle ter plaatse, vermeld in het eerste lid, wordt pas uitgevoerd na de betaling van een vergoeding. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de vergoeding en de nadere regelen voor de inning ervan. De opbrengst van de vergoeding wordt toegewezen aan het Fonds voor de Wooninspectie, vermeld in artikel 19 van het decreet van 29 juni 2007 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2007.

De wooninspecteur stelt een proces-verbaal van uitvoering op. Behoudens bewijs van het tegendeel geldt alleen het proces-verbaal van uitvoering als bewijs van het herstel en van de datum van het herstel. De wooninspecteur zendt een afschrift van het proces-verbaal van uitvoering aan het college van burgemeester en schepenen en aan de overtreder en de houder van het zakelijk recht op de woning, het pand of het goed, vermeld in artikel 3.34, 3.35 en 3.36. 

 

Artikel 3.47. (01/01/2021- ...)

Voor het geval dat de herstelmaatregelen door de overtreder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn worden uitgevoerd, beveelt het vonnis van de rechter, bedoeld in artikel 3.43 en 3.44, dat de wooninspecteur, het college van burgemeester en schepenen en eventueel de burgerlijke partij, ambtshalve in de uitvoering ervan kan voorzien.

Wanneer de overtreder in gebreke blijft is hij verplicht alle uitvoeringskosten te vergoeden op vertoon van een staat, opgesteld door de overheid, bedoeld in het eerste lid, of begroot en uitvoerbaar verklaard door de beslagrechter in de burgerlijke rechtbank.

De verjaringstermijn van de maatregel, bedoeld in artikel 3.43 en 3.44, neemt een aanvang vanaf het verstrijken van de termijn die de rechtbank bepaald heeft voor de tenuitvoerlegging ervan

Artikel 3.48. (01/01/2021- ...)

In geval van veroordeling wegens één van de misdrijven, bepaald in artikel 3.34, 3.35 en 3.36, machtigt het vonnis van de rechter, bedoeld in artikel 3.43 en 3.44, de wooninspecteur en het college van burgemeester en schepenen om de kosten, vermeld in artikel 3.33, te verhalen op de overtreder.

De overtreder is verplicht alle kosten te vergoeden op vertoon van een staat opgesteld door de overheid, bedoeld in het eerste lid, of begroot en uitvoerbaar verklaard door de beslagrechter in de burgerlijke rechtbank.

Titel 3. Procedurele bepalingen (... - ...)

Artikel 3.49. (09/06/2023- ...)

§1. De dagvaarding voor de correctionele rechtbank op grond van artikel 3.34, 3.35 en 3.36, of het exploot tot inleiding van het geding, bedoeld in artikel 3.44, §4, is pas ontvankelijk na overschrijving in het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van het gebied waar de goederen gelegen zijn.

Elke eindbeslissing die in de zaak gewezen is, wordt op de kant van de overgeschreven dagvaarding of van het overgeschreven exploot ingeschreven op de wijze, bepaald in artikel 84 van de hypotheekwet. Bij gebrek aan een overschrijving, bedoeld in het eerste lid, wordt de eindbeslissing ingeschreven op de kant van de overschrijving van de titel van verkrijging.

Hetzelfde geldt voor het proces-verbaal waarbij wordt vastgesteld dat het vonnis of arrest is uitgevoerd en voor het proces-verbaal waarbij wordt vastgesteld dat de in artikel 3.43 vermelde herstelvordering werd uitgevoerd nadat het exploot tot inleiding van het geding, bedoeld in artikel 3.44, §4, is overgeschreven.

§2. De dagvaarding of het exploot vermeldt de kadastrale omschrijving van het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van het misdrijf en identificeert de houder van het zakelijk recht op dat goed, in de vorm en onder de sanctie voorgeschreven door de wetgeving inzake hypotheken.

§3. De uitvoering door of in de plaats van de veroordeelde, van de publieke herstelmaatregel die is opgelegd met toepassing van artikel 3.43 tot en met 3.48, moet door iedereen worden gedoogd.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid kunnen derden-verkrijgers die niet in het geding zijn tussengekomen en van wie de titel al was overgeschreven vóór de hypothecaire publiciteit, vermeld in paragraaf 1, derdenverzet instellen tegen de eindbeslissing waarin de herstelmaatregel, vermeld in het eerste lid, is opgelegd.

§4. Als openbare besturen of derden wegens het in gebreke blijven van de veroordeelde of van de nieuwe houder van het zakelijk recht, vermeld in artikel 3.50, gedwongen zijn om het vonnis uit te voeren, wordt de daaruit te hunnen bate voortvloeiende schuldvordering gewaarborgd door een wettelijke hypotheek, die ingeschreven, vernieuwd, verminderd of gedeeltelijk doorgehaald wordt overeenkomstig de bepalingen in de hoofdstukken IV en V van de hypotheekwet.

Die waarborg dekt ook de schuldvordering ten gevolge van de kosten van de hypothecaire formaliteiten die door hen zijn voorgeschoten en die ten laste komen van de veroordeelde of van de nieuwe houder van het zakelijk recht, vermeld in artikel 3.50.

Artikel 3.50. (01/01/2021- ...)

Als er op een roerend of onroerend goed ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren als vermeld in deel 9, titel 2, wordt die verplichting op het ogenblik dat een authentieke akte wordt opgesteld voor de overdracht van een zakelijk recht op het goed, in een afzonderlijke akte vermeld. In die akte wordt ook vermeld dat de nieuwe houder van het zakelijk recht de verbintenis aangaat om, met behoud van de toepassing van de verplichting voor de overtreder, de opgelegde herstelmaatregelen uit te voeren en de eventuele uitvoeringskosten te vergoeden overeenkomstig artikel 3.47, tweede lid.

De instrumenterende ambtenaar bezorgt een afschrift van de afzonderlijke akte, vermeld in het eerste lid, aan de wooninspecteur en is ertoe gehouden de grosse af te leveren op zijn verzoek.

De kosten voor het opstellen van de afzonderlijke akte zijn ten laste van de overdrager van het zakelijk recht.

Artikel 3.51. (01/01/2021- ...)

De overtreder brengt voor het afsluiten van de overeenkomst tot overdracht van een zakelijk recht, de kandidaat-overnemer op de hoogte dat op het goed een vordering of veroordeling als vermeld in artikel 3.43, rust. In de overeenkomst tot overdracht van het zakelijk recht wordt vermeld dat op het goed een bovenvermelde vordering of veroordeling rust.

Met behoud van het recht om een schadevergoeding te eisen, vernietigt de rechtbank, op vordering van de overnemer, de titel van overdracht van zakelijk recht als de overtreder niet voldaan heeft aan de verplichting, vermeld in het eerste lid.

In afwijking van het tweede lid kan de overnemer de vordering tot vernietiging niet inroepen als de informatie, vermeld in het eerste lid, wordt meegedeeld bij het verlijden van de authentieke akte en als de nieuwe houder van het zakelijk recht verzaakt aan de vordering tot vernietiging.

Als een zakelijk recht op een roerend of onroerend goed wordt overgedragen, consulteert de instrumenterend ambtenaar het register van herstelvorderingen, vermeld in artikel 3.44, §1, derde lid, en neemt hij de daarin opgenomen informatie op in de akte van overdracht. Als het register over dat goed geen informatie bevat, wordt dat ook vermeld in de akte.

Titel 4. Verzegeling (... - ...)

Artikel 3.52. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 3.53. (01/01/2023- ...)

De burgemeester, de wooninspecteur of een door de Vlaamse Regering voor de handhaving van boek 3, deel 9, aangewezen agent van gerechtelijke politie, kunnen de verhuurde of te huur of ter beschikking gestelde woningen die niet conform of overbewoond zijn, en goederen als vermeld in artikel 3.35, verzegelen.

Een goed als vermeld in het eerste lid, kan ook verzegeld worden als er al een misdrijf als vermeld in artikel 3.34, 3.35 of 3.36, is vastgesteld en het goed niet langer verhuurd, te huur of ter beschikking gesteld wordt.

Als de verzegeling gepaard gaat met gedwongen uitdrijving, neemt de burgemeester de nodige initiatieven voor de herhuisvesting van de bewoners in kwestie, vermeld in artikel 3.32 en 3.33.

Artikel 3.54. (20/09/2021- ...)

De verhuurder, de houder van het zakelijk recht en de bewoner kunnen tegen de verzegeling beroep instellen bij de Vlaamse Regering binnen tien dagen nadat ze op de hoogte zijn gebracht van de verzegeling. Het beroep werkt niet opschortend. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het instellen en het behandelen van het beroep.

De verhuurder, de houder van het zakelijk recht en de bewoner kunnen een verzoek tot opheffing van de verzegeling indienen bij de instantie die heeft verzegeld, als het verzoek betrekking heeft op het uitvoeren van herstelwerkzaamheden of dient om eventuele schade te beperken of te vermijden. Het verzoek wordt verstuurd met een beveiligde zending. De instantie aan wie het verzoek is gericht, beslist binnen 30 dagen nadat ze het verzoek tot opheffing van de verzegeling heeft ontvangen. Die termijn is eenmalig verlengbaar met 30 dagen. Als er geen tijdige beslissing wordt genomen, wordt het verzoek geacht afgewezen te zijn. Tegen een weigering om de verzegeling op te heffen, is beroep mogelijk bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het instellen en het behandelen van het beroep.

Artikel 3.55. (01/01/2023- ...)

Het schenden van een verzegeling of het niet-naleven van de voorwaarden die gekoppeld zijn aan de opheffing van de verzegeling, is strafbaar met een bestuurlijke geldboete van 500 euro tot 5000 euro.

[Deel 10. Privacy (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 53, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 3.56. (09/06/2023- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

§ 1. Voor de toepassing van de bepalingen van dit boek worden persoonsgegevens verwerkt om de minimale woningkwaliteit, vermeld in deel 1, na te streven.

§ 2. De verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens met toepassing van de bepalingen in deel 2 tot en met 7 van dit boek zijn:
1° de steden en gemeenten, met inbegrip van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, voor wat betreft de verwerkingen die zij voor hun rekening nemen;
2° het agentschap dat door de Vlaamse Regering belast wordt met de uitvoering van het woonbeleid, voor wat betreft de verwerkingen die het voor zijn rekening neemt;
3° de Vlaamse Belastingdienst, voor wat betreft het raadplegen van persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van diens opdrachten.

De verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens met toepassing van deel 8 van dit boek zijn, ieder voor wat betreft de verwerkingen die zij voor hun rekening nemen:
1° de steden en gemeenten;
2° de OCMW's;
3° de sociale woonorganisaties.

De verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens met toepassing van de bepalingen van deel 9 van dit boek is het agentschap dat door de Vlaamse Regering belast wordt met de uitvoering van het woonbeleid.

De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in deze paragraaf, verduidelijken in hun respectieve privacyverklaringen welke verwerkingen zij voor hun rekening nemen. Zij nemen met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen in hun communicatie met deze betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van hun respectieve privacyverklaringen.

§ 3. De categorieën van persoonsgegevens die kunnen worden verwerkt met toepassing van paragraaf 1 zijn:
1° persoonlijke identificatiegegevens, waaronder contactgegevens;
2° rijksregisternummer;
3° woningkenmerken;
4° strafrechtelijke gegevens;
5° gegevens inzake bestuurlijke vervolging en sanctionering;
6° gegevens die noodzakelijk zijn om na te gaan of de bepalingen die de Vlaamse Regering met toepassing van artikel 3.5 oplegt, worden nageleefd.

De Vlaamse Regering kan de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.

§ 4. Voor de verwerking van persoonsgegevens met toepassing van paragraaf 1 geldt een bewaartermijn:
1° van 10 jaar na het afsluiten van een administratief dossier als vermeld in deel 2 tot en met 8 van dit boek;
2° van 30 jaar na het afsluiten van een strafrechtelijk dossier als vermeld in deel 9 van dit boek;
3° zoals bepaald in het Kaderdecreet betreffende de bestuurlijke handhaving van 22 maart 2019 voor wat betreft de bestuurlijke vervolging en beboeting.

Binnen een jaar na het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste en derde lid, worden persoonsgegevens in digitale vorm definitief gewist en papieren documenten die persoonsgegevens bevatten vernietigd.

De persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 6°, kunnen bewaard worden tot tien jaar na de stopzetting van de erkenning van een woningcontroleur. De Vlaamse Regering kan voor specifieke persoonsgegevens een kortere bewaartermijn bepalen.

§ 5. De betrokkenen bij de verwerking van persoonsgegevens met toepassing van paragraaf 1 zijn:
1° de houder van het zakelijk recht op de woning;
2° de huurder;
3° de verhuurder;
4° de bewoner;
5° de personen die betrokken zijn bij het misdrijf, vermeld in boek 3, deel 9, titel 1;
6° de contactpersonen die zichzelf als dusdanig kenbaar gemaakt hebben;
7° de controleurs, vermeld in artikel 3.5.

Artikel 3.57. (01/01/2024- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

§1. Voor de volgende woningen kan het agentschap dat door de Vlaamse Regering belast is met de uitvoering van het woonbeleid de volgende gegevens publiek ter beschikking stellen:
1° voor woningen waarvoor een conformiteitsattest als vermeld in artikel 3.6 is aangevraagd of afgegeven;
2° voor woningen waarvoor een waarschuwingsprocedure als vermeld in artikel 3.10 loopt;
3° voor woningen waarvoor een procedure tot ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring als vermeld in artikel 3.12 loopt, met inbegrip van een beroepsprocedure als vermeld in artikel 3.14 en 3.15;
4° voor woningen die in de inventaris zijn opgenomen;
5° voor woningen waarvoor de opname in de inventaris geschorst is conform artikel 3.21, §3.

De gegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen digitaal of op een ande-re wijze aan het publiek ter beschikking worden gesteld. De voormelde terbeschikkingstelling kan de volgende informatie bevatten:
1° de identificatiegegevens van die woningen, met uitsluiting van identiteitsgegevens van personen;
2° informatie over het bestaan van een niet-vervallen conformiteitsattest of over het bestaan van een verzoek tot afgifte van een conformiteitsattest;
3° informatie over het bestaan van een waarschuwing als vermeld in artikel 3.10;
4° informatie over het bestaan van een actueel besluit om een woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren of over het bestaan van een procedure tot ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring, met inbegrip van een beroepsprocedure als vermeld in artikel 3.14 en artikel 3.15;
5°     informatie over het bestaan van een schorsing van een opname in de inventaris als vermeld in artikel 3.21, §3.

De terbeschikkingstelling, vermeld in het eerste en tweede lid, is mogelijk voor alle geïnteresseerde of belanghebbende natuurlijke personen, rechtspersonen, organisaties, overheidsinstanties, diensten of andere organen, voor commercieel en niet-commercieel gebruik. Het agentschap, vermeld in het eerste lid, kan voor de terbeschikkingstelling, vermeld in het eerste en tweede lid, een beroep doen op een publieke of private dienstverlener. In dat geval is het voormelde agentschap de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de overdracht van de gegevens en is de dienstverlener de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor het bijhouden en ter beschikking stellen ervan.

§2. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, of een gemeente kan voor de woningen, vermeld in paragraaf 1, ook de volgende documenten ter beschikking stellen van de VMSW en van notarissen, vastgoedmakelaars, gemeenten, OCMW’s en de Vlaamse Belastingdienst die betrokken zijn bij de verkoop of de verhuur van een woning:
1° de besluiten van de burgemeester of de minister om een woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren;
2° de resultaten van het conformiteitsonderzoek dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 3.3;
3° een afschrift van een afgegeven conformiteitsattest.

De terbeschikkingstelling, vermeld in het eerste lid, kan gebeuren via een representatieve beroepsorganisatie, met het oog op de integratie van de gegevens in een digitale omgeving die ze ter beschikking stelt van haar leden.

De dienst, vermeld in het eerste lid, is verwerkingsverantwoordelijke voor de overdracht van de gegevens. De VMSW, de representatieve beroepsorganisaties, vermeld in het tweede lid, en de ontvangende notarissen en vastgoedmakelaars, zijn verwerkingsverantwoordelijke voor de verdere verwerking ervan. Notarissen en vastgoedmakelaars kunnen de documenten die conform het eerste of tweede lid ter beschikking worden gesteld, op hun beurt ter beschikking stellen van de betrokkenen bij het dossier waarvoor deze notarissen of vastgoedmakelaars de voormelde gegevens opvragen.

§ 3. Voor de woningen, vermeld in paragraaf 1, kunnen de resultaten van de recentste technische vaststellingen, vermeld in artikel 3.3, door steden en gemeenten of door het agentschap dat door de Vlaamse Regering belast wordt met de uitvoering van het woonbeleid, die als verwerkingsverantwoordelijke optreden, ter beschikking gesteld worden van de houder van het zakelijk recht die niet betrokken was bij de procedure die tot de inventarisatie of tot afgifte van een conformiteitsattest heeft geleid en van iedere persoon die aantoont dat de technische toestand van de woning hem rechtstreeks en persoonlijk in zijn rechtssituatie kan raken.

Deel 11. Kotlabel en melding van studentenhuisvesting (Datum te bepalen door Vlaamse Regering - ...)

Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"

Artikel 3.58.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(Datum te bepalen door Vlaamse Regering- ...)

In dit deel wordt verstaan onder:
1° student: iedere persoon die ingeschreven is bij een instelling die voltijds onderwijs aanbiedt;
2° studentenhuisvesting: elke woning die verhuurd wordt of te huur of ter beschikking gesteld wordt met het oog op de huisvesting van een of meer studenten.

Artikel 3.59.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(Datum te bepalen door Vlaamse Regering- ...)

§1. De gemeenteraad kan bij verordening:
1° bepalen dat een studentenhuisvesting het kotlabel, vermeld in paragraaf 2, kan krijgen;
2° het kotlabel, vermeld in paragraaf 2, verplichten om een studentenhuisvesting te verhuren of ter beschikking te stellen.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de gemeentelijke verordeningen, vermeld in het eerste lid.

§2. Een kotlabel toont aan dat een studentenhuisvesting aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, vermeld in artikel 3.1 van deze codex, en, in voorkomend geval, de strengere veiligheids- en kwaliteitsnormen die de gemeenteraad kan opleggen conform artikel 3.2, eerste lid, 2°, van deze codex;
2° de vereisten van brandveiligheid van woningen;
3° het aantal woongelegenheden is vergund of vergund geacht conform de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure om een kotlabel als vermeld in het eerste lid, aan te vragen, te behandelen en toe te kennen. De Vlaamse Regering bepaalt de geldigheidsduur van het kotlabel, vermeld in het eerste lid, het uitzicht ervan, en op welke wijze het wordt bekendgemaakt. De gemeente kan nadere regels bepalen.

§3. Als de gemeenteraad een verordening als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, heeft, kan ze bijkomende voorwaarden opleggen, die geen afbreuk doen aan het kotlabel, vermeld in paragraaf 2, eerste lid.

Artikel 3.60.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(Datum te bepalen door Vlaamse Regering- ...)

Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een studentenhuisvesting verhuurt of te huur of ter beschikking stelt, meldt dat. De voormelde persoon kan melden dat de studentenhuisvesting niet langer wordt verhuurd of ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering werkt de voormelde meldingsplicht verder uit.

Boek 4. Woonactoren (... - ...)

Deel 1. Sociale woonorganisaties (... - ...)

Titel 1. Gemeenschappelijke bepalingen (... - ...)

Artikel 4.1. (01/01/2021- ...)

De sociale woonorganisaties streven de realisatie van het recht op wonen na door hun activiteiten in te passen in de bijzondere doelstellingen, opgenomen in artikel 1.6.

Ze voeren alle verrichtingen uit die uitdrukkelijk verband houden met hun opdracht en met de andere aspecten van het sociale woonbeleid, waaraan ze krachtens een decreet of een besluit van de Vlaamse Regering moeten of kunnen meewerken.

Artikel 4.1/1. (01/01/2024- ...)

Als een initiatiefnemer als vermeld in artikel 4.13 zakelijke rechten afstaat op een sociale huurwoning, een betaalbare studentenkamer of een geconventioneerde huurwoning, herinvesteert hij de venale waarde van de sociale huurwoning, een betaalbare studentenkamer of de geconventioneerde huurwoning in de sociale huisvestingssector. Als een initiatiefnemer als vermeld in artikel 4.13 een sociale huurwoning, met uitzondering van de ingehuurde woningen, vermeld in artikel 4.40, 4°, niet langer verhuurt volgens boek 6, herinvesteert hij de venale waarde van de sociale huurwoning in de sociale huisvestingssector, tenzij de woning leegstaat in afwachting van renovatie of sloop of aangewend wordt als betaalbare studentenkamer. Als een woonmaatschappij een betaalbare studentenkamer niet langer verhuurt, herinvesteert ze de venale waarde van de betaalbare studentenkamer in de sociale huisvestingssector, tenzij de studentenkamer leegstaat in afwachting van renovatie of verhuurd wordt volgens boek 6.

De initiatiefnemer komt de herinvesteringsverplichting, vermeld in het eerste lid, na binnen een termijn van maximaal vijf jaar vanaf de dag waarop hij de sociale huurwoning niet langer verhuurt volgens de bepalingen van boek 6 of vanaf de dag waarop hij de geconventioneerde huurwoning of de betaalbare studentenkamer niet langer verhuurt volgens dit decreet. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop aan de herinvesteringsverplichting wordt voldaan.

De initiatiefnemer die beslist om een sociale huurwoning die gefinancierd is met subsidies of gesubsidieerde leningen niet langer te verhuren volgens de bepalingen van boek 6, op een ogenblik dat de verbintenissentermijn nog niet is verstreken, is, in afwijking van de geldende subsidieregelingen, niet gehouden tot terugbetaling van de subsidies die werden verleend voor die woning als aan de herinvesteringsverplichting, vermeld in het eerste lid, is voldaan. De woonmaatschappij die beslist om een betaalbare studentenkamer die gefinancierd is met subsidies of gesubsidieerde leningen niet langer te verhuren volgens dit decreet, op een ogenblik dat de verbintenissentermijn nog niet is verstreken, is, in afwijking van de geldende subsidieregelingen, niet gehouden tot terugbetaling van de subsidies die werden verleend voor die studentenkamer als aan de herinvesteringsverplichting, vermeld in het eerste lid, is voldaan. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de initiatiefnemer aantoont dat aan de herinvesteringsverplichting, vermeld in het eerste lid, is voldaan teneinde niet tot terugbetaling van de subsidie te zijn gehouden.

Tegen de oplegging van een administratieve geldboete overeenkomstig artikel 4.89 en 4.90 wegens de niet-naleving van de herinvesteringsverplichting, staat beroep open op de wijze door de Vlaamse Regering bepaald, binnen een termijn van dertig dagen na kennisgeving door de toezichthouder.

Artikel 4.1/2. (20/09/2021- ...)

In afwijking van artikel 4.1/1, eerste lid, geldt de herinvesteringsplicht niet als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de sociale huurwoning voldoet niet aan de vereisten, vermeld in artikel 3.1;
2° de initiatiefnemer als vermeld in artikel 4.13 geeft de sociale huurwoning in
erfpacht;
3° de erfpachtovereenkomst bevat geen aankooprecht of aankoopoptie;
4° de erfpachtnemer verbindt zich ertoe om de woning te renoveren zodat ze voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 3.1;
5° de erfpachtnemer verbindt zich ertoe om de gerenoveerde woning, vermeld in punt 4°, te verhuren aan de woonmaatschappij van het werkingsgebied waarin de woning ligt;
6° de woonmaatschappij, vermeld in punt 5°, verbindt zich ertoe de gerenoveerde woning, vermeld in punt 4°, in te huren en te verhuren overeenkomstig haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 4°;
7°   de aanvullende voorwaarden die de Vlaamse Regering kan bepalen.

Aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 4°, is ook voldaan als de woning wordt afgebroken en op hetzelfde perceel een nieuwe woning wordt opgericht.
 

Artikel 4.2. (30/06/2023- ...)

§1. Op voorstel van de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid en na overleg met vertegenwoordigers van de sociale woonorganisaties en van de steden en gemeenten stelt de Vlaamse Regering normen en bouwtechnische en conceptuele richtlijnen vast voor de bouw, de renovatie, de verbetering en de aanpassing van sociale woningen en de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur voor sociale woonprojecten.

Op verzoek van een initiatiefnemer of op eigen initiatief brengt de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid een advies uit over het al dan niet overeenstemmen van verrichtingen die deel uitmaken van sociale woonprojecten met de normen en richtlijnen, vermeld in het eerste lid. Onder de voorwaarden en volgens de procedure die de Vlaamse Regering bepaalt, kan de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid op dossierniveau afwijkingen van de richtlijnen toestaan.

§2. Er wordt een kwaliteitskamer opgericht. De kwaliteitskamer neemt beslissingen over verzoeken om los van een concreet project afwijkingen toe te staan van de richtlijnen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, en over beroepen tegen ongunstige adviezen van de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de samenstelling, organisatie en werking van de kwaliteitskamer.

§ 3. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid beoordeelt de conformiteit met de voor de woonmaatschappijen geldende prijs- en kwaliteitsnormen van woningen die door private actoren worden opgericht in het kader van een koop-verkoopovereenkomst met een woonmaatschappij, die de woningen na de overname zal verhuren als sociale huurwoningen of overdragen als sociale koopwoningen.

Artikel 4.3. (01/01/2021- ...)

Wanneer de uitvoering van een verrichting, bedoeld in dit deel, de ontruiming van woningen vereist, is de initiatiefnemer verplicht de bewoners die voldoen aan de voorwaarden die worden vastgesteld op grond van boek 6, deel 4, en de bewoners van een woning die toebehoort aan een sociale woonorganisatie of de initiatiefnemer te herhuisvesten onder de door de Vlaamse Regering gestelde voorwaarden.

Artikel 4.4. (01/01/2021- ...)

De sociale woonorganisaties verstrekken op eigen initiatief of op verzoek alle nuttige informatie aan de Vlaamse Regering.

De sociale woonorganisaties zijn onderworpen aan de decretale bepalingen inzake passieve openbaarheid die in uitvoering van artikel 32 van de Grondwet in het Vlaamse Gewest van toepassing zijn. De sociale woonorganisaties behandelen klachten overeenkomstig de bepalingen van titel II, hoofdstuk 5, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. Ze zijn eveneens onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.

Artikel 4.5. (04/03/2023- ...)

Voor de opmaak van schattingsverslagen, in het kader van onroerende transacties krachtens deze codex, doen sociale woonorganisaties een beroep op een van de hierna volgende personen of instanties:
1° een schatter-onderhandelaar van de Vlaamse Belastingdienst die bevoegd is voor schattingen;
2° een notaris;
3° een landmeter-expert, na gezamenlijk akkoord over de schatter;
4° een ambtenaar die gemachtigd is door de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, als die dienst zelf geen partij is bij de onroerende transactie waarvoor het schattingsverslag wordt opgemaakt.

De raming van de waarde van een onroerend goed door een persoon of instantie als vermeld in het eerste lid, 1°, primeert op de raming van een onroerend goed door een persoon of instantie als vermeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°.

Artikel 4.6. (01/01/2023- ...)

De Vlaamse Regering waakt erover dat:
1° de verrichtingen van de sociale woonorganisaties worden gecoördineerd met en geïntegreerd in het Vlaamse en gemeentelijke woonbeleid;
2° de sociale woonorganisaties in hun werking rekening houden met de bijzondere doelstellingen van het woonbeleid, vermeld in artikel 1.6, en samenwerken, zowel onderling als met andere instanties die lokaal actief zijn inzake wonen;
3° de sociale woonorganisaties hun opdrachten uitvoeren.

Er wordt een databank met informatie over de prestaties van de sociale woonorganisaties en andere door de Vlaamse Regering erkende instanties opgebouwd. De Vlaamse Regering bepaalt de opzet, de inhoud, de raadpleging, het gebruik en de verkrijging van de verwerkte gegevens van de databank.

Titel 2. Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (... - ...)

Hoofdstuk 1. Oprichting en organisatie (... - ...)

Artikel 4.7. (01/01/2023- ...)

Een Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, hierna VMSW te noemen, wordt opgericht als een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap als vermeld in artikel III.7, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, hierna het Bestuursdecreet te noemen.

De VMSW heeft rechtspersoonlijkheid en zal, zonder haar burgerlijk karakter te verliezen, in de vorm van een naamloze vennootschap worden opgericht. De VMSW is de rechtsopvolger van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij.

De rechtspositie van de VMSW wordt geregeld door het Bestuursdecreet, deze codex en haar statuten. De bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen met betrekking tot de naamloze vennootschappen zijn van toepassing op de VMSW voor alles wat niet geregeld is door het Bestuursdecreet, door deze codex, door de wetten en decreten die voor het Vlaamse Gewest en de eronder ressorterende instellingen een regeling inzake begroting, boekhouding, organisatie van de controle en controle op subsidies invoeren, of door haar statuten, en dit voorzover die bepalingen met betrekking tot de naamloze vennootschappen niet in strijd zijn met voormelde decretale of wettelijke regelingen.

Het Vlaamse Gewest beschikt op elk moment over het gehele kapitaal van de VMSW.

De statuten van de VMSW worden vastgesteld in een authentieke akte houdende omvorming van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij tot het extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen. De statuten worden ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Ze kunnen alleen worden gewijzigd met goedkeuring van de Vlaamse Regering.

 

Artikel 4.8. (01/01/2023- ...)

De VMSW wordt bestuurd door een raad van bestuur. De raad van bestuur telt drie leden, waaronder een voorzitter. In afwijking van artikel III.10 en III.44 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 bestaat de raad van bestuur van rechtswege en voor onbepaalde duur uit de volgende leden:
1° de leidend ambtenaar van de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid. Hij is de voorzitter;
2° twee personeelsleden van de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid. De Vlaamse Regering bepaalt het functieprofiel van die personeelsleden.

De leden van de raad van bestuur ontvangen geen vergoeding voor hun mandaat als lid van de raad van bestuur.

In afwijking van artikel III.40 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 worden in de raad van bestuur van de VMSW geen onafhankelijke bestuurders aangesteld.

Met behoud van de toepassing van artikel III.12 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 is het mandaat van bestuurder onverenigbaar met de hoedanigheid van voorzitter, bestuurder of titularis van een leidinggevende functie in een andere sociale woonorganisatie.

Behoudens indien dit bij wet, decreet of in de statuten wordt uitgesloten, kan de raad van bestuur zijn bevoegdheden delegeren aan één of meer van zijn leden of aan de personeelsleden van de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, die de opdrachten van de VMSW uitvoeren conform artikel 4.9 van deze codex.

In afwijking van artikel III.9 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 wordt geen gedelegeerd bestuurder of een hoofd van het agentschap aangesteld.

Artikel 4.9. (01/01/2023- ...)

De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid voert de opdrachten uit die door of ter uitvoering van deze codex of andere decreten worden toevertrouwd aan de VMSW.

In afwijking van artikel III.61, § 1, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 stelt de Vlaamse Regering, op voorstel van het hoofd van de dienst die door de Vlaamse Regering is belast met het woonbeleid, een gezamenlijk ondernemingsplan vast voor die dienst en de VMSW.

In afwijking van artikel III.62, eerste lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 wordt jaarlijks een rapport opgesteld over de uitvoering van het ondernemingsplan conform het tweede lid.

Artikel 4.10. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein de VMSW behoort.

Artikel 4.11. (01/01/2021- ...)

De duur van de VMSW is onbepaald. Tot de ontbinding van de VMSW kan alleen bij decreet worden besloten. Dat decreet bepaalt tevens de wijze en de voorwaarden van vereffening.

Artikel 4.12. (01/01/2021- ...)

De VMSW is ertoe gemachtigd deel te nemen aan de pensioenregeling, ingesteld bij de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut, alsmede van hun rechthebbenden.

Hoofdstuk 2. Opdrachten (... - ...)

Artikel 4.13. (01/01/2023- ...)

De VMSW wordt belast met de uitvoering van het investeringsprogramma, vermeld in artikel 2.22, § 1. Hiertoe ondersteunt ze de sociale woonorganisaties, gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, OCMW's en welzijnsverenigingen op financieel en ICT-vlak bij de realisatie van woonprojecten en bij het kwaliteitsgerichte en kostprijsbewuste beheer van hun woningpatrimonium, voor zover die actoren in hun werking rekening houden met de bijzondere doelstellingen van het woonbeleid, vermeld in artikel 1.6.

Artikel 4.14. (01/01/2021- ...)

De VMSW wordt belast met de uitvoering van een of meer opdrachten als vermeld in artikel 49, §3, 3°, van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992. Daartoe kan de Vlaamse Regering een overeenkomst met de VMSW sluiten waarin de voorwaarden worden bepaald. De VMSW kan voor de uitvoering van deze opdrachten jaarlijks een kostenvergoeding ontvangen lastens de begroting van het Vlaamse Gewest.

Artikel 4.15. (01/01/2023- ...)

§ 1. De VMSW heeft de opdracht om voor de realisatie van het grond- en woonbeleid in Vlaams-Brabant renteloze leningen toe te staan aan Vlabinvest apb, opgericht bij artikel 1 van het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 22 oktober 2013.

Vlabinvest apb wendt de leningen, vermeld in het eerste lid, uitsluitend aan voor de realisatie van zijn opdracht als vermeld in artikel 3 van het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 22 oktober 2013 op de volgende wijzen:
1° voor de financiering van bouwverrichtingen die door Vlabinvest apb zelf worden gerealiseerd;
2° voor het toestaan van leningen voor de financiering van bouwverrichtingen aan initiatiefnemers, waaronder:
a) een woonmaatschappij;
b) een gemeente of een intergemeentelijk samenwerkingsverband;
c) een OCMW en een vereniging als vermeld in deel 3, titel 4, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
d) het VWF;
e) de provincie Vlaams-Brabant.

De Vlaamse Regering bepaalt de verdere algemene voorwaarden waaronder de leningen, vermeld in het eerste lid, worden toegestaan aan Vlabinvest apb.

De VMSW keert de ontvangen intresten op leningen die vóór 1 januari 2014 zijn verstrekt door het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams- Brabant en die ze in de loop van een kalenderjaar ontvangt, op 31 december van hetzelfde kalenderjaar uit als subsidie aan Vlabinvest apb.

De VMSW kan Vlabinvest apb ondersteunen bij de beoordeling van de te financieren bouwverrichtingen, vermeld in het tweede lid, en kan in ruil daarvoor een vergoeding overeenkomen. Die vergoeding kan de VMSW aanwenden voor haar werkingskosten.

§ 2. Voor het toestaan van renteloze leningen aan Vlabinvest apb, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, wordt jaarlijks een verbintenissenmachtiging in de algemene uitgavenbegroting ingeschreven die beperkt is tot de som van:
1° de jaarlijkse en forfaitaire verbintenissenmachtiging van 3.856.000 euro, met ingang van begrotingsjaar 2021 jaarlijks minstens aan te passen met de indexatieparameters die in de begroting van het Vlaamse Gewest worden gehanteerd;
2° een variabele verbintenissenmachtiging ten belope van de som van de ontvangen terugbetalingen van de leningen:
a) verstrekt aan initiatiefnemers vóór 1 januari 2014 door het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, met uitzondering van de verschuldigde intresten op die leningen;
b) verstrekt aan Vlabinvest apb vanaf 1 januari 2014 door het Vlaams Financieringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant;
c) verstrekt aan Vlabinvest apb door de VMSW ter uitvoering van dit artikel;
3° het op 31 december van het vorige begrotingsjaar resterend gedeelte van het naar een verbintenissenmachtiging omgezette niet-belaste saldo van niet-aangewende middelen door het Vlaams Financieringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant op 31 december 2022. Het niet-belaste saldo van de niet-aangewende middelen omvat de liquide middelen en de nog te vorderen dotaties, en de ander werkelijke ontvangsten en uitgaven die op de begrotingsuitvoering van het begrotingsjaar 2022 werden aangerekend, maar die eind 2022 nog moeten worden betaald, verminderd met het nog niet opgenomen gedeelte van de leningen die voor 1 januari 2023 bij overeenkomst werden toegezegd;
4° het niet-aangewende saldo van de verbintenissenmachtigingen van het voorgaande begrotingsjaar, vermeld in punt 1° en 2°.

Artikel 4.16. (20/09/2021- ...)

De subsidie, vermeld in artikel 5.20 en 5.21, en de subsidies, vermeld in artikel 80, 94, 95 of 96 van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971, of in titel 3, hoofdstuk 1, titel 4, hoofdstuk 1, titel 5 en titel 6 van boek 5, deel 2, kunnen ter beschikking worden gesteld van de VMSW, die in dat geval instaat voor de verdeling ervan aan de initiatiefnemers. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de subsidie ter beschikking gesteld wordt van de VMSW.

De vergoeding, vermeld in artikel 6.3/2, tweede lid, kan ter beschikking worden gesteld van de VMSW, die in dat geval instaat voor de verdeling ervan aan de verhuurders van een sociale huurwoning. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaronder de vergoeding ter beschikking gesteld wordt van de VMSW.

Artikel 4.17. (01/01/2024- ...)

De VMSW heeft de volgende opdrachten:
1° de ICT-activiteiten die verband houden met de taken van de VMSW, op zich nemen;
2° zorgen voor het beheer van de financiële middelen van de woonmaatschappijen die niet noodzakelijk zijn voor hun dagelijkse werking, overeenkomstig een regeling die de Vlaamse Regering vaststelt na overleg met de VMSW en de woonmaatschappijen;
3° wooninfrastructuur aanleggen als vermeld in artikel 5.23;
4° zelf woonprojecten realiseren die ofwel vernieuwend of experimenteel zijn, ofwel noodzakelijk zijn ter uitvoering van het investeringsprogramma, vermeld in artikel 2.22, § 1, bij gebrek aan initiatieven van actoren als vermeld in artikel 4.13, of van initiatiefnemers als vermeld in artikel 5.29;
5° grondbeleidsmaatregelen uitvoeren die noodzakelijk worden geacht om in de door de Vlaamse Regering te bepalen gebieden een hoogwaardige woonkwaliteit te behouden of te bevorderen;
6° de subsidies, vermeld in artikel 4.42, §4, en in artikel 5.52/1, tweede lid, uitbetalen;
7° het solidariseringsfonds, vermeld in artikel 4.46/1/1, beheren;
8° de toekenning van renteloze leningen aan hogeronderwijsinstellingen voor de realisatie van betaalbare studentenhuisvesting, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt.

De Vlaamse Regering legt een nadere omschrijving vast van het begrip "grondbeleidsmaatregelen die noodzakelijk worden geacht om een hoogwaardige woonkwaliteit te behouden of te bevorderen", vermeld in het eerste lid, 5°. 

Artikel 4.18. (20/09/2021- ...)

De VMSW houdt een woningregister bij van alle sociale huurwoningen van de erkende sociale verhuurkantoren. Dat register wordt periodiek bijgewerkt op basis van de gegevens die de erkende woonmaatschappijen bezorgen.

Artikel 4.19. (01/01/2023- ...)

 De VMSW beheert de projecten die voor 1 januari 2020 door het Garantiefonds voor Huisvesting zijn opgestart. In dat kader heeft de VMSW de volgende opdrachten:
1° de huurachterstallen betalen voor woningen onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden;
2° de huurgelden betalen bij leegstand voor woningen onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden;
3° werken, onder meer infrastructuurwerken, financieren, percelen bouwrijp maken, gemeenschapsvoorzieningen en wijkcentra oprichten, met inbegrip van alle handelingen die daarmee verband houden, voor zover ze kaderen binnen een woonproject onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden;
4° zakelijke rechten nemen op gronden of ander vastgoed waarop een initiatiefnemer woningen bouwt, die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn als woonproject in zoverre dat niet door een derde gebeurt, of dergelijke zakelijke rechten financieren, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden;
5° eigenaar worden van woningen onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden;
6° de actuele waarde financieren van de woningen bij het einde van de zakelijke rechten, vermeld in punt 4°, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden;
7° tussenkomsten betalen voor woningen onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden.

In het eerste lid wordt onder initiatiefnemer verstaan de initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.26, § 1, en de initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.29.

Artikel 4.20. (20/09/2021- ...)

§1. Op verzoek van de verhuurder op de private huurmarkt die een huurovereenkomst heeft gesloten met een woonmaatschappij, neemt de VMSW de verplichting tot betaling van de huurprijs over als wordt vastgesteld dat de woonmaatschappij de huurprijs niet heeft betaald op de dag die in de huurovereenkomst overeengekomen is en als de bedongen huurprijs niet hoger is dan de door de Vlaamse Regering vastgestelde huurprijsgrens voor het bekomen van een tegemoetkoming verleend met toepassing van artikel 5.73.

De VMSW neemt de verplichting tot betaling van de huurprijs maximaal gedurende negen opeenvolgende maanden over.

De VMSW wordt van rechtswege in de plaats gesteld in de rechten van de verhuurder.

§2. De verhuurder richt met een beveiligde zending een verzoek aan de VMSW, waarbij het bewijs gevoegd is dat de woonmaatschappij een vervallen vordering van een huurvergoeding die volgens de huurovereenkomst in kwestie verschuldigd is en die niet betwist is, niet heeft betaald.

Uiterlijk binnen een maand na het verzoek tot betaling meldt de VMSW aan de verhuurder of het verzoek wordt ingewilligd en kan worden overgegaan tot de betaalbaarstelling. De beslissing om het verzoek niet in te willigen, kan alleen worden genomen als een of meer van de volgende omstandigheden zich hebben voorgedaan:
1° de verhuurder heeft onjuiste verklaringen afgelegd of onjuiste documenten overhandigd;
2° de verhuurder heeft gehandeld in strijd met deze bepaling of de bepalingen in het besluit ter uitvoering ervan;
3° de verhuurder blijft in gebreke om het bewijs, vermeld in het eerste lid, voor te leggen.

De bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld, en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest zijn niet van toepassing op deze bepaling.

De Vlaamse Regering bepaalt de aanvullende voorwaarden en de procedurele regels voor de overname van de verplichting tot betaling van de huurprijs.

§3. Als de woonmaatschappij de bedragen die de VMSW met toepassing van paragraaf 1, eerste lid aan de verhuurder heeft betaald, niet op eenvoudig verzoek van de VMSW terugbetaalt, worden ze ingevorderd met een dwangbevel dat opgesteld, geviseerd en uitvoerbaar verklaard is door de ambtenaren die aangewezen zijn met toepassing van artikel 5.4.

Artikel 4.21. (20/09/2021- ...)

§1. Op verzoek van de verhuurder op de private huurmarkt die een huurovereenkomst heeft gesloten met een woonmaatschappij, neemt de VMSW de verplichting over tot betaling van een vergoeding van huurschade die voortvloeit uit een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan wanneer wordt vastgesteld dat de woonmaatschappij de vergoeding niet op de in de rechterlijke uitspraak voorziene dag heeft betaald.

De VMSW wordt van rechtswege in de rechten van de verhuurder gesteld.

§2. De verhuurder richt met een beveiligde zending een verzoek aan de VMSW, waarbij een afschrift gevoegd is van de rechterlijke uitspraak, vermeld in paragraaf 1, eerste lid.

Uiterlijk binnen een maand na het verzoek tot betaling meldt de VMSW aan de verhuurder of het verzoek wordt ingewilligd en kan worden overgegaan tot de betaalbaarstelling. De beslissing om het verzoek niet in te willigen, kan alleen worden genomen als een of meer van de volgende omstandigheden zich hebben voorgedaan:
1° de verhuurder heeft onjuiste verklaringen afgelegd of onjuiste documenten overhandigd;
2° de verhuurder heeft gehandeld in strijd met deze bepaling of de bepalingen in het besluit ter uitvoering daarvan;
3° de verhuurder blijft in gebreke om het afschrift van de rechterlijke uitspraak, vermeld in het eerste lid, voor te leggen.

De bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld-, en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest zijn niet van toepassing op deze bepaling.

De Vlaamse Regering bepaalt de aanvullende voorwaarden en procedurele regels voor de overname van de verplichting tot betaling van de vergoeding van de huurschade.

§3. Als de woonmaatschappij de bedragen die de VMSW met toepassing van paragraaf 1, eerste lid aan de verhuurder heeft betaald, niet op eenvoudig verzoek van de VMSW terugbetaalt, worden ze ingevorderd met een dwangbevel dat opgesteld, geviseerd en uitvoerbaar verklaard wordt door de ambtenaren die aangewezen zijn met toepassing van artikel 5.4.

Artikel 4.22. (19/04/2024- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

§1. De VMSW kan in onderlinge overeenstemming met de betrokken partijen de volgende verrichtingen doen:
1° een huurovereenkomst overnemen die gesloten is tussen een woonmaatschappij die erkend is conform artikel 4.36 van deze codex of artikel 206 van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen en een of meer verhuurders op de private huurmarkt. Enkel de huurovereenkomsten met een bedongen huurprijs die niet hoger is dan de door de Vlaamse Regering vastgestelde huurprijsgrens voor het bekomen van een tegemoetkoming verleend met toepassing van artikel 5.73 kunnen overgenomen worden;
2° een huurovereenkomst die de VMSW heeft overgenomen conform punt 1°, overdragen aan een woonmaatschappij die erkend is conform artikel
4.36 van deze codex of artikel 206 van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen.

§2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1, 2°, treedt de VMSW onder de voorwaarden, vermeld in artikel 4.58, in de rechten en verplichtingen van de woonmaatschappij die voortvloeien uit een overeenkomst die gesloten is tussen de woonmaatschappij en een of meer verhuurders op de private huurmarkt.

§3. In het geval, vermeld in paragraaf 1, 1°, neemt de VMSW de onderhuurovereenkomsten die gesloten zijn tussen de woonmaatschappij en een of meer onderhuurders van een sociale huurwoning over.

De VMSW kan in de gevallen, vermeld in paragraaf 1, 1°, en in paragraaf 2, de woningen die het voorwerp uitmaken van de overgenomen overeenkomst opnieuw onderverhuren aan een of meer huurders die het goed gebruiken als hoofdverblijfplaats. De VMSW doet voor de toewijzing aan nieuwe onderhuurders een beroep op het centraal inschrijvingsregister, vermeld in artikel 6.5. Bij de toewijzing van de sociale huurwoning past ze de methodiek toe die de woonmaatschappijen hanteren.

In het geval, vermeld in paragraaf 1, 2°, neemt de woonmaatschappij die de huurovereenkomsten van de VMSW heeft overgenomen, de onderhuurovereenkomsten over die de VMSW had overgenomen of heeft gesloten. Het kandidatenregister, vermeld in boek 6, deel 3, van de oorspronkelijke woonmaatschappij wordt samengevoegd met het eigen kandidatenregister van de woonmaatschappij. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden om de registers samen te voegen.

Artikel 4.23. (01/01/2023- ...)

De VMSW kan voor de uitvoering van de opdrachten van de woonmaatschappijen, vermeld in artikel 4.20 en artikel 4.22, jaarlijks een toelage ontvangen ten laste van de begroting van het Vlaamse Gewest.

Hoofdstuk 3. Bevoegdheden (... - ...)

Artikel 4.24. (01/01/2024- ...)

Om doeleinden die te maken hebben met het sociaal woonaanbod, het aanbod van geconventioneerde huurwoningen of betaalbare studentenkamers of -huisvesting, of de realisatie van gemeenschapsvoorzieningen die een identificeerbare band hebben met nabijgelegen reeds bestaande of nog te realiseren sociale woningen, bedoeld in artikel 2.22, § 2, te realiseren kan de VMSW:
1° zakelijke rechten verwerven op alle onroerende goederen die nodig zijn voor de sociale huisvesting of betaalbare studentenkamers en -huisvesting, of die onroerende goederen huren;
2° aan de initiatiefnemers, vermeld in artikel 4.13, financiële middelen voorschieten;
3° gebouwen slopen en oprichten;
4° gebouwen waarop ze een zakelijk of persoonlijk recht bezit, renoveren, verbeteren, aanpassen en inrichten en ze verhuren;
5° de bouwverplichting opleggen aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden aan wie ze zakelijke rechten op onroerende goederen afstaat en aan hen erfdienstbaarheden opleggen om het uitzicht en de functionele inrichting van groepen van woningen te behouden;
6° ...;
7° overeenkomsten sluiten met betrekking tot onroerende goederen waarop of waarin woonprojecten in de privé-sector worden gerealiseerd, zoals vermeld in artikel 5.29;
8° zakelijke rechten op onroerende goederen afstaan aan de entiteiten, vermeld in artikel 4.27, eerste lid, en in het kader van de realisatie van betaalbare studentenhuisvesting, aan hogeronderwijsinstellingen.

Artikel 4.25. (30/06/2023- ...)

Onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, kan de VMSW in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.17, eerste lid, 5°:
1° zakelijke rechten vestigen op alle onroerende goederen die nodig zijn om projecten te verwezenlijken waarbij een vermenging wordt gerealiseerd van enerzijds sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels, en anderzijds:
a) huurwoningen, koopwoningen of kavels die gefinancierd worden door Vlabinvest apb;
b) een aanbod van geconventioneerde huurwoningen;
c) studentenkamers;
d) zorgvoorzieningen als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 75°;
e) woningen van de privésector;
f) functiegebonden gebouwen van publieke en semipublieke rechtspersonen;
2° de onroerende goederen, vermeld in 1°, huren;
3° de onroerende goederen die ze zelf heeft verworven met toepassing van 1°, aan de woonmaatschappijen, aan Vlabinvest apb, of functiegebonden aan de initiatiefnemers van projecten als vermeld in 1° verkopen, er zakelijke rechten op afstaan of verhuren;
4° leningen met rentevermindering toestaan aan de initiatiefnemers, vermeld in artikel 4.13, en aan Vlabinvest apb voor de verwerving van onroerende goederen, vermeld in 1°, voor de realisatie van sociale huurwoningen.

Artikel 4.26. (20/09/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan de VMSW en de woonmaatschappijen machtigen om onroerende goederen te onteigenen in de gevallen waarin zij oordeelt dat de verkrijging van de betrokken goederen noodzakelijk is in het algemeen belang.

Bij onteigening van onbebouwde terreinen wordt deze machtiging bij voorkeur verleend voor terreinen binnen een woonvernieuwings- of woningbouwgebied.

Artikel 4.27. (30/06/2023- ...)

De VMSW verkoopt haar onroerende goederen openbaar. Ze kan ze enkel uit de hand verkopen aan:
1° de woonmaatschappijen;
2° gemeenten, autonome gemeentebedrijven als vermeld in titel VII, hoofdstuk II, afdeling II, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, het Vlaams Woningfonds, openbare centra voor maatschappelijk welzijn of welzijnsverenigingen, voor doeleinden die te maken hebben met sociaal woonaanbod, het aanbod van geconventioneerde huurwoningen of de realisatie van gemeenschapsvoorzieningen die een identificeerbare band hebben met nabijgelegen reeds bestaande of nog te realiseren sociale woningen;
3° initiatiefnemers van en partners in projecten als vermeld in artikel 4.25, 1°, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt;
4° andere personen, voor zover de onroerende goederen in kwestie niet meer van nut zijn voor huisvesting, en een openbare verkoop niet de venale waarde oplevert of de kosten van een openbare verkoop niet in verhouding staan tot de venale waarde en voor zover voldaan is aan de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt;
5° Vlabinvest apb.

De VMSW kan haar administratieve gebouwen uit de hand verkopen, mits passende publiciteitsmaatregelen.

Artikel 4.28. (20/09/2021- ...)

De VMSW en de woonmaatschappijen kunnen voor het uitvoeren van hun vermogensrechtelijke verrichtingen een beroep doen op de Vlaamse commissarissen van de Vlaamse Belastingdienst. Wanneer op hen een beroep wordt gedaan, oefenen deze ambtenaren in naam en voor rekening van de VMSW of de betrokken woonmaatschappij alle bevoegdheden uit die voor de verrichtingen nodig zijn volgens de richtlijnen van de VMSW of de betrokken woonmaatschappijen. Ze zijn bevoegd om de akten te verlijden.

Artikel 4.29. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 4.30. (01/01/2021- ...)

De VMSW kan voor de uitvoering van haar opdrachten onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering vaststelt, onroerende goederen van andere sociale woonorganisaties, gemeenten en OCMW's in beheer nemen.

Hoofdstuk 4. Financiering (... - ...)

Artikel 4.31. (01/01/2023- ...)

Behalve met eigen inkomsten wordt de werking van de VMSW gefinancierd door bijdragen van de woonmaatschappijen, die haar in staat moeten stellen haar opdracht behoorlijk te vervullen.

De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast voor de betaling van de bijdragen van de woonmaatschappijen na een overlegprocedure die de inbreng van de woonmaatschappijen en van de VMSW waarborgt. De Vlaamse Regering kan ook nadere regels vaststellen voor de bijdragen van andere actoren als vermeld in art. 4.13.

Artikel 4.32. (01/01/2021- ...)

De VMSW kan leningen aangaan en kredieten opnemen onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering stelt. De Vlaamse Regering kan ook de waarborg van het Vlaamse Gewest hechten aan deze leningen en kredieten, zowel voor het geheel als voor een gedeelte ervan.

Het Vlaamse Gewest kan leningen met rentevermindering toestaan aan de VMSW.

Artikel 4.33. (01/01/2021- ...)

Binnen de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest zijn ingeschreven, kan het Vlaamse Gewest een toelage aan de VMSW verlenen ter financiering van haar activiteiten. De Vlaamse Regering stelt de toekenningsvoorwaarden van de toelage vast.

Artikel 4.34. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan de VMSW machtigen om roerende en onroerende giften en legaten te aanvaarden.

Artikel 4.35. (01/01/2023- ...)

De Vlaamse Regering kan aan de VMSW subsidie verlenen om:
1° ...;
2° grondbeleidsmaatregelen als vermeld in artikel 4.17, eerste lid, 5°, uit te voeren.

De Vlaamse Regering stelt de voorwaarden vast waaronder de subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt verleend.

[Titel 3. Woonmaatschappijen (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 72, I: 20 september 2021)] (... - ...)

[Hoofdstuk 1. Erkenning en werkingsgebieden (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 73, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.36. (20/09/2021- ...)

§ 1. De woonmaatschappijen zijn autonome vennootschappen die door de Vlaamse Regering worden erkend en die verantwoordelijk zijn voor de behoorlijke uitvoering van het sociale woonbeleid, zoals dat hun wordt opgedragen door deze codex en zijn uitvoeringsbesluiten, en door elk ander decreet of besluit, voor zover dat betrekking heeft op aspecten van het sociale woonbeleid.

§ 2. Een vennootschap kan erkend worden en erkend blijven als woonmaatschappij als ze ten minste beantwoordt aan de bepalingen van hoofdstuk 1 tot en met 7. De Vlaamse Regering kan aanvullende voorwaarden opleggen voor de erkenning als woonmaatschappij.

§ 3. De Vlaamse Regering stelt de procedure voor de erkenning en de intrekking van de erkenning vast.

Erkende woonmaatschappijen kunnen vrijwillig afstand doen van hun erkenning. De Vlaamse Regering kan de procedure voor de afstand van een erkenning vaststellen. De afstand heeft dezelfde gevolgen als bepaald in artikel 4.53.

Artikel 4.37. (20/09/2021- ...)

De Vlaamse Regering stelt de werkingsgebieden vast.

De Vlaamse Regering erkent één woonmaatschappij per werkingsgebied, dat uit één gemeente of geografisch aaneensluitende gemeenten moet bestaan. De Vlaamse Regering kan uitzonderingen op het geografisch aaneensluiten van de gemeenten toestaan.

Artikel 4.38. (20/09/2021- ...)

§ 1. Zowel de statutaire als de werkelijke zetel van de woonmaatschappij is gevestigd in het werkingsgebied waarvoor ze erkend is.

De Vlaamse Regering kan een uitzondering toestaan op het bepaalde in het eerste lid, ingeval van een gemotiveerd verzoek hiertoe bij de erkenningsaanvraag of bij wijziging van de statuten.

§ 2. Een woonmaatschappij is uitsluitend actief binnen het werkingsgebied waarvoor ze erkend is.

§ 3. In afwijking van paragraaf 2 zijn werkingsgebiedoverschrijdende activiteiten toegelaten in geval van samenwerking met een andere woonmaatschappij of voor zover de activiteiten een subsidiair en accessoir karakter hebben ten dienste van de activiteiten binnen het eigen werkingsgebied.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden vaststellen voor werkingsgebiedoverschrijdende activiteiten.

§ 4. De woonmaatschappij verwerft zo snel mogelijk en uiterlijk tegen de datum die door de Vlaamse Regering wordt bepaald, alle rechten van de onroerende goederen die geschikt zijn voor de sociale huisvesting die binnen haar werkingsgebied liggen van sociale huisvestingsmaatschappijen, sociale verhuurkantoren, het Vlaams Woningfonds en van andere woonmaatschappijen.

§ 5. Een woonmaatschappij neemt de rechten over met betrekking tot de onroerende goederen die in haar werkingsgebied liggen en die geschikt zijn voor de sociale huisvesting, en die aan de woonmaatschappij door een gemeente of een OCMW worden aangeboden.

§ 6. Bij een overdracht van rechten als vermeld in paragraaf 4 en 5 draagt de overdrager in voorkomend geval de nog openstaande leningen bij de VMSW, het Vlaams Financieringsfonds voor Gronden Woonbeleid voor Vlaams-Brabant of Vlabinvest apb die betrekking hebben op dat onroerend goed of die rechten over aan de overnemer.

§ 7. Als de overdracht niet kan plaatsvinden tegen vergoeding in aandelen en de partijen het niet eens geraken over de prijs voor de overdracht van de rechten, vermeld in paragraaf 4 en 5, bedraagt de prijs de venale waarde van die rechten, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de sociale huisvestingsmaatschappijen respectievelijk woonmaatschappijen, waarop de leningen, vermeld in paragraaf 6, en subsidies met uitzondering van de subsidies die op geen enkele wijze hebben bijgedragen tot de marktwaarde van het betrokken onroerend goed in mindering worden gebracht. De Vlaamse Regering stelt de overdrachtsprijs vast.

In elk geval wendt de overdrager, behalve indien het een gemeente of een OCMW is, de opbrengst van de overdracht aan voor de terugbetaling van openstaande leningen van de overdrager bij het Vlaamse Gewest of de VMSW. De overdrager, behalve indien het een gemeente of een OCMW is, wendt de overblijvende middelen aan overeenkomstig artikel 4.1/1. De Vlaamse Regering kan daarover de nadere regels vaststellen.

De Vlaamse Regering kan, binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, aan een woonmaatschappij, onder de voorwaarden die ze bepaalt, leningen en subsidies verlenen voor de verwerving van de rechten met betrekking tot de onroerende goederen, vermeld in paragraaf 4 en 5.

[Hoofdstuk 2. Rechtsvorm en statuten (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 78, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.39. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij neemt de rechtsvorm aan van een besloten vennootschap. Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is van toepassing op de woonmaatschappijen voor zover daarvan niet wordt afgeweken door of krachtens deze codex.

Conform artikel I.22, 8°, van het Wetboek van economisch recht zijn de woonmaatschappijen voor de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht geen schuldenaars in de zin van dat boek XX.

Artikel 4.39/1. (20/09/2021- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering stelt de modelstatuten voor woonmaatschappijen vast.

§ 2. De woonmaatschappij neemt de modelstatuten aan, en verbindt zich ertoe haar statuten onmiddellijk aan te passen aan elke latere wijziging die de Vlaamse Regering aan die modelstatuten zou aanbrengen.

Elke statutenwijziging van een woonmaatschappij vergt de voorafgaande goedkeuring van de Vlaamse Regering, tenzij in de gevallen die de Vlaamse Regering bepaalt.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen van die modelstatuten kan worden afgeweken.

[Hoofdstuk 3. Aandelen, aandeelhouders en algemene vergadering van aandeelhouders (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 82, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.39/2. (20/09/2021- ...)

§ 1. Alleen het Vlaamse Gewest en de provincies, gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen, kunnen aandelen houden van een woonmaatschappij.

De gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen maar nog geen aandeelhouder zijn, hebben bij de erkenning van de woonmaatschappij of de wijziging van het werkingsgebied het recht in te tekenen op minstens één aandeel van de woonmaatschappij, dat door die laatste op eerste verzoek zal worden uitgegeven. Deze uitgifte geeft geen aanleiding tot de toepassing van artikel 5:102 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

De woonmaatschappij kan geen andere effecten dan aandelen met stemrecht uitgeven.

§ 2. De gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen en aandeelhouder zijn van die woonmaatschappij, beschikken samen altijd over meer dan 50% van het totale aantal stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen.

De Vlaamse Regering stelt de verhouding van de stemrechten tussen de gemeenten en OCMW's, vermeld in het eerste lid, vast aan de hand van objectieve criteria die verband houden met het woonbeleid. Noch de vaststelling, noch de wijziging van die verhouding geeft aanleiding tot de toepassing van artikel 5:102 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

Artikel 4.39/3. (20/09/2021- ...)

De aanwezigheidsen meerderheidsvereisten die het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voorschrijft voor bepaalde beslissingen van de algemene vergadering kunnen nooit worden verstrengd. Afspraken die tot doel of tot gevolg hebben dat van deze bepaling wordt afgeweken, zijn nietig.

Artikel 4.39/4. (20/09/2021- ...)

De Vlaamse Regering heeft het recht om bij de erkenning of fusie van een woonmaatschappij namens het Vlaamse Gewest in te tekenen op ten hoogste een aantal aandelen die maximaal recht geven op een vierde van het totale aantal stemmen in de algemene vergadering.

[Hoofdstuk 4. Bestuur (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 86, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.39/5. (20/09/2021- ...)

§ 1. De woonmaatschappij wordt bestuurd door een collegiaal bestuursorgaan. De leden van het bestuursorgaan worden benoemd voor ten hoogste zes jaar, maar hun mandaat is onbeperkt hernieuwbaar.

§ 2. Het bestuursorgaan bestaat uit ten hoogste vijftien leden waarvan ten hoogste twee derde van hetzelfde geslacht.

§ 3. Het bestuursorgaan is zodanig samengesteld dat voldoende expertise aanwezig is voor de verschillende activiteiten van de woonmaatschappij, alsook een voldoende diversiteit in competenties en achtergrond. De Vlaamse Regering kan bekwaamheidsvereisten opleggen aan de leden van het bestuursorgaan.

Maximaal twee van het aantal leden van het bestuursorgaan is een onafhankelijke bestuurder in de zin van het Bestuursdecreet. De algemene vergadering kan in geval van ernstige redenen de onafhankelijke bestuurders op elk moment ontslaan. Artikel III.41 tot en met III.43 van het Bestuursdecreet zijn van toepassing voor zover er in dit decreet niet van wordt afgeweken.

§ 4. Boven op het maximumaantal bestuursmandaten, bepaald in paragraaf 2, kunnen woonmaatschappijen op voordracht van het bestuursorgaan na bindend advies van de sociale huurders één bestuurder benoemen. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen over de wijze waarop het bestuursorgaan het bindend advies van de sociale huurders bekomt.

§ 5. Het bestuursorgaan kan het dagelijks bestuur van de woonmaatschappij, alsook de vertegenwoordiging van de vennootschap wat dat bestuur aangaat, opdragen aan een door het bestuursorgaan aangestelde directeur of aan een orgaan van dagelijks bestuur dat uit meerdere personen bestaat, waaronder de door het bestuursorgaan aangestelde directeur. In het orgaan van dagelijks bestuur zetelen naast de directeur ten hoogste twee leden van het bestuursorgaan. In afwijking hiervan zetelen naast de directeur ten hoogste vier leden van het bestuursorgaan in het orgaan van dagelijks bestuur, als de woonmaatschappij minstens 5000 sociale huurwoningen in beheer heeft of een werkingsgebied heeft dat minstens het grondgebied van vijftien gemeenten omvat.

Het orgaan van dagelijks bestuur handelt als college. De vertegenwoordiging wat het dagelijks bestuur aangaat, kan in dat geval worden opgedragen aan een of meerdere leden van het dagelijks bestuur.

Het bestuursorgaan kan onder zijn verantwoordelijkheid aan de directeur of aan het orgaan van dagelijks bestuur bijzondere volmachten toekennen voor aangelegenheden die verder strekken dan het dagelijks bestuur.

§ 6. Het bestuursorgaan, de met het dagelijks bestuur belaste directeur of het orgaan van dagelijks bestuur kunnen onder hun verantwoordelijkheid een of meer adviserende comités oprichten. Daarnaast kunnen het bestuursorgaan en het orgaan van dagelijks bestuur onder hun verantwoordelijkheid comités oprichten waaraan het een of meer bijzondere volmachten verleent. Het bestuursorgaan of het orgaan van dagelijks bestuur omschrijven hun samenstelling, hun duidelijk afgebakende opdracht en de wijze van besluitvorming.

§ 7. Mandaten in het orgaan van dagelijks bestuur en in de door het bestuursorgaan, door het orgaan van dagelijks bestuur of door de directeur opgerichte comités, opgenomen door andere dan de leden van het bestuursorgaan, zijn onbezoldigd.

De Vlaamse Regering kan de financiële voorwaarden van het mandaat van een lid van het bestuursorgaan vaststellen, met inbegrip van diens eventuele functies in het orgaan van dagelijks bestuur of in een door het bestuursorgaan, door de directeur of door het orgaan van dagelijks bestuur opgericht comité.

De Vlaamse Regering kan de bevoegdheden en samenstelling van de comités, vermeld in paragraaf 6, regelen.

§ 8. Na de fusie van twee of meer sociale huisvestingsmaatschappijen met het oog op de oprichting van een woonmaatschappij, bij oprichting van de woonmaatschappij door meerdere erkende woonactoren, of na de herstructurering van twee of meer woonmaatschappijen onderling, kan een hoger aantal bestuursleden aangesteld blijven dan vermeld in paragraaf 2. In dat geval mogen na de aanstelling van het eerste bestuursorgaan van de gefuseerde maatschappij geen nieuwe raadsleden worden aangesteld of mandaten van raadsleden worden verlengd zolang hun aantal te hoog is. Uiterlijk na de vervanging of verlenging van alle mandaten van de leden van het bestuursorgaan na de samenstelling van de eerste raad van bestuur van de gefuseerde maatschappij moet aan alle voorwaarden worden voldaan.

Artikel 4.39/6. (20/09/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden vaststellen voor het interne beheer van de woonmaatschappij.

[Hoofdstuk 5. Doel, voorwerp, opdrachten en bevoegdheden (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 89, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.39/7. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij heeft als hoofdzakelijk doel in het algemeen belang bij te dragen aan het recht op menswaardig wonen en de uitvoering van het Vlaamse woonbeleid, vermeld in artikel 1.5 en 1.6.

De woonmaatschappijen zijn de bevoorrechte uitvoerders van de missie van het Vlaams woonbeleid inzake de realisatie van een sociaal woonaanbod.

Artikel 4.40. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij voert binnen haar werkingsgebied de volgende opdrachten uit:
1° het verbeteren van de woonvoorwaarden van de woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden, vooral de meest behoeftige onder hen, door te zorgen voor een voldoende aanbod van sociale huurwoningen of sociale koopwoningen, eventueel met inbegrip van gemeenschappelijke voorzieningen, met aandacht voor hun integratie in de lokale woonstructuur;
2° het bijdragen tot de herwaardering van het woningbestand, door ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen te renoveren, te verbeteren en aan te passen of ze zo nodig te slopen en te vervangen;
3° het verwerven van gronden en panden voor de realisatie van sociale woonprojecten en het ter beschikking stellen van sociale kavels;
4° het huren of in erfpacht nemen van woningen of kamers op de private huurmarkt om kwaliteitsvolle woningen of kamers te verhuren aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden tegen een redelijke huurprijs en met aandacht voor het bieden van woonzekerheid;
5° het begeleiden van sociale huurders om hen vertrouwd te maken met hun rechten en plichten als huurder;
6° het verruimen van het sociaal woonaanbod door de kandidaat-verhuurders en de verhuurders te begeleiden en te ondersteunen om de woningkwaliteit te verzekeren conform de normen, vermeld in artikel 3.1;
7° het samenwerken en overleggen met lokale besturen en woonen welzijnsactoren, en, indien wenselijk, het nemen van initiatieven om samenwerkingsverbanden op te zetten.

Artikel 4.40/1. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij draagt in voldoende mate bij aan het bereiken van het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.27, van de gemeenten in de werkingsgebieden waarvoor ze erkend is, tenzij ze aantoont dat er externe factoren zijn die verantwoorden waarom het objectief niet wordt bereikt. De Vlaamse Regering bepaalt de methodologie en de criteria aan de hand waarvan wordt beoordeeld of de woonmaatschappij in voldoende mate bijdraagt aan het bereiken van het bindend sociaal objectief van de gemeenten in haar werkingsgebied.

Artikel 4.40/2. (20/09/2021- ...)

Een gedeelte van de sociale huurwoningen is aangepast aan de behoeften van grote gezinnen, bejaarden en personen met een handicap.

Artikel 4.41. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij is voldoende actief in alle gemeenten die behoren tot haar werkingsgebied.

Artikel 4.42. (01/01/2024- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

§1. De woonmaatschappij kan een aanbod van geconventioneerde huurwoningen inhuren en verwerven van private initiatiefnemers als vermeld in artikel 5.52/1.

De woonmaatschappij kan ook zelf ten belope van ten hoogste 20 procent van haar jaarlijkse investeringsvolume een aanbod van geconventioneerde huurwoningen realiseren. De Vlaamse Regering bepaalt de berekeningswijze. De woonmaatschappij hanteert gescheiden boekhoudingen voor haar taken met betrekking tot het aanbod van geconventioneerde huurwoningen, het aanbod van betaalbare studentenkamers en haar taken met betrekking tot het sociaal woonaanbod.

§2. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden over de maximale huurprijs, de korting op de huurprijs, de inkomens- en eigendomsvoorwaarde waaraan de huurder voldoet, de wijze waarop gecontroleerd wordt of een huurder in aanmerking komt voor een geconventioneerde huurwoning en de voorwaarden waaronder een  geconventioneerde huurwoning wordt verhuurd.

Een geconventioneerde huurwoning wordt toegewezen na een projectgebonden oproep tot kandidaatstelling. De toewijzing gebeurt door het beslissingsorgaan van de woonmaatschappij of de persoon of personen die hij daartoe aanstelt, rekening houdend met:
1° de interesse van de kandidaat-huurder in een of meerdere woningen in het project;
2° de toewijzingsregels die de Vlaamse Regering vaststelt, waarbij ze rekening houdt met de bijzondere doelstellingen van het woonbeleid, vermeld in artikel 1.6, §2.

§3. De Vlaamse Regering stelt voor de verhuur van de geconventioneerde huurwoningen een typeovereenkomst vast voor de huurders die in aanmerking komen voor een geconventioneerde huurwoning. Van de typehuurovereenkomsten kan alleen worden afgeweken in de gevallen die de Vlaamse Regering bepaalt.

De typehuurovereenkomst, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende regelingen:
1°    een regeling voor de duurtijd van de huurovereenkomst;
2°    een regeling voor de opzegmogelijkheden van de huurder en de verhuurder.

§4. De Vlaamse Regering kan, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, een subsidie verlenen voor de realisatie van geconventioneerde huurwoningen en de aanleg of de aanpassing van infrastructuur, vermeld in artikel 5.23. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast waaronder ze de subsidie verleent.

Artikel 4.42/1. (30/06/2023- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

§1. Voor de verhuring van de geconventioneerde woningen, vermeld in artikel 4.42, worden persoonsgegevens verwerkt met als doel:
1° na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden die de Vlaamse Regering vaststelt conform artikel 4.42;
2° de juridische afwikkeling van de huurovereenkomst verzekeren.

§2. De verwerkingsverantwoordelijken zijn:
1° de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met de uitvoering van het woonbeleid;
2° de woonmaatschappij.

§3. Met toepassing van paragraaf 1 kunnen de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerkt worden:
1° persoonlijke identificatiegegevens;
2° het rijksregisternummer en de identificatienummers van de sociale zekerheid;
3° persoonlijke kenmerken;
4° gezinssamenstelling;
5° gegevens over de lichamelijke of psychische gezondheid;
6° financiële bijzonderheden;
7° gegevens over onroerende rechten;
8° woningkenmerken.

De gegevens betreffende de lichamelijke en psychische gezondheid van de aanvrager of zijn inwonende gezinsleden worden opgevraagd en verwerkt conform artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming. Deze gegevens worden opgevraagd en verwerkt om te bepalen of de aanvrager in aanmerking komt voor een geconventioneerde huurwoning. Alleen het statuut van de persoon kan worden opgevraagd en verwerkt.

De Vlaamse Regering kan de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.

§4. De betrokkenen bij de verwerking van persoonsgegevens zijn:
1° de aanvrager van een geconventioneerde huurwoning;
2° de gezinsleden van de aanvrager van een geconventioneerde huurwoning;
3° de huurder en zijn gezinsleden;
4° de ex-huurder.

§5. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, 1°, past op de verwerkte persoonsgegevens een bewaartermijn van tien jaar toe na de behandeling van het aanvraagdossier. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, 2°, past op de verwerkte persoonsgegevens een bewaartermijn van tien jaar toe na het einde van de huurovereenkomst.

§6. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, 1°, kan de persoonsgegevens doorgeven aan de woonmaatschappijen en de private initiatiefnemer, vermeld in artikel 5.52/1, voor het sluiten van de huurovereenkomst. De verwerkingsverantwoordelijken kunnen de persoonsgegevens gebruiken voor statistische verwerking en kunnen ze ter beschikking stellen van andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De verwerkingsverantwoordelijken kunnen de persoonsgegevens ook doorgeven aan de toezichthouder, vermeld in artikel 4.79 van deze codex, om hem in staat te stellen het toezicht uit te oefenen.
 
De Vlaamse Regering kan aanvullende entiteiten aanduiden waaraan persoonsgegevens voor specifiek omschreven doeleinden kunnen worden doorgegeven.

§7. De verwerkingsverantwoordelijken verduidelijken in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren. Ze nemen met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen in hun communicatie met de betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van de privacyverklaring.

§8. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, coördineert de elektronische gegevensstromen en elektronische informatie-uitwisseling tussen de diverse actoren, vermeld in dit artikel. Alle elektronische gegevens mogen in dat kader via de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, uitgewisseld worden en kunnen door die dienst, die in dat geval verwerkingsverantwoordelijke is voor de opvraging en doorgifte, opgevraagd worden bij die gegevensbronnen. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, mag de gegevens ook gebruiken voor statistische verwerking en mag ze ter beschikking stellen van de andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, kan de persoonsgegevens verder verwerken voor doeleinden als vermeld in artikel 1.5 die verenigbaar zijn met de oorspronkelijke doeleinden.

Artikel 4.42/2. (01/01/2024- ...)

De woonmaatschappij kan ten belope van ten hoogste 5 procent van haar jaarlijkse investeringsvolume een aanbod van betaalbare studentenkamers realiseren. De Vlaamse Regering bepaalt de berekeningswijze.

De Vlaamse Regering kan inschrijvingsvoorwaarden bepalen. Een betaalbare studentenkamer wordt toegewezen door het beslissingsorgaan van de hogeronderwijsinstelling of een lokaal bestuur volgens de voorrangs- en toewijzingsregels die de Vlaamse Regering vaststelt.

De Vlaamse Regering kan de wijze van huurprijsberekening van zowel hoofd- als onderhuurovereenkomst vaststellen.

De Vlaamse Regering kan typehuurovereenkomsten vaststellen voor de hoofd- en onderhuurovereenkomst. Van de typehuurovereenkomsten kan alleen worden afgeweken in de gevallen die de Vlaamse Regering bepaalt.
 
Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, kan de Vlaamse Regering, onder de voorwaarden die ze bepaalt, subsidies verlenen aan woonmaatschappijen voor de opdracht, vermeld in dit artikel.

De Vlaamse Regering kan, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, een subsidie verlenen voor de aanleg of de aanpassing van infrastructuur, vermeld in artikel 5.23, in het kader van de realisatie van betaalbare studentenkamers. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast waaronder ze de subsidie verleent.

Artikel 4.43. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij kan alleen niet-residentiële ruimten verwerven, realiseren, verhuren en verkopen als dat aangewezen is in het kader van de realisatie van sociale woonprojecten, en als de noodzaak ervan wordt verantwoord aan de hand van ruimere omgevingsfactoren die van invloed zijn op collectieve woonbehoeften of aan de hand van stedenbouwkundige voorschriften of van de architectonische en ruimtelijke aspecten die de voorziening minder geschikt maken voor de uitoefening van het recht op wonen in al haar subcomponenten, vermeld in artikel 1.5. De verrichtingen in dat verband hebben altijd een subsidiair en accessoir karakter ten opzichte van de algemene en bijzondere doelstellingen van het sociale woonbeleid en kaderen in de ruimere integratie van het woonbeleid in andere beleidsvelden. Die verrichtingen komen niet in aanmerking voor subsidies die worden verstrekt in het kader van het sociale woonbeleid.

De inkomsten en uitgaven worden op een transparante wijze afgezonderd van de andere financiële stromen van de woonmaatschappij.

De woonmaatschappij wendt de netto-opbrengst van verkoop of verhuring aan in het kader van haar opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 4.42, 4.44, en het eerste lid van dit artikel. De Vlaamse Regering kan daarover nadere regels bepalen.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden waaronder woonmaatschappijen niet-residentiële ruimten kunnen verwerven, realiseren, verhuren en verkopen, nader regelen.

Artikel 4.44. (01/01/2023- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan woonmaatschappijen erkennen om op te treden als kredietbemiddelaar van het Vlaams Woningfonds bij het verstrekken van de bijzondere sociale leningen, vermeld in artikel 5.65.

Een woonmaatschappij kan erkend worden en blijven als kredietbemiddelaar als ze financieel gezond is en beschikt over personeel dat voldoet aan de vereisten van beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid. De Vlaamse Regering kan aanvullende voorwaarden opleggen om erkend te worden.

De Vlaamse Regering kan de erkenning van de woonmaatschappij als kredietbemiddelaar, vermeld in het eerste lid, opheffen.

De Vlaamse Regering stelt de procedure vast voor de erkenning en de opheffing van de erkenning als kredietbemiddelaar.

De woonmaatschappij die conform het eerste lid als kredietbemiddelaar erkend is, wordt toegelaten om op te treden als kredietbemiddelaar inzake hypothecair krediet als vermeld in artikel VII.177, eerste lid, 1°, en tweede lid, van het Wetboek van economisch recht. Ze is vrijgesteld van de registratieplicht, vermeld in artikel VII.180 van het Wetboek van economisch recht.

De richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010 is niet van toepassing op de kredietbemiddelaars, vermeld in het eerste lid.

§ 2. Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven worden, kan de Vlaamse Regering, onder de voorwaarden die ze bepaalt, subsidies verlenen voor de werking van de woonmaatschappijen die erkend zijn als kredietbemiddelaar. De subsidiëring ten laste van de uitgavenbegroting van het Vlaamse Gewest bedraagt nooit meer dan 100% van de totale kosten.

Artikel 4.45. (30/06/2023- ...)

§ 1. Om de doeleinden te realiseren die te maken hebben met het sociaal woonaanbod, het aanbod van geconventioneerde huurwoningen, of de realisatie van gemeenschapsvoorzieningen die een identificeerbare band hebben met nabijgelegen reeds bestaande of nog te realiseren sociale woningen, kan de woonmaatschappij:
1° zakelijke rechten verwerven op alle onroerende goederen die nodig zijn voor de sociale huisvesting en voor de verwerving van onroerende goederen, of onroerende goederen huren;
2° gebouwen slopen en oprichten;
3° gebouwen waarop ze een zakelijk of persoonlijk recht bezit, renoveren, verbeteren, aanpassen en inrichten en ze verhuren;
4° de bouwverplichting opleggen aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden aan wie ze zakelijke rechten op onroerende goederen afstaat en aan hen erfdienstbaarheden opleggen om het uitzicht en de functionele inrichting van groepen van woningen te behouden;
5° overeenkomsten sluiten met betrekking tot onroerende goederen waarop of waarin woonprojecten in de privésector worden gerealiseerd;
6° zakelijke rechten op onroerende goederen afstaan aan de entiteiten, vermeld in artikel 4.27, eerste lid;
7° opstal- en erfpachtrechten op onroerende goederen verlenen aan private initiatiefnemers als vermeld in artikel 5.52/1 met het oog op de realisatie van huurwoningen door private initiatiefnemers als vermeld in boek 5, deel 2, titel 9.

§ 2. Onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, kan de woonmaatschappij in het kader van de uitvoering van grondbeleidsmaatregelen die noodzakelijk worden geacht om in de door de Vlaamse Regering te bepalen gebieden een hoogwaardige woonkwaliteit te behouden of te bevorderen:
1° zakelijke rechten vestigen op alle onroerende goederen die nodig zijn om projecten te verwezenlijken waarbij een vermenging wordt gerealiseerd van enerzijds sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels, en anderzijds:
a) huurwoningen, koopwoningen of kavels die gefinancierd worden door Vlabinvest apb;
b) een aanbod van geconventioneerde huurwoningen;
c) studentenkamers;
d) zorgvoorzieningen als vermeld in artikel 1.3, § 1, eerste lid, 75° ;
e) woningen van de privésector;
f) functiegebonden gebouwen van publieke en semipublieke rechtspersonen;
2° de onroerende goederen, vermeld in punt 1°, huren;
3° de onroerende goederen die ze zelf heeft verworven met toepassing van punt 1°, aan de sociale huisvestingsmaatschappijen, aan Vlabinvest apb, of functiegebonden aan de initiatiefnemers van projecten als vermeld in punt 1° verkopen, er zakelijke rechten op afstaan of verhuren.

§ 3. De woonmaatschappij verkoopt haar onroerende goederen openbaar. Ze kan ze enkel uit de hand verkopen aan:
1° de woonmaatschappijen;
2° gezinnen of alleenstaanden, overeenkomstig artikel 5.91;
3° gemeenten, autonome gemeentebedrijven, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, het Vlaams Woningfonds, OCMW's of welzijnsverenigingen, voor doeleinden die te maken hebben met sociaal woonaanbod of de realisatie van gemeenschapsvoorzieningen die een identificeerbare band hebben met nabijgelegen reeds bestaande of nog te realiseren sociale woningen;
4° initiatiefnemers van en partners in projecten als vermeld in paragraaf 2, 1°, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt;
5° andere personen, voor zover de onroerende goederen in kwestie niet meer van nut zijn voor huisvesting, en een openbare verkoop niet de venale waarde oplevert of de kosten van een openbare verkoop niet in verhouding staan tot de venale waarde en voor zover voldaan is aan de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt;
6° Vlabinvest apb.

§ 4. De woonmaatschappij kan voor de uitvoering van haar opdrachten onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering vaststelt, onroerende goederen van andere sociale woonorganisaties, gemeenten en OCMW's in beheer nemen.

§ 5. De Vlaamse Regering kan de woonmaatschappij machtigen om roerende en onroerende giften en legaten te aanvaarden.

§ 6. De woonmaatschappij kan eveneens haar onroerende goederen uit de hand verkopen aan derden, en haar rechten op grondreserves onder bezwarende titel afstaan aan derden, telkens om woonprojecten te verwezenlijken door middel van publiek-private samenwerking of om woonprojecten te verwezenlijken waarbij enerzijds sociale koopwoningen, sociale huurwoningen of sociale kavels, en anderzijds woningen van de privésector worden gemengd.

§ 7. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de onroerende transacties, inbegrepen de vrijwillige verkoop van sociale huurwoningen, door woonmaatschappijen.

Voor de toepassing van deze paragraaf:
1° worden persoonsgegevens verwerkt met als doel na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden en de verplichtingen die de Vlaamse Regering vaststelt conform het eerste lid;
2° is de woonmaatschappij de verwerkingsverantwoordelijke;
3° kunnen de volgende categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt:
a) identificatiegegevens;
b) persoonlijke kenmerken;
c) woningkenmerken;
d) het rijksregisternummer en de identificatienummers van de sociale zekerheid;
e) gezinssamenstelling;
f) gegevens over onroerende rechten;
g) gegevens over de lichamelijke of psychische gezondheid;
4° zijn de betrokkenen bij de verwerking van persoonsgegevens:
a) de kandidaat-koper of zijn vertegenwoordiger;
b) de gezinsleden van de kandidaat-koper;
5° geldt een bewaartermijn van tien jaar te rekenen vanaf de ondertekening van de verkoopakte;
6° kan de verwerkingsverantwoordelijke de persoonsgegevens gebruiken voor statistische verwerking en ter beschikking stellen van andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De verwerkingsverantwoordelijke kan de persoonsgegevens ook doorgeven aan de toezichthouder, vermeld in artikel 4.79 van deze codex, om hem in staat te stellen het toezicht uit te oefenen.

De Vlaamse Regering kan de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het tweede lid, 3°, nader omschrijven.

De verwerkingsverantwoordelijke verduidelijkt in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren. Hij neemt met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen in zijn communicatie met de betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van de privacyverklaring.

De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, coördineert de elektronische gegevensstromen en elektronische informatieuitwisseling tussen de diverse actoren, vermeld in deze paragraaf. Alle elektronische gegevens mogen in dat kader via de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, uitgewisseld worden en kunnen door die dienst, die in dat geval verwerkingsverantwoordelijke is voor de opvraging en doorgifte, opgevraagd worden bij de gegevensbronnen. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, mag de gegevens ook gebruiken voor statistische verwerking en mag ze ter beschikking stellen van de andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, kan de persoonsgegevens verder verwerken voor doeleinden als vermeld in artikel 1.5 die verenigbaar zijn met de oorspronkelijke doeleinden.

Artikel 4.46. (20/09/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan de nadere regels vaststellen voor samenwerkingsverbanden tussen een woonmaatschappij en andere instanties en tussen woonmaatschappijen onderling.

Artikel 4.46/1. (20/09/2021- ...)

§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 5.61, kan de woonmaatschappij na goedkeuring door of krachtens de Vlaamse Regering rechtstreeks of onrechtstreeks belangen nemen in rechtspersonen waarvan de activiteiten in overeenstemming zijn met hun doel en voorwerp.

§ 2. Het bestuursorgaan van de woonmaatschappij rapporteert in het jaarverslag over de rechtstreekse of onrechtstreekse participaties van de woonmaatschappij en over de bijdrage van die participaties aan de verwezenlijking van haar voorwerp.

§ 3. De woonmaatschappij wendt de netto-opbrengst van de participatie, vermeld in paragraaf 1, aan in het kader van haar opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 4.42, 4.43 en 4.44.

Artikel 4.46/1/1. (01/01/2024- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt onder welke voorwaarden een woonmaatschappij die woningen inhuurt en verhuurt overeenkomstig haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 4°, een toelage kan ontvangen van het Solidariseringsfonds.

Het Solidariseringsfonds, vermeld in het eerste lid, wordt gefinancierd door bijdragen van de woonmaatschappij gebaseerd op de huurinkomsten van sociale huurwoningen die de woonmaatschappij verhuurt overeenkomstig haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 1°.

De Vlaamse Regering bepaalt de berekeningswijze van de bijdragen van de woonmaatschappij aan het Solidariseringsfonds, de manier waarop de financiële middelen uit het Solidariseringsfonds omgezet worden in een toelage aan de woonmaatschappijen en regelt de werkwijze van het Solidariseringsfonds.

[Hoofdstuk 6. Vermogen van de woonmaatschappij en instandhouding ervan (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 103, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.46/2. (01/01/2023- ...)

De woonmaatschappij beschikt uiterlijk vanaf 1 januari 2024 over een patrimonium van ten minste 1000 sociale huurwoningen in beheer. Voor de berekening van het aantal sociale huurwoningen in beheer wordt rekening gehouden met de door de woonmaatschappij gerealiseerde en geplande sociale huurwoningen op 1 januari 2024, dan wel op de datum van de indiening van de aanvraag tot erkenning, als die later valt. Voor de berekening van het aantal woningen in beheer wordt geen rekening gehouden met de woningen die in huur genomen zijn op de private huurmarkt met het oog op onderverhuring conform de reglementering inzake het sociaal huurstelsel. Een sociale huurwoning is gepland als ze nog niet is gerealiseerd, maar de uitvoering of de gunningsprocedure voor de realisatie van de woning kan worden opgestart binnen een termijn van drie jaar. De realisatie van de geplande sociale huurwoningen is ten minste opgenomen in de meerjarenplanning, vermeld in artikel 2.22, § 2.

Artikel 4.46/3. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij is niet in hoofdzaak gericht op het uitkeren of bezorgen van een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel aan haar aandeelhouders en houdt zich dus aan de volgende uitkeringsbeperkingen:
1° een vermogensvoordeel dat de woonmaatschappij aan haar aandeelhouders uitkeert, in welke vorm ook, mag op straffe van nietigheid niet hoger zijn dan de rentevoet die vastgesteld wordt door de Koning ter uitvoering van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie, het Sociaal Ondernemerschap en de Landbouwonderneming, toegepast op de nominale waarde van de door de aandeelhouders werkelijk gestorte en nog niet terugbetaalde inbreng in het vermogen van de woonmaatschappij zoals geboekt op het ogenblik van de inbreng;
2° winstuitkering is alleen mogelijk op voorwaarde dat, boven op de voorwaarde, vermeld in punt 1°, is voldaan aan de voorwaarde dat het bedrag van het maximaal uit te keren dividend aan de aandeelhouders alleen kan worden bepaald nadat een bedrag is bepaald dat de woonmaatschappij voorbehoudt aan projecten of bestemmingen die nodig of geschikt zijn om haar voorwerp te verwezenlijken; het bestuursorgaan brengt daarover jaarlijks een verslag uit, dat wordt opgenomen in het jaarverslag;
3° bij uittreding of uitsluiting, zowel ten laste van het vennootschapsvermogen als ten gevolge van de toepassing van de geschillenregeling, vermeld in boek 2, titel 7, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, ontvangt de uittredende of uitgesloten aandeelhouder maximum de nominale waarde van zijn werkelijke gestorte en nog niet terugbetaalde inbreng in het vermogen van de woonmaatschappij zoals geboekt op het ogenblik van de inbreng;
4° bij vereffening van de woonmaatschappij gaat het vermogen dat overblijft na de aanzuivering van het passief en de terugbetaling aan de aandeelhouders van de nominale waarde van hun werkelijke gestorte en nog niet terugbetaalde inbreng in het vermogen van de woonmaatschappij zoals geboekt op het ogenblik van de inbreng, over op een door de Vlaamse Regering aangewezen woonmaatschappij.

Artikel 4.46/4. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij verbindt zich ertoe haar financiële middelen die niet noodzakelijk zijn voor de dagelijkse werking te laten beheren door de VMSW. De Vlaamse Regering stelt de regeling voor het beheer van de middelen vast.

[Hoofdstuk 7. Interne en externe controle, toezicht, rekeningstelsel en rapportering (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 107, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.46/5. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij stelt een commissaris aan die wordt belast met de controles, vermeld in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

Artikel 4.46/6. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij zorgt voor een behoorlijk werkend systeem van interne controle. De Vlaamse Regering kan de modaliteiten van de interne controle bepalen.

Artikel 4.46/7. (20/09/2021- ...)

Het bestuursorgaan van de woonmaatschappij stelt een jaarverslag op waarin al de volgende gegevens worden opgenomen:
1° de wijze van toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden;
2° de activiteiten ter verwezenlijking van haar voorwerp en de daarvoor ingezette middelen;
3° de verzoeken tot uittreding gedurende het voorgaande boekjaar. Daarbij worden ten minste de volgende gegevens vermeld:
a) het aantal uitgetreden aandeelhouders en de soort aandelen waarmee ze zijn uitgetreden;
b) het betaalde scheidingsaandeel en de eventuele andere modaliteiten;
c) het aantal geweigerde verzoeken en de reden daarvoor;
4° de door de Vlaamse Regering bepaalde rubrieken die ten minste moeten worden opgenomen.

Artikel 4.46/8. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij en haar aandeelhouders verbinden zich ertoe om het toezicht zoals geregeld door deze codex en de besluiten ter uitvoering ervan te aanvaarden. De modelstatuten bepalen dat de aandeelhouders en bestuurders van de woonmaatschappij verplicht zijn het toezicht zoals dat geregeld is in deze codex te eerbiedigen en te doen eerbiedigen.

Artikel 4.46/9. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij bezorgt de door de Vlaamse Regering gevraagde informatie aan het Vlaamse Gewest of zijn organen, op eerste verzoek.

Artikel 4.46/10. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij verleent haar actieve en volledige medewerking aan de procedure voor de prestatiebeoordeling van woonmaatschappijen. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de prestatiebeoordeling.

Artikel 4.46/11. (20/09/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden vaststellen voor het rekeningstelsel dat de woonmaatschappijen hanteren.

Artikel 4.47. (20/09/2021- ...)

De woonmaatschappij neemt, op eigen initiatief of op verzoek van de Vlaamse Regering, de nodige maatregelen om haar prestaties te verbeteren, onder meer door verbeterplannen op te maken en naar behoren uit te voeren.

[Hoofdstuk 8. Financiering (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 116, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.48. (01/01/2024- ...)

Met behoud van de mogelijkheid om de eigen middelen aan te wenden of om een projectsubsidie aan te vragen conform boek 5, deel 2, titel 3, hoofdstuk 1, titel 4, hoofdstuk 1, titel 5 en titel 6, financieren de woonmaatschappijen de verrichtingen die uitdrukkelijk verband houden met hun opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 1° tot en met 3°, 4.42/2, 4.43 en 4.44, met leningen die aangegaan zijn bij de VMSW of, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, bij derden. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden voor het aangaan van leningen bij de VMSW vast in een algemeen reglement. Voor de verrichtingen die uitdrukkelijk verband houden met hun opdrachten, vermeld in artikel 4.42, kunnen de woonmaatschappijen zowel de eigen middelen aanwenden als leningen aangaan bij de VMSW of, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, bij derden. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden voor het aangaan van leningen bij de VMSW vast in een algemeen reglement.

Als een woonmaatschappij een subsidie als vermeld in boek 5, deel 2, titel 3, hoofdstuk 1, titel 4, hoofdstuk 1, titel 5 en titel 6, ontvangt, kan de Vlaamse Regering bijzondere regels vaststellen om die subsidie geheel of gedeeltelijk te verrekenen in de kostprijs van de woningen of percelen die beschikbaar worden gesteld voor gezinnen. Die regeling kan zowel betrekking hebben op het woonproject of de wijk in kwestie, als op een deel of het geheel van het woningpatrimonium van de woonmaatschappij.

Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, kan de Vlaamse Regering, onder de voorwaarden die ze bepaalt, subsidies verlenen voor de opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6°. De subsidiëring ten laste van de uitgavenbegroting van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap bedraagt nooit meer dan 100% van de totale kosten.

Artikel 4.49. (20/09/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven worden, subsidies verlenen om woonmaatschappijen in staat te stellen op eigen initiatief hun prestaties te verbeteren. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure om die subsidie te verkrijgen.

Artikel 4.50. (20/09/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven worden, de eventuele nadelige financiële gevolgen voor een woonmaatschappij, ten gevolge van een herstructurering in de zin van boek 12 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, geheel of gedeeltelijk compenseren door een subsidie te verlenen. De kosten verbonden aan de herstructurering en de bijkomende lasten ten gevolge van de herstructurering kunnen worden gesubsidieerd. De Vlaamse Regering stelt daarvoor de nadere regels vast.

[Hoofdstuk 9. Sancties (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 121, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.51. (20/09/2021- ...)

Op eigen initiatief of op verzoek van de toezichthouder kan de Vlaamse Regering een woonmaatschappij die niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, die de opdrachten, opgelegd bij decreet of bij besluit van de Vlaamse Regering, niet behoorlijk uitvoert, die de verbintenissen die ze is aangegaan niet nakomt, of waarvan de werking in gebreke blijft, de volgende sancties opleggen:
1° de vervroeging van de eerstvolgende prestatiebeoordeling, conform de door de Vlaamse Regering vastgestelde procedure voor de beoordeling van de prestaties van woonmaatschappijen;
2° de verplichting om een beroep te doen op externe bijstand. De kosten die verbonden zijn aan de externe bijstand kunnen worden gesubsidieerd, binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven worden. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure om die aanvullende subsidie te verkrijgen;
3° de aanstelling van een mandataris ad hoc die geheel of gedeeltelijk in de plaats treedt van het bestuursorgaan van de woonmaatschappij en die door de woonmaatschappij zal worden vergoed voor de prestaties die in het kader van die opdracht worden verricht;
4° de tijdelijke uitbesteding van activiteiten van de woonmaatschappij;
5° de verplichting tot samenwerking met een andere woonmaatschappij;
6° de opschorting van de projectfinanciering voor toekomstige nieuwbouwprojecten, als niet voldaan is aan de erkenningsvoorwaarde, vermeld in artikel 4.46/2;
7° de oplegging aan de woonmaatschappij van een groeipad dat aan een termijn gebonden is, in dat werkingsgebied waarvan het aantal ingehuurde woningen niet toeneemt conform de voorwaarde, vermeld in artikel 4.41;
8° als de woonmaatschappij het opgelegde groeipad, vermeld in punt 7°, niet realiseert, de intrekking van de erkenning van de in gebreke blijvende woonmaatschappij.

Met behoud van de persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van de oprichters, de aandeelhouders en de bestuurders kan de Vlaamse Regering, op eigen initiatief of op verzoek van de toezichthouder, een woonmaatschappij die niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, die de opdrachten, opgelegd bij decreet of bij besluit van de Vlaamse Regering, niet behoorlijk uitvoert, die de verbintenissen die ze is aangegaan niet nakomt of waarvan de werking in gebreke blijft, de volgende sancties opleggen:
1° verplichting tot fusie met een andere woonmaatschappij;
2° intrekking van de erkenning van de woonmaatschappij.

Voorafgaand aan de beslissing om een van de sancties, vermeld in het eerste en het tweede lid, op te leggen, stuurt de Vlaamse Regering de betrokken woonmaatschappij een ingebrekestelling. In de ingebrekestelling motiveert de Vlaamse Regering waarom de woonmaatschappij de erkenningsvoorwaarden niet nakomt, de opdrachten, opgelegd bij decreet of krachtens een besluit van de Vlaamse Regering, niet behoorlijk uitvoert, de verbintenissen die ze is aangegaan, niet nakomt, of haar werking in gebreke blijft. De ingebrekestelling wordt met een beveiligde zending verstuurd. De in gebreke gestelde woonmaatschappij wordt uitgenodigd om te worden gehoord. Ze kan zich daarbij laten bijstaan.

Met behoud van de toepassing van artikel 4.52 en 4.53 kan de Vlaamse Regering de nadere regels en de procedure vaststellen voor het opleggen van de sancties, vermeld in het eerste en het tweede lid.

Artikel 4.52. (20/09/2021- ...)

De uittredende vennoten van de woonmaatschappij die verplicht wordt tot fusie met een andere woonmaatschappij, hetzij door overneming, hetzij door oprichting van een nieuwe woonmaatschappij, krijgen tot uiterlijk drie maanden na de beslissing van de Vlaamse Regering tot verplichte fusie, hun deelbewijzen en aandelen terugbetaald, tegen de waarde die ze op grond van de statuten zouden hebben als hun vennootschap ontbonden was.

Artikel 4.53. (20/09/2021- ...)

De intrekking van de erkenning van een woonmaatschappij heeft van rechtswege haar ontbinding tot gevolg.

De beslissing tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking vanaf de dag dat de beslissing wordt betekend aan de woonmaatschappij. Van dan af worden alle bevoegdheden om de woonmaatschappij te besturen en te verbinden toegewezen aan een of meer door de Vlaamse Regering aangestelde vereffenaars. Die vereffenaars zijn bevoegd om alle maatregelen te nemen en alle daden van bestuur en beschikking te stellen die noodzakelijk zijn voor de overgang van het vermogen van de ontbonden vennootschap op de door de Vlaamse Regering aangewezen woonmaatschappij of woonmaatschappijen. De Vlaamse Regering is uitdrukkelijk en met uitsluiting van elk vennootschapsorgaan bevoegd om de wijze van vereffening vast te stellen, het verslag van de door haar aangestelde vereffenaars te aanhoren en de vereffening af te sluiten. Alleen de Vlaamse Regering is bevoegd om de vereffenaars te machtigen tot het stellen van alle daden die in de vereffeningsprocedure vereist zijn.

[Hoofdstuk 10. Diverse bepalingen (ing. Decr. 9 juli 2021, art. 125, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.53/1. (01/01/2023- ...)

Voor de toepassing van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, het Wetboek der registratie-, hypotheeken griffierechten en van de regelgeving inzake de belasting over de toegevoegde waarde worden de woningen die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, waarbij een woonmaatschappij optreedt als initiatiefnemer, erkend als sociale woningen die gerealiseerd zijn door die woonmaatschappij.

In dit artikel wordt verstaan onder woonproject met sociaal karakter: een woonproject dat geheel of gedeeltelijk gefinancierd wordt met middelen van Vlabinvest apb of dat geheel of gedeeltelijk gefinancierd is met middelen van het Vlaams Financieringsfonds voor Gronden Woonbeleid voor Vlaams-Brabant of dat geheel of gedeeltelijk gefinancierd wordt met middelen van de VMSW in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.15.

Artikel 4.53/2. (20/09/2021- ...)

De Vlaamse Regering stelt voor de opdracht, vermeld in artikel 4.40, 1° en 4°, typehuurovereenkomsten vast. Van de typehuurovereenkomsten kan alleen worden afgeweken in de gevallen die de Vlaamse Regering bepaalt.
De typehuurovereenkomst, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende regelingen:
1° een regeling voor de duurtijd van de huurovereenkomst;
2° een regeling voor de opzegmogelijkheden van de huurder en de verhuurder;
3° een regeling als wordt geopteerd voor de mogelijkheid, vermeld in artikel 4.53/3; 4° de verplichtingen van de verhuurder en de hoofdhuurder.

Artikel 4.53/3. (20/09/2021- ...)

§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 4.51 treedt de VMSW van rechtswege in de rechten en de verplichtingen van de woonmaatschappij die voortvloeien uit een overeenkomst die gesloten is tussen de woonmaatschappij en een of meer verhuurders op de private huurmarkt, onder de voorwaarden, vermeld in het tweede lid.

De indeplaatsstelling, vermeld in het eerste lid, vindt plaats zodra de VMSW op eigen initiatief of na melding van een belanghebbende vaststelt dat de volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn:
1° de verhuurder heeft toestemming verleend om de huurovereenkomst over te dragen;
2° de woonmaatschappij bevindt zich in een van de volgende gevallen:
a) een procedure tot vereffening is opgestart, of een vordering tot gerechtelijke ontbinding is ingeleid, of een beslissing tot vrijwillige ontbinding van de woonmaatschappij is genomen;
b) de woonmaatschappij slaagt er niet in om, na afloop van een periode van negen maanden waarin de VMSW met toepassing van artikel 4.20 de verplichting tot betaling van de huurprijs heeft overgenomen, haar huurbetalingsverplichtingen opnieuw na te komen;
3° de huurovereenkomst is gesloten tussen een verhuurder en een woonmaatschappij, en bevat geen bedingen die onverenigbaar zijn met de bepalingen van deze codex en de uitvoeringsbesluiten ervan. De in de huurovereenkomst bedongen huurprijs is niet hoger dan de door de Vlaamse Regering vastgestelde huurprijsgrens voor het verkrijgen van een tegemoetkoming, verleend met toepassing van artikel 5.73.

De melding van een belanghebbende, vermeld in het tweede lid, bevat minstens een gedocumenteerde aanduiding van het toepassingsgeval, vermeld in het tweede lid, 2°, waarop ze gebaseerd is.

§ 2. De Vlaamse Regering kan de nadere regels en de procedure vastleggen voor de indeplaatsstelling, vermeld in paragraaf 1, eerste lid.

Artikel 4.53/4. (01/01/2023- ...)

De Vlaamse Regering kan een ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen erkennen die de woonmaatschappijen ondersteunt en begeleidt.

De ondersteuningsstructuur heeft de volgende opdrachten:
1° de woonmaatschappijen ondersteunen bij de uitvoering van hun opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 4°, door de volgende taken op te nemen:
a) in samenspraak met de entiteit die door de Vlaamse Regering belast wordt met het woonbeleid het overleg en de ervaringsuitwisseling tussen de woonmaatschappijen voorbereiden, organiseren en coördineren;
b) vorming en intervisie uitwerken en aanbieden, en tools aanreiken, behalve over regelgeving, financieel beheer, ICT en databeheer;
c) de woonmaatschappijen die ondersteuning bij hun administratieve werking vragen, proactief begeleiden;
2° op basis van de jaarrapportgegevens een jaarlijkse analyse opmaken van de werking van de woonmaatschappijen met betrekking tot hun opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6° ;
3° de werking van de woonmaatschappijen in het kader van de opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 4°, promoten bij private investeerders en projectontwikkelaars;
4° specifieke projecten uitvoeren ten behoeve van de woonmaatschappijen in het kader van de uitvoering van hun opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6°.

De Vlaamse Regering stelt de bijzondere voorwaarden en de procedure vast voor de erkenning van de ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen. De Vlaamse Regering kan aanvullende voorwaarden voor de erkenning opleggen. De Vlaamse Regering kan de erkenning op elk moment intrekken als de ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen de gestelde voorwaarden niet naleeft.

De Vlaamse Regering kan, binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven worden, een subsidie verlenen aan de erkende ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen als tegemoetkoming in de personeels- en werkingskosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de opdrachten, vermeld in het tweede lid. De Vlaamse Regering stelt de toekenningsvoorwaarden, de verantwoording van de subsidiabele kosten en de betalingsmodaliteiten van de subsidie vast.

Titel 4. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Hoofdstuk 1. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.54. (20/09/2021- ...)

...

Hoofdstuk 2. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.55. (20/09/2021- ...)

...

Hoofdstuk 3. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.56. (20/09/2021- ...)

...

Hoofdstuk 4. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.57. (20/09/2021- ...)

...

Hoofdstuk 5. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.58. (20/09/2021- ...)

...

Hoofdstuk 6. [... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 130, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 4.59. (20/09/2021- ...)

...

Titel 5. Vlaams Woningfonds (... - ...)

Artikel 4.60. (19/04/2024- ...)

De vennootschap "Vlaams Woningfonds", hierna VWF te noemen, wordt erkend als sociale woonorganisatie.

Artikel 4.61. (01/01/2023- ...)

Het VWF heeft de volgende opdrachten:
1° de woonvoorwaarden van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden verbeteren door aangepaste woningen beschikbaar te stellen en door woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden te helpen een eigen woning te verwerven of in goede staat te behouden;
2° mee te werken aan de strijd tegen verkrotting en leegstand;
3° bij te dragen tot de aanpassing van woningen;
4° bij te dragen tot de uitvoering van de specifieke maatregelen inzake het stedelijk beleid van de Vlaamse Regering;
5° de tenlasteneming, vermeld in artikel 5.71, beheren, als de tenlasteneming gebeurt volgens artikel 5.71, § 1, tweede lid.

Het VWF treedt vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit lid in de rechten, verplichtingen en bevoegdheden van het Vlaamse Gewest met betrekking tot de opdracht, vermeld in het eerste lid, 5°. Het VWF is gehouden tot de lasten die voortvloeien uit beslissingen en verbintenissen die door het Vlaamse Gewest zijn genomen met betrekking tot de opdracht, vermeld in het eerste lid, 5°.

De rechten, verplichtingen en lasten, vermeld in het tweede lid, omvatten ook de rechten, verplichtingen en lasten die voortvloeien uit hangende en toekomstige rechtsgedingen over de daarin bedoelde beslissingen en verbintenissen.

Het Vlaamse Gewest draagt de elektronische dossiers die betrekking hebben op de opdracht, vermeld in het eerste lid, 5°, over naar het VWF. Het VWF heeft kosteloos toegang tot de papieren dossiers die betrekking hebben op de opdracht, vermeld in het eerste lid, 5°, die worden beheerd en bewaard door het Vlaamse Gewest of door de instantie die het hiertoe aanduidt.

De Vlaamse Regering bepaalt een interne beroepsprocedure bij het VWF en een verhaalprocedure bij de toezichthouder. Het verhaal bij de toezichthouder is alleen ontvankelijk als voorafgaandelijk de interne beroepsprocedure is gevolgd.

De Vlaamse Regering kan de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, belasten met de opdracht, vermeld in artikel 5.71, § 1, als blijkt dat het VWF geen overheidsopdracht voor diensten aan een verzekeraar heeft kunnen gunnen waarbij de verzekeringspremies ten laste worden genomen.

Artikel 4.62. (01/01/2023- ...)

Om zijn opdrachten uit te voeren kan het VWF alle onroerende en roerende verrichtingen realiseren die daartoe rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen. Bedoeld worden onder meer:
1° onroerende goederen huren, kopen of ruilen of er andere zakelijke rechten op verwerven;
2° deze onroerende goederen renoveren, vervangen of bebouwen en ze vervolgens verhuren, onderverhuren of er zakelijke rechten op afstaan;
3° bijzondere sociale leningen toestaan.
4° na goedkeuring door de Vlaamse Regering, het verder afhandelen van aanvullende woonleningen die de provincies hebben toegekend voor het kopen, bouwen en verbouwen van woningen in het Vlaamse Gewest;
5° een overheidsopdracht voor diensten gunnen aan een verzekeraar voor de uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 4.61, eerste lid, 5°. Het Vlaams Woningfonds legt de overheidsopdracht ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering.

Het VWF, dat als kredietgever optreedt van de bijzondere sociale leningen, vermeld in het eerste lid, 3°, is vrijgesteld van de vergunnings- of registratieplicht en wordt toegelaten om op te treden als kredietgever inzake hypothecair krediet als vermeld in artikel VII.159, § 1 en § 2, van het Wetboek van Economisch Recht.

Het VWF dat volgens het eerste lid, 4°, optreedt als kredietgever is vrijgesteld van de vergunnings- of registratieplicht en wordt toegelaten om op te treden als kredietgever inzake consumentenkrediet als vermeld in artikel VII.159, § 1 en § 2, van het Wetboek van Economisch Recht.

De richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de richt- lijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010 is niet van toepassing op het VWF, dat als kredietgever optreedt van de bijzondere sociale leningen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°.

Artikel 4.63. (01/01/2021- ...)

Binnen de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest zijn ingeschreven kan het Vlaamse Gewest een toelage aan het VWF verlenen ter financiering van haar activiteiten. De Vlaamse Regering stelt de toekenningsvoorwaarden van de toelage vast.

Artikel 4.64. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan het VWF binnen het plafond, vermeld in de begrotingsdecreten, machtigen om leningen uit te schrijven of aan te gaan of kredieten op te nemen onder waarborg van het Vlaamse Gewest. Ze stelt het bedrag en de voorwaarden van deze leningen en kredieten vast, bepaalt de hoogte van de eventuele waarborg en van het interestgedeelte dat het Vlaamse Gewest voor zijn rekening neemt en de wijze waarop ze deze ten laste neemt. Ze bepaalt tevens de duur van die tenlasteneming en behoudt zich daarbij het recht voor om op welk moment ook de resterende interestgedeelten geheel of gedeeltelijk te actualiseren en eventueel vervroegd aan het VWF te betalen.

Het Vlaamse Gewest kan leningen met rentevermindering toestaan aan het VWF.

Het VWF besteedt de opbrengst van deze leningen en kredieten, overeenkomstig de voorwaarden die de Vlaamse Regering stelt, aan de hierna vermelde verrichtingen:
1° toestaan van bijzondere sociale leningen, zoals bedoeld in artikel 5.66;
2° zakelijke rechten verwerven op gebouwen of die gebouwen voor minstens negen jaar huren, om ze na renovatie of vervanging als woningen beschikbaar te stellen voor woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden;
3° binnen het kader van een renovatie- of opvulbouwproject dat de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd, woningen voor woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden bouwen, en zakelijke rechten verwerven op de daartoe noodzakelijke gronden of te slopen gebouwen;
4° verbeteren of aanpassen van woningen;
5° andere verrichtingen waartoe de Vlaamse Regering opdracht geeft en die passen in het Vlaamse woonbeleid en in de specifieke opdracht van het VWF ten aanzien van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden.

Het VWF kan sociale koopwoningen ter beschikking stellen van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden, voor zover ze samen met huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject worden gerealiseerd, dat gelegen is in een woonvernieuwingsgebied.

Een huurwoning, waarvan het VWF eigenaar is en die werd gerealiseerd met een projectsubsidie krachtens boek 5, deel 2, titel 3, titel 4, hoofdstuk 1, titel 5 en titel 6, mag worden verkocht aan de zittende huurder onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering oplegt.

Artikel 4.65. (01/01/2021- ...)

Het VWF boekt elk jaar de noodzakelijke reservering voor de dekking van de lasten die het zelf moet dragen met betrekking tot de leningen en kredieten bedoeld in artikel 4.64. De manier van boeking en berekening van die reservering wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd. De winsten die voortvloeien uit de besteding van die leningen en kredieten komen aan het Vlaamse Gewest ten goede. Ze worden geboekt in een onbeschikbare reserve waarvan de Vlaamse Regering het gebruik regelt.

Artikel 4.66. (01/01/2021- ...)

Het VWF verbindt er zich toe om een gedeelte van de leningen of kredieten in kwestie te besteden aan de verwerving en/of de renovatie, en zo nodig de sloping en vervanging van ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen, aan de verbetering of aanpassing van woningen en/of het toestaan van leningen voor dergelijke verrichtingen aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden.

De Vlaamse Regering stelt jaarlijks dat gedeelte vast, maar het mag niet minder dan 30% bedragen van de leningen of kredieten in kwestie.

Artikel 4.67. (01/01/2021- ...)

Voor de naleving van de bepalingen van deze titel staat het VWF onder het toezicht van twee regeringsafgevaardigden die door de Vlaamse Regering worden benoemd met een bevoegdheid conform artikel III.13 van het Bestuursdecreet.

In het bijzonder zien de regeringsafgevaardigden erop toe dat het beleid van het VWF wordt afgestemd op en geïntegreerd in het Vlaamse woonbeleid. De regeringsafgevaardigden waken erover dat het VWF deelneemt aan het overleg, vermeld in artikel 2.2, telkens als het daarvoor wordt uitgenodigd.

De toezichthouder ziet in het bijzonder toe op de beslissingen van de raad van bestuur over de aanwending van de leningen of de kredieten, vermeld in artikel 4.64.

Titel 6. Huurdersbonden (... - ...)

Hoofdstuk 1. Erkenning (... - ...)

Artikel 4.68. (09/06/2023- ...)

De Vlaamse Regering kan, rekening houdend met artikel 4.6, eerste lid, huurdersbonden erkennen  waarvan de werking wordt gesubsidieerd conform artikel 4.70.

Om erkend te kunnen worden en te blijven moet ten minste aan volgende voorwaarden zijn voldaan:
1° de huurdersbond is werkzaam en gevestigd in het Vlaamse Gewest;
2° de huurdersbond verbindt er zich toe de opdrachten uit te voeren die hen worden opgelegd door:
a) deze codex en zijn uitvoeringsbesluiten;
b) elk ander decreet of besluit, als dat betrekking heeft op aspecten van het sociale woonbeleid;
3° de huurdersbond aanvaardt het toezicht van de Vlaamse Regering en van de toezichthouder voor de sociale huisvesting in het bijzonder.

De Vlaamse Regering stelt de procedure vast voor de erkenning van huurdersbonden en de intrekking van de erkenning. De Vlaamse Regering kan aanvullende voorwaarden opleggen om erkend te worden, onder meer wat representativiteit, schaalgrootte en regionale spreiding betreft.

Hoofdstuk 2. Opdrachten (... - ...)

Artikel 4.69. (09/06/2023- ...)

De huurdersbonden dragen bij tot het helpen realiseren van het recht op wonen en behartigen de belangen van de meest behoeftige gezinnen en alleenstaanden op de privéhuurwoningmarkt.

De huurdersbonden verstrekken op individuele of collectieve basis informatie en advies over alle aangelegenheden met betrekking tot het wonen in huurwoningen, onder meer bevattelijke huurinformatie en huuradvies. Ze kunnen juridische bijstand verlenen aan huurders en aanstaande huurders in het algemeen en aan de meest behoeftige huurders in het bijzonder.

Hoofdstuk 3. Subsidie (... - ...)

Artikel 4.70. (09/06/2023- ...)

Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven worden, kan de Vlaamse Regering, onder de voorwaarden die ze bepaalt, subsidies verlenen voor de werking van de huurdersbonden, vermeld in artikel 4.68. De subsidiëring ten laste van de uitgavenbegroting van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap mag nooit meer bedragen dan 100% van de totale kosten.

Hoofdstuk 4. Sancties (... - ...)

Artikel 4.71. (09/06/2023- ...)

Op eigen initiatief of op verzoek van de toezichthouder kan de Vlaamse Regering de erkenning intrekken van een huurdersbond die niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, de opdrachten, opgelegd bij deze codex of bij besluit van de Vlaamse Regering, niet behoorlijk uitvoert, of waarvan de werking in gebreke blijft.

Voorafgaand aan de beslissing om de sanctie, vermeld in het eerste lid, op te leggen, stuurt de Vlaamse Regering de betrokken huurdersbond een ingebrekestelling. In de ingebrekestelling motiveert de Vlaamse Regering dat de huurdersbond de erkenningsvoorwaarden niet nakomt, de opdrachten, opgelegd bij deze codex of bij besluit van de Vlaamse Regering, niet behoorlijk uitvoert, de verbintenissen die ze is aangegaan niet nakomt, of haar werking in gebreke blijft. De ingebrekestelling wordt met een beveiligde zending verstuurd. De in gebreke gestelde huurdersbond wordt uitgenodigd om te worden gehoord. Zij kan zich daarbij laten bijstaan.

De Vlaamse Regering kan de nadere regelen en procedure vastleggen voor het opleggen van de sanctie vermeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 5. Ondersteuningsstructuur (... - ...)

Artikel 4.72. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering erkent een ondersteuningsstructuur voor initiatieven ter bevordering van de positie van kandidaat-huurders en huurders op de private huurmarkt en in de sociale huisvesting, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare gezinnen en alleenstaanden.

De Vlaamse Regering stelt de bijzondere voorwaarden vast waaronder de erkenning van de ondersteuningsstructuur wordt verleend. De erkenning kan op elk moment worden ingetrokken als de gestelde voorwaarden niet worden nageleefd.

Artikel 4.73. (01/01/2021- ...)

De ondersteuningsstructuur heeft de volgende taken:
1° het ondersteunen van de erkende huurdersbonden bij het uitvoeren van de taken, vermeld in artikel 4.69, en hen vertegenwoordigen in advies- en overlegorganen inzake Wonen;
2° het ondersteunen van bewonersgroepen in de sociale huisvesting;
3° het nemen van initiatieven ten aanzien van andere organisaties of instanties, ter bevordering van de positie van kandidaat-huurders en huurders op de private huurmarkt en in de sociale huisvesting, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare gezinnen en alleenstaanden.

Artikel 4.74. (01/01/2021- ...)

Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven worden, kan de Vlaamse Regering, onder de voorwaarden die ze bepaalt, subsidies verlenen voor de werking van de ondersteuningsstructuur, vermeld in artikel 4.72. De subsidiëring ten laste van de uitgavenbegroting van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap mag nooit meer bedragen dan 100% van de totale kosten.

Deel 2. Andere woonactoren (... - ...)

Titel 1. Verhuurdersorganisaties (... - ...)

Hoofdstuk 1. Erkenning (... - ...)

Artikel 4.75. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan verhuurdersorganisaties erkennen waarvan de werking of een deelactiviteit wordt gesubsidieerd conform artikel 4.77.

Om erkend te kunnen worden moet ten minste aan al de volgende voorwaarden voldaan zijn:
1° de verhuurdersorganisatie vertegenwoordigt private verhuurders of vastgoedmakelaars;
2° de verhuurdersorganisatie is werkzaam in het Vlaamse Gewest;
3° de verhuurdersorganisatie verbindt er zich toe de opdrachten uit te voeren die haar worden opgelegd door deze codex en de besluiten ter uitvoering ervan;
4° de verhuurdersorganisatie verbindt er zich toe het toezicht van de Vlaamse Regering te aanvaarden.

De Vlaamse Regering stelt de procedure vast voor de erkenning en de intrekking van de erkenning. De Vlaamse Regering kan aanvullende voorwaarden opleggen om erkend te worden, onder meer wat representativiteit, schaalgrootte en regionale spreiding betreft.

Hoofdstuk 2. Opdrachten (... - ...)

Artikel 4.76. (01/01/2021- ...)

De erkende verhuurdersorganisaties dragen bij tot het helpen realiseren van het recht op wonen voor iedereen en behartigen de belangen van de verhuurders of vastgoedmakelaars op de privéhuurwoningmarkt.

De erkende verhuurdersorganisaties verstrekken op individuele of collectieve basis informatie en advies over alle aangelegenheden in verband met het verhuren van woningen. Ze kunnen juridische bijstand verlenen aan verhuurders.

Hoofdstuk 3. Subsidie (... - ...)

Artikel 4.77. (01/01/2021- ...)

Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven worden, kan de Vlaamse Regering, onder de voorwaarden die ze bepaalt, subsidies verlenen voor de werking of deelactiviteiten van de erkende verhuurdersorganisaties, vermeld in artikel 4.75, of voor projecten met een aanvullend en/of vernieuwend karakter, uitgevoerd door erkende verhuurdersorganisaties of door andere actoren. De subsidiëring ten laste van de uitgavenbegroting van het Vlaamse Gewest mag nooit meer bedragen dan 100% van de totale kosten.

Hoofdstuk 4. Sancties (... - ...)

Artikel 4.78. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan de erkenning van een verhuurdersorganisatie intrekken.

Titel 2. Voorbehouden voor toekomstig gebruik (... - ...)

Deel 3. Toezicht (... - ...)

Titel 1. Toezicht op woonactoren (... - ...)

Artikel 4.79. (01/01/2023- ...)

Een toezichthouder voor de sociale huisvesting, hierna de toezichthouder te noemen, oefent, binnen het ambtsgebied dat hem wordt toegewezen, het toezicht uit op de volgende verrichtingen:
1° de verrichtingen van de sociale woonorganisaties, met uitzondering van de VMSW, krachtens boek 4, 5 en 6. De verrichtingen gesteld vanaf de intrekking van de erkenning van een sociale woonorganisatie, overeenkomstig artikel 4.51, 4.53 en 4.71, eerste lid, tot aan de afsluiting van de vereffening, worden gelijkgesteld met de voormelde verrichtingen;
2° ...;
3° de volgende verrichtingen van het OCMW, een welzijnsvereniging, de gemeente en een intergemeentelijk samenwerkingsverband:
a) de verrichtingen krachtens artikel 4.1/1 en boek 5 en 6;
b) de verhuring van andere woningen dan sociale woningen krachtens boek 6, met het oog op het bereiken van het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.28;
c) de verkoop van andere woningen en kavels dan sociale woningen en kavels met toepassing van artikel 5.91, met het oog op het bereiken van het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.27;
4° de verrichtingen van de erkende ondersteuningsstructuur, vermeld in artikel 4.72, krachtens dit boek;
5° de verrichtingen van de erkende kredietmaatschappijen, vermeld in artikel 5.58;
6° de volgende verrichtingen van Vlabinvest apb:
a) de beslissingen tot beschikbaarstelling, inclusief bewijsstukken, voor verhuring, erfpacht of verkoop van woningen en kavels binnen een woonproject met sociaal karakter;
b) de beoordeling, inclusief bewijsstukken, van de kandidaat-huurders, -erfpachtnemers of -kopers door het beoordelingscomité.
7° de verrichtingen van de erkende verhuurdersorganisaties, vermeld in artikel 4.75, die krachtens artikel 4.77 worden gesubsidieerd.

Titel 2. Profiel, statuut en ambtsgebied van de toezichthouder (... - ...)

Artikel 4.80. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt:
1° het profiel en het statuut van de toezichthouder;
2° de nadere regelen voor de aanstelling van de toezichthouders;
3° de nadere regelen voor de toewijzing van de ambtsgebieden.

Titel 3. Uitoefening van het toezicht (... - ...)

Artikel 4.81. (01/01/2021- ...)

De toezichthouder beschikt over de bevoegdheid om alle informatie te verkrijgen die noodzakelijk of nuttig is voor de uitoefening van zijn toezichtsfunctie. Hij kan de vergaderingen bijwonen met betrekking tot de verrichtingen, vermeld in artikel 4.79, van de beheersorganen van de instanties, vermeld in artikel 4.79, die tot zijn ambtsgebied behoren. Als het algemeen belang of de naleving van de wetten, decreten, reglementen of statuten het vereisen, kan de toezichthouder de aangelegenheid bepalen waarover het beheersorgaan van de instanties, vermeld in artikel 4.79, moet beraadslagen en de termijn bepalen waarbinnen die beraadslaging moet plaatsvinden.

In het kader van de uitoefening van het toezicht heeft de toezichthouder het recht om plaatsbezoeken af te leggen en ter plaatse inzage te nemen in alle stukken en bescheiden en op een elektronische toegang om digitale databanken en digitale beheersapplicaties in gebruik door de sociale woonorganisaties te raadplegen, zowel ter plaatse als vanop afstand. De toezichthouder kan voor de uitvoering van zijn taken een beroep doen op externe bijstand.

Artikel 4.82. (01/01/2021- ...)

Als ze het noodzakelijk achten, delen de toezichthouders de informatie die ze tijdens hun onderzoek hebben verkregen, mee aan alle ambtenaren die belast zijn met het toezicht op een andere wetgeving of met de toepassing van een andere wetgeving, als die informatie hen kan aanbelangen bij de uitoefening van het toezicht waarmee ze belast zijn of voor de toepassing van een andere wetgeving. De toezichthouders kunnen die informatie ook meedelen aan de sociale verhuurders, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, als ze dat noodzakelijk achten.

De informatie die werd verkregen tijdens de uitoefening van plichten, voorgeschreven door de rechterlijke overheid, mag alleen worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de rechterlijke overheid.

De ambtenaren die belast zijn met het toezicht op een andere wetgeving of met de toepassing van een andere wetgeving, en de sociale verhuurders, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, mogen de informatie, verkregen op grond van deze paragraaf, alleen gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten waarmee ze belast zijn.

Artikel 4.83. (01/01/2021- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt verstrekken alle diensten van het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de provincies, de gemeenten, de verenigingen waartoe ze behoren, en de sociale verhuurders, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, aan de toezichthouders op hun verzoek, alle informatie die de laatstgenoemden nuttig achten voor het toezicht op de naleving van de wetgeving waarmee ze belast zijn. Ze geven inzage in alle informatiedragers en verstrekken kopieën ervan in om het even welke vorm. De inlichtingen en kopieën worden kosteloos verstrekt.

De inlichtingen en informatiedragers, verzameld tijdens de uitvoering van de taken die door de rechterlijke overheid zijn opgelegd, mogen alleen worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de rechterlijke overheid.

De toezichthouders mogen de inlichtingen, verkregen op grond van dit artikel, alleen gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten met betrekking tot het toezicht waarmee ze belast zijn.

Artikel 4.84. (01/01/2021- ...)

Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de toezichthouders beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de toezichthouders, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.

De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.

Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de toezichthouders zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.

Titel 4. Sancties en maatregelen (... - ...)

Hoofdstuk 1. Schorsing en vernietiging (... - ...)

Artikel 4.85. (01/01/2021- ...)

§1. De toezichthouder beschikt bij de uitoefening van zijn toezicht op de instanties, vermeld in artikel 4.79, over twee werkdagen om een beslissing te schorsen als hij die beslissing in strijd acht met de wetten, decreten, statuten of het algemeen belang. De toezichthouder kan zijn schorsing intrekken en geeft daarvan kennis aan de betrokken instantie.

§2. In geval van schorsing beschikt de toezichthouder over twintig kalenderdagen om tot een vernietiging over te gaan. In geval er geen schorsing is uitgesproken, beschikt de toezichthouder over vier werkdagen om tot een vernietiging over te gaan.

De termijn om een beslissing te schorsen of te vernietigen gaat in op de dag die volgt op de dag waarop de toezichthouder kennis kreeg van de beslissing. Voor de berekening van die termijn is de vervaldag in de termijn begrepen. Als de vervaldag een zaterdag, een zondag, een wettelijke of decretale feestdag is, wordt die verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

Bij gebrek aan vernietiging binnen een termijn van twintig kalenderdagen, is de schorsing opgeheven en wordt de beslissing opnieuw uitvoerbaar.

§3. Een schorsing of vernietiging van een beslissing op grond van een inbreuk op het algemeen belang kan uitsluitend als de beslissing manifest onverenigbaar is met de goede werking van de instanties, vermeld in artikel 4.79, of als de impact van die beslissing resulteert in een negatief beeld voor de instanties, vermeld in artikel 4.79.

Artikel 4.86. (01/01/2021- ...)

In afwijking van artikel 4.85, §1 en §2, kan de toezichthouder uitsluitend beslissingen schorsen of vernietigen van de instanties, vermeld in artikel 4.79, 5°, die betrekking hebben op de toekenning van sociale leningen, en beschikt hij over vier werkdagen om dergelijke beslissingen te schorsen of te vernietigen.

De termijn om een dergelijke beslissing te schorsen of vernietigen gaat in op de dag die volgt op de dag waarop hij kennis kreeg van de beslissing. Voor de berekening van de termijn om te schorsen of te vernietigen, is de vervaldag in de termijn begrepen.

In afwijking van artikel 4.85, kan de Vlaamse Regering een aangepaste procedure bepalen voor het schorsen en vernietigen van de andere beslissingen dan de beslissingen, vermeld in het eerste lid, van de instanties, vermeld in artikel 4.79, 5°.

Artikel 4.87. (01/01/2021- ...)

De instanties, vermeld in artikel 4.79, kunnen tegen de vernietiging binnen dertig kalenderdagen beroep aantekenen bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering moet een uitspraak doen over het beroep binnen vijfenveertig kalenderdagen vanaf de betekening van het beroep. De vernietiging is definitief als binnen dertig kalenderdagen geen beroep is ingesteld, bij een negatieve uitspraak over het beroep of bij gebrek aan een uitspraak binnen de gestelde termijn.

Artikel 4.88. (01/01/2021- ...)

Als een beslissing overeenkomstig artikel 4.87 definitief werd vernietigd, kan de toezichthouder de aangelegenheid bepalen waarover het beheersorgaan van de instanties, vermeld in artikel 4.79, een beslissing moet nemen en aan hem ter goedkeuring moet voorleggen, en kan hij de termijn bepalen waarbinnen het beheersorgaan die beslissing moet nemen. Als binnen de gestelde termijn geen beslissing werd genomen, of als de toezichthouder de genomen beslissing niet goedkeurt, kan hij, na kennisgeving aan de Vlaamse Regering, de plaats innemen van het beheersorgaan. Hij kan daarvoor een beroep doen op externe bijstand.

Hoofdstuk 2. Administratieve geldboete (... - ...)

Artikel 4.89. (01/01/2023- ...)

De toezichthouder kan een administratieve geldboete opleggen aan de sociale woonorganisaties met uitzondering van de VMSW, aan de erkende ondersteuningsstructuur, vermeld in artikel 4.72, en aan de erkende kredietmaatschappijen, vermeld in artikel 5.58, die, na schriftelijk in gebreke te zijn gesteld, een overtreding handhaven van de bepalingen van deze codex of van de uitvoeringsbesluiten ervan die betrekking hebben op de voorwaarden om erkend te kunnen worden en te blijven, of die een overtreding plegen tegen dezelfde reglementaire bepalingen als vermeld in de ingebrekestelling of die een beslissing uitvoeren die geschorst of vernietigd werd.

De toezichthouder kan een administratieve geldboete opleggen aan het OCMW, een welzijnsvereniging, de gemeente en een intergemeentelijk samenwerkingsverband die, na schriftelijk in gebreke te zijn gesteld, de uitoefening van het toezicht, vermeld in artikel 4.79 en 4.81, tweede lid, verhindert, of die de door de Vlaamse Regering bepaalde termijnen om het toezicht mogelijk te maken niet respecteert. De toezichthouder kan een administratieve geldboete opleggen aan de gemeente, het OCMW, de welzijnsvereniging en het intergemeentelijk samenwerkingsverband die, na schriftelijk in gebreke te zijn gesteld, de herinvesteringsverplichting, vermeld in artikel 4.1/1, niet naleeft.

Tegen de ingebrekestelling, vermeld in het eerste en het tweede lid, kan een schriftelijk verweerschrift worden ingediend. De Vlaamse Regering bepaalt de termijn waarbinnen het verweerschrift moet worden ingediend.

Artikel 4.90. (01/01/2021- ...)

Bij het opleggen van de administratieve geldboete mag er geen kennelijke wanverhouding bestaan tussen de feiten die aan de administratieve geldboete ten grondslag liggen en de boete die op grond van de feiten wordt opgelegd. De administratieve geldboete kan in geen geval meer dan 50.000 euro bedragen.

Artikel 4.91. (01/01/2021- ...)

Bij wanbetaling van de administratieve geldboete vaardigt de toezichthouder een dwangbevel uit dat wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de leidend ambtenaar van de entiteit waartoe de toezichthouders behoren. Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot.

Boek 5. Instrumenten van het woonbeleid (... - ...)

Deel 1. Fondsen (... - ...)

Titel 1. Fonds voor de Huisvesting (... - ...)

Artikel 5.1. (01/01/2021- ...)

Het Fonds voor de huisvesting wordt opgericht als een begrotingsfonds als vermeld in artikel 15, § 2, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019.

Artikel 5.2. (01/01/2021- ...)

Onverminderd andersluidende bepalingen worden de terugbetalingen van subsidie of van tegemoetkomingen die krachtens deze codex verleend werden en die teruggevorderd worden omdat de begunstigden de aangegane verbintenissen of gestelde voorwaarden niet naleven, toegewezen aan het Fonds voor de Huisvesting.

Aan het Fonds voor de huisvesting worden eveneens de netto-ontvangsten toegewezen die voortvloeien uit de toepassing van het Heffingsdecreet met ingang van het heffingsjaar 2005 en de ontvangsten voortvloeiend uit Europese cofinanciering. 

Artikel 5.3. (01/01/2021- ...)

De middelen van dit Fonds moeten rechtstreeks bijdragen tot wat het woonbeleid ten goede kan komen, onder meer tot het wetenschappelijk onderzoek en tot vernieuwende of experimentele woonprojecten die aansluiten bij de doelstellingen van artikel 1.5 en 1.6 of die bijdragen tot de ontwikkeling van het woonbeleid in internationaal verband.

Artikel 5.4. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die belast zijn met de invordering van de subsidies en tegemoetkomingen, evenals de ambtenaren die bevoegd zijn om hiervoor een dwangbevel op te stellen, te viseren en uitvoerbaar te verklaren. De Vlaamse Regering kan haar bevoegdheid ter zake delegeren tot op het meest functionele niveau.

Titel 2. [... (opgeh. decr. 3 juni 2022, art. 43, I: 1 januari 2023)] (... - ...)

Artikel 5.5. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 5.6. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 5.7. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 5.8. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 5.9. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 5.10. (01/01/2023- ...)

...

Titel 3. [... (opgeh. decr. 3 juni 2022, art. 44, I: 1 januari 2023)] (... - ...)

Artikel 5.11. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 5.12. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 5.13. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 5.14. (01/01/2023- ...)

...

Artikel 5.15. (01/01/2023- ...)

...

Titel 4. Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen (... - ...)

Artikel 5.16. (01/01/2021- ...)

Bij het beleidsdomein Omgeving wordt een Dienst met Afzonderlijk Beheer opgericht met als naam “Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen”, hierna het Fonds genoemd.

Artikel 5.17. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering regelt, in toepassing van artikel 109 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, de werking en het beheer van het Fonds.

Artikel 5.18. (01/01/2021- ...)

De middelen van het Fonds zijn:
1° een dotatie ten laste van de algemene uitgavenbegroting;
2° alle inkomsten voortvloeiend uit activiteiten en beleggingen van het Fonds;
3° het gebeurlijke saldo op het einde van het voorgaande begrotingsjaar op het Fonds;
4° de terugvorderingen voortvloeiend uit ten onrechte gedane betalingen;
5° de bijdragen van derden.

Artikel 5.19. (01/01/2021- ...)

De middelen van het Fonds kunnen aangewend worden om uitgaven te financieren verbonden aan:
1° het verstrekken van subsidies aan de verhuurders of huurders en aan tussenpersonen die voldoen aan de voorwaarden voor het bekomen van de tegemoetkoming, zoals die bepaald worden door de Vlaamse Regering;
2° de werkingskosten eigen aan het Fonds.

Deel 2. Financiering van woonprojecten (... - ...)

Titel 1. Sociale woonprojecten (... - ...)

Artikel 5.20. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan subsidie verlenen om initiatiefnemers van sociale woonprojecten in staat te stellen sociale huurwoningen beschikbaar te stellen van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden.

Titel 2. Bevordering van rationeel energieverbruik (... - ...)

Artikel 5.21. (01/01/2024- ...)

De Vlaamse Regering kan subsidie verlenen om verhuurders van sociale huurwoningen en betaalbare studentenkamers in staat te stellen maatregelen ter bevordering van rationeel energiegebruik in de zin van artikel 1.1.3, 106°, van het Energiedecreet van 8 mei 2009 te nemen.

Titel 3. Aanleg en aanpassing van wooninfrastructuur (... - ...)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 5.22. (01/01/2021- ...)

Om het recht op wonen te bevorderen, kan de Vlaamse Regering, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, subsidie verlenen voor een aantal verrichtingen die betrekking hebben op sociale huurwoningen en die passen in de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur.

De Vlaamse Regering kan, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, een subsidie verlenen voor de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur die nodig is voor de realisatie van een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 70°, a). De Vlaamse Regering bepaalt het minimum aandeel sociale huurwoningen dat binnen het voornoemde gemengd sociaal woonproject moet worden gerealiseerd om in aanmerking te komen voor een subsidie voor de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur.

Rekening houdend met de bepalingen van dit hoofdstuk stelt de Vlaamse Regering de bijzondere voorwaarden vast waaronder ze subsidie verleent.

Artikel 5.23. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan subsidie verlenen om initiatiefnemers in staat te stellen:
1° gronden bouwrijp te maken, in voorkomend geval door sloping van de aanwezige constructies;
2° infrastructuurwerken uit te voeren of aan te passen, namelijk de wegenuitrusting, de omgevingswerken, de openbare verlichting, het openbare watervoorzieningsnet en de inrichtingen voor afvoer en zuivering van afvalwater die voor de woningen in kwestie noodzakelijk zijn;
3° gemeenschapsvoorzieningen op te richten.

Artikel 5.24. (20/09/2021- ...)

De infrastructuurwerken, vermeld in artikel 5.23, 2°, kunnen alleen gesubsidieerd worden als ze samen met de grond waarin of waarop ze worden uitgevoerd, binnen de termijn die door de Vlaams Regering wordt bepaald, overgedragen worden aan de gemeente om in het gemeentelijk openbaar domein te worden opgenomen, of aan een door de gemeente aangewezen rioolbeheerder die instaat voor het beheer en onderhoud van de rioleringen in de gemeente. De initiatiefnemer voegt de overeenkomst of het akkoord tussen de gemeente en rioolbeheerder bij de subsidieaanvraag. De gemeente en initiatiefnemer verklaren zich uiterlijk bij de indiening van de subsidieaanvraag principieel bereid tot die overdracht.

De initiatiefnemer kan de gemeenschapsvoorzieningen die niet uitsluitend bedoeld zijn voor de bewoners van de woningen van het sociaal woonproject, aan de gemeente overdragen om in het gemeentelijke openbare domein te worden opgenomen.

De initiatiefnemer mag voor de overdracht aan de gemeente, bedoeld in dit artikel, een vergoeding vragen die niet meer mag bedragen dan het niet-gesubsidieerde deel van de kostprijs van de werkzaamheden, verrichtingen en voorzieningen.

De overdracht gebeurt overeenkomstig een procedure die de Vlaamse Regering uitwerkt en die voor de gemeente de nodige waarborgen biedt inzake overleg bij het ontwerp en de uitvoering van de verrichtingen.

De gemeente onderhoudt de wooninfrastructuur, vermeld in het eerste lid, vanaf de voorlopige oplevering ervan, of vanaf de ingebruikname ervan als die aan de voorlopige oplevering voorafgaat. De eigenaar onderhoudt de gemeenschapsvoorzieningen vanaf de voorlopige oplevering ervan, of vanaf de ingebruikname ervan als die aan de voorlopige oplevering voorafgaat. 

Artikel 5.25. (01/01/2021- ...)

Wanneer de uitvoering van een verrichting, bedoeld in deze titel, de ontruiming van woningen vereist, is de initiatiefnemer verplicht de bewoners die voldoen aan de voorwaarden die worden vastgesteld op grond van boek 6, deel 4, en de bewoners van een woning die toebehoort aan een sociale woonorganisatie of de initiatiefnemer, te herhuisvesten onder de door de Vlaamse Regering gestelde voorwaarden.

Artikel 5.26. (01/01/2023- ...)

§1. Onverminderd de uitzonderingen die in dit hoofdstuk en in artikel 2.8 zijn bepaald en rekening houdend met de bepalingen van artikel 4.6, eerste lid, kan subsidie, zoals bedoeld in artikel 5.22, worden verleend aan de volgende initiatiefnemers:
1° de VMSW en de woonmaatschappijen;
2° het VWF;
3° de gemeenten;
4° de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, evenwel beperkt tot de subsidie voor wooninfrastructuur;
5° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en welzijnsverenigingen.

§2. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
1° Algemene Overeenkomst: de Algemene Overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, en Serviceflats Invest nv, gesloten op 18 oktober 1995 en gewijzigd door een addendum van 3 december 1996 en 22 juli 2008;
2° serviceflats: individuele wooneenheden in een serviceflatgebouw als vermeld in artikel 2, 5°, van de gecoördineerde decreten van 18 december 1991 inzake voorzieningen voor bejaarden;
3° Serviceflats Invest nv: de bij besluit van de Vlaamse Regering van 18 oktober 1995 erkende vastgoedbeleggingsvennootschap met vast kapitaal.

Zolang Serviceflats Invest nv de in de Algemene Overeenkomst opgenomen doelstelling om 2 000 serviceflats te realiseren niet heeft bereikt, kan in afwijking van paragraaf 1 de subsidie voor verrichtingen als vermeld in artikel 5.23, ook worden verleend aan een OCMW of een vereniging zonder winstoogmerk als er serviceflats worden opgericht in het kader van een onroerende leasingovereenkomst tussen Serviceflats Invest nv en het OCMW of de vereniging zonder winstoogmerk.

§3. In afwijking van paragraaf 1, kunnen subsidies, vermeld in artikel 5.23, ook worden verleend aan initiatiefnemers, opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, waarbij aan verenigingen zonder winstgevend doel en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend.

Artikel 5.27. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de subsidies, vermeld in dit hoofdstuk. De subsidie die overeenkomstig dit hoofdstuk wordt verleend, kan tot 100% bedragen van het subsidiabele bedrag.

Behoudens andersluidende decretale bepaling, is elk ander voordeel dat de Vlaamse Regering eventueel voor dezelfde verrichting toekent op grond van haar gewest- of gemeenschapsbevoegdheden in deze percentages begrepen.

In afwijking van het tweede lid kan de subsidie, vermeld in dit hoofdstuk, voor het niet-gesubsidieerde gedeelte gecombineerd worden met de andere middelen die de initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.26, §1, op grond van deze codex kunnen verkrijgen voor de financiering van hun investeringsverrichtingen.

Artikel 5.28. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering stelt de bijzondere regels vast voor de eventuele terugbetaling van de ontvangen subsidie in de gevallen waarin, bij de realisatie van het sociaal woonproject, één of meer elementen werden gewijzigd, in het bijzonder de bestemming van gronden of gebouwen.

Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen voor de privésector (... - ...)

Artikel 5.29. (20/09/2021- ...)

§1. Afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven en rekening houdend met de bepalingen van de artikel 5.24 en 5.27, kan de Vlaamse Regering de subsidie, zoals bedoeld in de artikel 5.23, ook verlenen aan andere initiatiefnemers dan die vermeld in artikel 5.26, §1 en §3.

De subsidie wordt op grond van dit hoofdstuk enkel verleend als de geplande verrichtingen bedoeld zijn om in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied sociale huurwoningen te realiseren.

§2. De woningen worden door een initiatiefnemer, vermeld in artikel 5.26, §1, verhuurd of onderverhuurd aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden.

§3. Behoudens toepassing van artikel 5.26, §3, engageert de begunstigde van de subsidie zich met betrekking tot de woningen tot een eenzijdige verkoopbelofte ten voordele van de initiatiefnemer, bedoeld in § 2, waarmee wordt samengewerkt. Voor het geval de koopoptie niet wordt gelicht, verleent hij aan de VMSW en aan de woonmaatschappij of -woonmaatschappijen met een werkgebied waarin het woonproject gelegen is, een recht van voorkoop op deze woningen.

De voorwaarden van de verkoopbelofte en van het recht van voorkoop, onder meer de termijn voor de lichting van de koopoptie en de berekening van de koopprijs, worden geregeld in een overeenkomst die de begunstigde van de subsidie sluit:
- hetzij met de VMSW of met een woonmaatschappij, wanneer met een van hen wordt samengewerkt;
- hetzij, in de andere gevallen, met het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering.

De overeenkomst bevat verder alle regelingen inzake de beschikbaarstelling van de woningen aan de initiatiefnemer, bedoeld in § 2. Voor de verhuring of onderverhuring aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden gelden de bepalingen van boek 6.

De overeenkomst met de VMSW of met een woonmaatschappij wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd.

§4. De Vlaamse Regering stelt de bijzondere voorwaarden vast voor de subsidie vermeld in dit artikel. 

Artikel 5.30. (01/01/2021- ...)

Behoudens toepassing van artikel 5.26, §3, worden de bouwwerken die hij gerealiseerd heeft, ten voordele van het Vlaamse Gewest bezwaard met een hypotheek van de eerste rang ten belope van de subsidie, vermeerderd met de interesten tegen de wettelijke interestvoet, als waarborg voor de uitvoering van de prestaties waartoe de begunstigde van de subsidie zich verbonden heeft in de overeenkomst, vermeld in artikel 5.29, §3.

De hypotheek wordt bij de vervreemding van de woningen doorgehaald, zoals door de Vlaamse Regering bepaald.

Als de begunstigde van de subsidie erin toestemt, kan de hypotheek, vermeld in het eerste lid, gevestigd worden op andere onroerende goederen die hij in eigendom bezit. Ze kan, met instemming van de Vlaamse Regering, ook vervangen worden door een bankgarantie ten belope van hetzelfde bedrag.

De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing als de bouwwerken vanaf de oprichting eigendom worden van het Vlaamse Gewest of van de initiatiefnemer, bedoeld in artikel 5.29, §2, waarmee wordt samengewerkt.

Artikel 5.31. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan de waarborg van het Vlaamse Gewest hechten aan de leningen die de begunstigde van de subsidie aangaat of aan de kredieten die hij opneemt om de prestaties uit te voeren waartoe hij zich heeft verbonden. De waarborg bedraagt nooit meer dan 90% van het oorspronkelijke bedrag van de lening of het krediet. Hij heeft enkel betrekking op de terugbetaling van het kapitaal.

Titel 4. Huurverminderingen (... - ...)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 5.32. (01/01/2024- ...)

Om het recht op wonen te bevorderen, kan de Vlaamse Regering, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, subsidie verlenen voor een aantal verrichtingen die betrekking hebben op sociale huurwoningen en betaalbare studentenkamers.

Rekening houdend met de bepalingen van dit hoofdstuk stelt de Vlaamse Regering de bijzondere voorwaarden vast waaronder ze subsidie verleent.

Artikel 5.33. (01/01/2024- ...)

De Vlaamse Regering kan subsidie verlenen om de verhuurder van sociale huurwoningen en betaalbare studentenkamers in staat te stellen huurverminderingen toe te kennen, volgens de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt.

Artikel 5.34. (01/01/2023- ...)

Onverminderd de uitzonderingen die in dit hoofdstuk en in artikel 2.8 zijn bepaald en rekening houdend met de bepalingen van artikel 4.6, eerste lid, kan subsidie, zoals bedoeld in artikel 5.32, worden verleend aan de volgende initiatiefnemers:
1° de VMSW en de woonmaatschappijen;
2° het VWF;
3° de gemeenten;
4° de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, evenwel beperkt tot de subsidie voor wooninfrastructuur;
5° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en welzijnsverenigingen.

Artikel 5.35. (01/01/2021- ...)

Wanneer de uitvoering van een verrichting, bedoeld in deze titel, de ontruiming van woningen vereist, is de initiatiefnemer verplicht de bewoners die voldoen aan de voorwaarden die worden vastgesteld op grond van boek 6, deel 4, en de bewoners van een woning die toebehoort aan een sociale woonorganisatie of de initiatiefnemer, te herhuisvesten onder de door de Vlaamse Regering gestelde voorwaarden.

Artikel 5.36. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de subsidies, vermeld in dit hoofdstuk. Behoudens een andersluidende decretale bepaling, mag dit bedrag nooit hoger zijn dan 85% van het subsidiabele bedrag.

Behoudens andersluidende decretale bepaling, is elk ander voordeel dat de Vlaamse Regering eventueel voor dezelfde verrichting toekent op grond van haar gewest- of gemeenschapsbevoegdheden in deze percentages begrepen.

In afwijking van het tweede lid kan de subsidie, vermeld in dit hoofdstuk, voor het niet-gesubsidieerde gedeelte gecombineerd worden met de andere middelen die de initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.34, op grond van deze codex kunnen verkrijgen voor de financiering van hun investeringsverrichtingen.

Artikel 5.37. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering stelt de bijzondere regels vast voor de eventuele terugbetaling van de ontvangen subsidie in de gevallen waarin, bij de realisatie van het sociaal woonproject, één of meer elementen werden gewijzigd, in het bijzonder de bestemming van gronden of gebouwen.

Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen voor [woonmaatschappijen (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 140, I: 20 september 2021)] (... - ...)

Artikel 5.38. (20/09/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan, binnen de perken van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven en onder de bijzondere voorwaarden die ze bepaalt, de subsidie, vermeld in artikel 5.33, verlenen aan erkende woonmaatschappijen.

De subsidie heeft in dat geval betrekking op woningen uit de privé-sector die de woonmaatschappijen beschikbaar stellen van woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden.

Titel 5. Verhuring, verbetering en aanpassing van woningen voor personen met een handicap (... - ...)

Artikel 5.39. (01/01/2021- ...)

Om het recht op wonen te bevorderen, kan de Vlaamse Regering, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, subsidie verlenen voor een aantal verrichtingen die betrekking hebben op sociale huurwoningen en die passen in de verhuring van sociale huurwoningen.

Rekening houdend met de bepalingen van deze titel stelt de Vlaamse Regering de bijzondere voorwaarden vast waaronder ze subsidie verleent.

Artikel 5.40. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan subsidie verlenen om sociale huurwoningen die in een sociale woonwijk gentegreerd zijn uit te rusten voor de activiteiten van het dagelijkse leven van personen met een handicap, met inbegrip van de bouw en/of de inrichting van specifieke voorzieningen die daarvoor noodzakelijk zijn.

Artikel 5.41. (01/01/2021- ...)

Wanneer de uitvoering van een verrichting, bedoeld in deze titel, de ontruiming van woningen vereist, is de initiatiefnemer verplicht de bewoners die voldoen aan de voorwaarden die worden vastgesteld op grond van boek 6, deel 4, en de bewoners van een woning die toebehoort aan een sociale woonorganisatie of de initiatiefnemer, te herhuisvesten onder de door de Vlaamse Regering gestelde voorwaarden.

Artikel 5.42. (01/01/2023- ...)

Onverminderd de uitzonderingen die in deze titel en in artikel 2.8 zijn bepaald en rekening houdend met de bepalingen van artikel 4.6, eerste lid, kan subsidie, zoals bedoeld in artikel 5.39, worden verleend aan de volgende initiatiefnemers:
1° de VMSW en de woonmaatschappijen;
2° het VWF;
3° de gemeenten;
4° de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, evenwel beperkt tot de subsidie voor wooninfrastructuur;
5° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en welzijnsverenigingen.

Artikel 5.43. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de subsidies, vermeld in deze titel. De subsidie voor de verrichtingen kan meer dan 85% bedragen van het subsidiabele bedrag.

Behoudens andersluidende decretale bepaling, is elk ander voordeel dat de Vlaamse Regering eventueel voor dezelfde verrichting toekent op grond van haar gewest- of gemeenschapsbevoegdheden in deze percentages begrepen.

In afwijking van het tweede lid kan de subsidie, vermeld in deze titel, voor het niet-gesubsidieerde gedeelte gecombineerd worden met de andere middelen die de initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.42, op grond van deze codex kunnen verkrijgen voor de financiering van hun investeringsverrichtingen.

Artikel 5.44. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering stelt de bijzondere regels vast voor de eventuele terugbetaling van de ontvangen subsidie in de gevallen waarin, bij de realisatie van het sociaal woonproject, één of meer elementen werden gewijzigd, in het bijzonder de bestemming van gronden of gebouwen.

Titel 6. Verwerving van bebouwde en onbebouwde onroerende goederen (... - ...)

Artikel 5.45. (01/01/2021- ...)

Om het recht op wonen te bevorderen, kan de Vlaamse Regering, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, subsidie verlenen voor een aantal verrichtingen die betrekking hebben op sociale huurwoningen en die passen in de verwerving van bebouwde of onbebouwde onroerende goederen.

Rekening houdend met de bepalingen van deze titel stelt de Vlaamse Regering de bijzondere voorwaarden vast waaronder ze subsidie verleent.

Artikel 5.46. (01/01/2021- ...)

Wanneer de uitvoering van een verrichting, bedoeld in deze titel, de ontruiming van woningen vereist, is de initiatiefnemer verplicht de bewoners die voldoen aan de voorwaarden die worden vastgesteld op grond van boek 6, deel 4, en de bewoners van een woning die toebehoort aan een sociale woonorganisatie of de initiatiefnemer, te herhuisvesten onder de door de Vlaamse Regering gestelde voorwaarden.

Artikel 5.47. (01/01/2023- ...)

Onverminderd de uitzonderingen die in deze titel en in artikel 2.8 zijn bepaald en rekening houdend met de bepalingen van artikel 4.6, eerste lid,  kan subsidie, zoals bedoeld in artikel 5.45, worden verleend aan de volgende initiatiefnemers:
1° de VMSW en de woonmaatschappijen;
2° het VWF;
3° de gemeenten;
4° de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, evenwel beperkt tot de subsidie voor wooninfrastructuur;
5° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en welzijnsverenigingen.

Artikel 5.48. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de subsidies, vermeld in deze titel. Behoudens een andersluidende decretale bepaling, mag dit bedrag nooit hoger zijn dan 85% van het subsidiabele bedrag.

Behoudens andersluidende decretale bepaling, is elk ander voordeel dat de Vlaamse Regering eventueel voor dezelfde verrichting toekent op grond van haar gewest- of gemeenschapsbevoegdheden in deze percentages begrepen.

In afwijking van het tweede lid kan de subsidie, vermeld in deze titel, voor het niet-gesubsidieerde gedeelte gecombineerd worden met de andere middelen die de initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.47, op grond van dit decreet kunnen verkrijgen voor de financiering van hun investeringsverrichtingen.

Artikel 5.49. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering stelt de bijzondere regels vast voor de eventuele terugbetaling van de ontvangen subsidie in de gevallen waarin, bij de realisatie van het sociaal woonproject, één of meer elementen werden gewijzigd, in het bijzonder de bestemming van gronden of gebouwen.

Titel 7. Activeringsprojecten (... - ...)

Artikel 5.50. (01/01/2021- ...)

§1. Activeringsprojecten zijn projecten die aansluiten bij de doelstellingen van het Vlaamse woonbeleid, structureel ingrijpen op het sociaal, economisch, cultureel en ruimtelijk functioneren van een buurt, een wijk, een stadsdeel of een gebied, en de hefboom vormen voor nieuwe ontwikkelingen op het vlak van het lokaal woonbeleid.

Zij worden georganiseerd op initiatief van publieke, publiek-private of private initiatiefnemers.

Zij vertrekken vanuit een visie en een plan van aanpak, vastgelegd op grond van een overleg tussen de projectleiding, planners, deskundigen, betrokken gebiedsoverheden en vertegenwoordigers van de lokale bevolking.

§2. Activeringsprojecten zijn in hoofdzaak gericht op:
1° enerzijds de renovatie of sloopwerkzaamheden gevolgd door vervangingsbouw van onroerende goederen die ten hoogste vier opeenvolgende jaren zijn opgenomen in een of meer van de volgende inventarissen of lijsten, gelijktijdig of consecutief:
a) het leegstandsregister van de gemeente;
b) de inventaris van leegstaande of verwaarloosde bedrijfsruimten, vermeld in artikel 3, §1, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
c) het register van verwaarloosde gebouwen en woningen, vermeld in artikel 2.15;
d) de inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen, vermeld in artikel 3.19, §1;
2° anderzijds de terbeschikkingstelling van de gerenoveerde onroerende goederen voor de realisatie van een sociaal of bescheiden woonaanbod.

In de subsidieaanvragen moet worden aangetoond dat de projectorganisatoren niet aan de oorzaak liggen van de opname van de onroerende goederen in het register, vermeld in het eerste lid, 1°, a), of in de inventarissen, vermeld in het eerste lid, 1°, b). Daarvoor wordt ten minste een verklaring op erewoord opgenomen, waarin wordt gesteld dat geen van de projectorganisatoren langer dan een maximumtermijn die de Vlaamse Regering bepaalt, eigenaar is van de onroerende goederen in kwestie.

Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende natuurlijke of rechtspersonen niet als nieuwe eigenaar beschouwd:
1° een vennootschap waarover de vroegere eigenaar de controle, vermeld in artikel 5 van het Wetboek van Vennootschappen, uitoefent;
2° bloed- en aanverwanten van de vroegere eigenaar tot en met de derde graad, tenzij in geval van overdracht door erfopvolging of testament.

§3. De Vlaamse Regering kan de aard, de doelstelling, de omvang en de organisatorische voorwaarden van activeringsprojecten nader omschrijven.

Zij kan tevens bepalen dat een prioriteitsrecht toegekend wordt aan activeringsprojecten in de schoot van gemeenten die significante inspanningen leveren op het vlak van het grond- en pandenbeleid, of die belangrijke planschade lijden.

Artikel 5.51. (01/01/2021- ...)

§1. De Vlaamse Regering kan onder de voorwaarden, vermeld in verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen subsidie-enveloppen toekennen aan activeringsprojecten.

De subsidie-enveloppes worden bekostigd vanuit het Grondfonds, vermeld in artikel 5.6.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

§2. De projectleiding kan de Vlaamse Regering om een subsidie-enveloppe verzoeken door middel van een standaardaanvraagformulier.

De Vlaamse Regering kan bepalen dat de standaard-aanvraagformulieren worden ingediend op grond van een oproepsysteem. Zij kan in de oproepen specifieke projectkenmerken opnemen op het vlak van de doelstellingen van het activeringsproject, de aard van de maatschappelijke groepen waarvan de ruimtelijke behoeften worden ondersteund, de aard van de gediende ruimtelijke doelstellingen of de ruimtelijke karakteristieken van het projectgebied.

§3. De Vlaamse Regering omschrijft de subsidiabele kosten en de procentuele grootte van de ondersteuning.

Zij bepaalt de nadere materiële en formele ondersteuningsvoorwaarden, de mogelijkheden op het vlak van de cumulatie van een subsidie-enveloppe met andere publieke middelen, evenals de methodologie aangaande de selectie van projectvoorstellen en de toekenning van de ondersteuning. De vastgestelde selectiecriteria houden rekening met de missie van het grond- en pandenbeleid, vermeld in artikelen 2.1.1 en 2.1.2 van het decreet grond- en pandenbeleid.

Titel 8. Sociaal woonbeleidsconvenant (... - ...)

Artikel 5.52. (20/09/2021- ...)

Het gedeelte van het gewestelijke macro-objectief op het vlak van de verwezenlijking van sociale huurwoningen dat niet kan worden gerealiseerd met de verplichte toenameregeling, vermeld in artikel 2.31, of met de specifieke inhaalbeweging, vermeld in artikel 2.32, wordt verwezenlijkt met sociaal woonbeleidsconvenanten, gesloten tussen de Vlaamse Regering en een of meer gemeenten. In een sociaal woonbeleidsconvenant verbindt een gemeente zich tot de verwezenlijking van een bepaald aantal sociale huurwoningen en doet de Vlaamse Regering toezeggingen over de bekostiging van dat sociaal woonaanbod.

De sociale woonbeleidsconvenanten bewaken de verhouding die door het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is bepaald voor de ruimtelijke verdeling van bijkomende woongelegenheden in het stedelijk gebied versus het buitengebied. Zij kunnen zowel op het stedelijk gebied als het buitengebied betrekking hebben, maar worden prioritair gesloten met gemeenten die behoren tot de stedelijke gebieden, zoals aangewezen door het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Bij het sluiten van de sociaal woonbeleidsconvenanten houdt de Vlaamse Regering geen rekening met de verdeling van het gewestelijk macro-objectief op het vlak van de verwezenlijking van sociale huurwoningen over de provincies, vermeld in artikel 2.31, eerste lid, 1°.

[... (vernietigd bij arrest 2023/92 van het Grondwettelijk Hof van 15 juni 2023)]

[Titel 9. Huurwoningen gerealiseerd door een private initiatiefnemer (ing. decr. 21 april 2023, art. 46, I: 30 juni 2023)] (... - ...)

Artikel 5.52/1. (30/06/2023- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

In dit artikel wordt verstaan onder private initiatiefnemer: elke rechtspersoon of natuurlijke persoon met uitsluiting van een sociale woonorganisatie.

Om het recht op wonen te bevorderen, kan de Vlaamse Regering, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, een subsidie verstrekken aan private initiatiefnemers die kwaliteitsvolle en betaalbare huurwoningen realiseren die worden verhuurd als sociale huurwoning of als geconventioneerde huurwoning. Die subsidie kan zowel worden toegekend voor de realisatie van de huurwoningen als voor eventuele werken als vermeld in artikel 5.23 die gekoppeld zijn aan de realisatie van de woningen die worden verhuurd als sociale of als geconventioneerde huurwoning.
 
De Vlaamse Regering stelt de subsidievoorwaarden vast en bepaalt minstens de volgende voorwaarden:
1°    de termijn waarvoor de private initiatiefnemer zich verbindt om de woning te verhuren en de korting, vermeld in punt 3°, toe te passen;
2°    de minimale grootte van het project dat door de private initiatiefnemer wordt gerealiseerd;
3°    de maximale huurprijs en een korting op de huurprijs;
4°    de voorwaarden waaraan de private initiatiefnemer voldoet;
5°    de voorwaarden waaronder de geconventioneerde huurwoning wordt verhuurd.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop gecontroleerd wordt of een huurder in aanmerking komt voor een geconventioneerde huurwoning.

Een geconventioneerde huurwoning wordt toegewezen na een projectgebonden oproep tot kandidaatstelling. De toewijzing gebeurt door het beslissingsorgaan van de private initiatiefnemer of de persoon of personen die hij daartoe aanstelt, of een gemeente, een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut waarop het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 van toepassing is, of een sociale onderneming voor zover ze erkend is volgens het Wetboek van vennoot- schappen en verenigingen van 23 maart 2019, of een autonoom gemeentebedrijf als vermeld in deel 2, titel 3, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, rekening houdend met:
1° de interesse van de kandidaat-huurder in een of meerdere woningen in het project;
2° de toewijzingsregels die de Vlaamse Regering vaststelt, waarbij ze rekening houdt met de bijzondere doelstellingen van het woonbeleid, vermeld in artikel 1.6, §2.

De private initiatiefnemer, een gemeente, een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut waarop het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 van toepassing is, of een sociale onderneming voor zover ze erkend is volgens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019, of een autonoom gemeentebedrijf als vermeld in deel 2, titel 3, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur gebruikt de typehuurovereenkomst, vermeld in 4.42, §3, als hij een geconventioneerde huurwoning verhuurt aan een huurder die in aanmerking komt voor een geconventioneerde huurwoning. De voorwaarden waaraan de huurder voldoet om in aanmerking te komen voor een geconventioneerde huurwoning zijn dezelfde als de voorwaarden die de Vlaamse Regering krachtens artikel 4.42, §2, bepaalt.

De Vlaamse Regering bepaalt de typehuurovereenkomsten die worden gebruikt voor de verhuur van de geconventioneerde huurwoningen aan woonmaatschappijen, een gemeente, een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut waarop het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 van toepassing is, of een sociale onderneming voor zover ze erkend is volgens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019, of een autonoom gemeentebedrijf als vermeld in deel 2, titel 3, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, waarbij minstens de volgende voorwaarden worden opgenomen:
1°   een regeling voor de duurtijd van de huurovereenkomst;
2° een regeling voor de opzegmogelijkheden van de huurder en de verhuurder.
 
De Vlaamse Regering bepaalt de sancties op de niet-naleving van de subsidievoorwaarden.
 

Artikel 5.52/2. (30/06/2023- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

§1. Voor de verhuring van de geconventioneerde woningen, vermeld in artikel 5.52/1, worden persoonsgegevens verwerkt met als doel:
1° na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden die de Vlaamse Regering vaststelt conform artikel 5.52/1;
2° de juridische afwikkeling van de huurovereenkomst verzekeren.

§2. De verwerkingsverantwoordelijken zijn:
1° de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met de uitvoering van het woonbeleid;
2° de private initiatiefnemer, vermeld in artikel 5.52/1;
3° een gemeente, een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut waarop het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 van toepassing, of een sociale onderneming voor zover ze erkend is volgens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019, of een autonoom gemeentebedrijf als vermeld in deel 2, titel 3, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

§3. Met toepassing van paragraaf 1 kunnen de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerkt worden:
1° persoonlijke identificatiegegevens;
2° het rijksregisternummer en de identificatienummers van de sociale zekerheid;
3° persoonlijke kenmerken;
4° gezinssamenstelling;
5° gegevens over de lichamelijke of psychische gezondheid;
6° financiële bijzonderheden;
7° gegevens over onroerende rechten;
8° woningkenmerken.

De gegevens betreffende de lichamelijke en psychische gezondheid van de aanvrager of zijn inwonende gezinsleden wordt opgevraagd en verwerkt conform artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming. Deze gegevens worden opgevraagd en verwerkt om te bepalen of de aanvrager in aanmerking komt voor een geconventioneerde huurwoning. Alleen het statuut van de persoon kan worden opgevraagd en verwerkt.

De Vlaamse Regering kan de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.

§4. De betrokkenen bij de verwerking van persoonsgegevens zijn:
1° de aanvrager van een geconventioneerde huurwoning;
2° de gezinsleden van de aanvrager van een geconventioneerde huurwoning;
3° de huurder en zijn gezinsleden;
4° de ex-huurder.

§5. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, 1°, past op de verwerkte persoonsgegevens een bewaartermijn van tien jaar toe na de beslissing dat de aanvrager in aanmerking komt voor een geconventioneerde huurwoning. De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in paragraaf 2, 2° en 3°, passen op de verwerkte persoonsgegevens een bewaartermijn van tien jaar toe na het einde van de huurovereenkomst.
 
§6. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, 1°, kan de persoonsgegevens doorgeven aan de private initiatiefnemer, vermeld in artikel 5.52/1, de woonmaatschappij of een gemeente, een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut waarop het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 van toepassing, of een sociale onderneming voor zover ze erkend is volgens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019, of een autonoom gemeentebedrijf als vermeld in deel 2, titel 3, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur voor het sluiten van de huurovereenkomst. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, 1°, kan de persoonsgegevens gebruiken voor statistische verwerking en kan ze ter beschikking stellen van andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking.

De Vlaamse Regering kan aanvullende entiteiten aanduiden waaraan persoonsgegevens voor specifiek omschreven doeleinden kunnen worden doorgegeven.

§7. De verwerkingsverantwoordelijken verduidelijken in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren. Ze nemen met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen in hun communicatie met de betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van de privacyverklaring.

§8. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, coördineert de elektronische gegevensstromen en elektronische informatie-uitwisseling tussen de diverse actoren, vermeld in dit artikel. Alle elektronische gegevens mogen in dat kader via de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, uitgewisseld worden en kunnen door die dienst, die in dat geval verwerkingsverantwoordelijke is voor de opvraging en doorgifte, opgevraagd worden bij die gegevensbronnen. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, mag de gegevens ook gebruiken voor statistische verwerking en mag ze ter beschikking stellen van de andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, kan de persoonsgegevens verder verwerken voor doeleinden, vermeld in artikel 1.5, die verenigbaar zijn met de oorspronkelijke doeleinden.

Artikel 5.52/3.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(Datum te bepalen door Vlaamse Regering- ...)

Bij de opmaak van het reglement, vermeld in artikel 4.42, §2, tweede lid, 4°, en artikel 5.52/1, vijfde lid, 4°, betrekt de gemeente of het intergemeentelijk samenwerkingsverband de relevante huisvestings- en welzijnsactoren.

De gemeente of het intergemeentelijk samenwerkingsverband bezorgt het reglement, vermeld in het eerste lid, en het administratief dossier aan de Vlaamse Regering met een beveiligde zending.

De Vlaamse Regering beschikt over een termijn van vijfenveertig kalenderdagen, die volgt op de datum van de kennisgeving van het reglement, vermeld in het eerste lid, en het administratief dossier, om het reglement geheel of gedeeltelijk te vernietigen als ze het reglement in strijd acht met de wetten, decreten en de uitvoeringsbesluiten ervan of het algemeen belang. Als het reglement per aangetekend schrijven wordt bezorgd, gaat de termijn in vanaf de derde werkdag na de datum waarop het reglement is afgegeven op de post.

De Vlaamse Regering kan de termijn, vermeld in het derde lid, eenmalig verlengen met vijftien kalenderdagen. Ze geeft daarvan kennis aan de gemeente of het intergemeentelijk samenwerkingsverband voordat de oorspronkelijke termijn afloopt.

Voor de berekening van de termijn, vermeld in het derde en vierde lid, is de vervaldag in de termijn begrepen. Als de vervaldag een zaterdag, een zondag, een wettelijke of decretale feestdag is, wordt die verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

De Vlaamse Regering bezorgt de vernietigingsbeslissing met een beveiligde zending aan de gemeente of het intergemeentelijk samenwerkingsverband.

Deel 3. Subsidie voor woonwagenterreinen (... - ...)

Artikel 5.53. (01/01/2021- ...)

Binnen de perken van de goedgekeurde begroting kan de Vlaamse Regering een subsidie verlenen voor de investeringen aan woonwagenterreinen, aan de rechtspersonen, vermeld in dit deel.

Artikel 5.54. (01/01/2021- ...)

De subsidie voor residentiële woonwagenterreinen en voor doortrekkersterreinen kan worden toegekend voor:
1° de verwerving;
2° de inrichting;
3° de renovatie;
4° de uitbreiding.

Artikel 5.55. (20/09/2021- ...)

De subsidie voor de investeringen, vermeld in artikel 5.56, kan worden aangevraagd door:
1° een gemeente, een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap of een intergemeentelijk samenwerkingsverband;
2° een provincie of een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap;
3° een OCMW;
4° de VMSW;
5° een woonmaatschappij.

Artikel 5.56. (01/01/2021- ...)

De toegekende subsidie bedraagt maximaal 100% van de kostprijs zoals die bij de eindafrekening wordt vastgesteld, maar is beperkt tot het initieel goedgekeurde aanbestedingsbedrag. De subsidiebasis wordt verhoogd met 7% als tegemoetkoming in de algemene kosten.

De Vlaamse Regering kan de nadere voorwaarden vaststellen en prioriteiten bepalen voor de toekenning van de subsidie.

Artikel 5.57. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan de nadere procedureregels bepalen voor de aanvraag, de toekenning en de uitbetaling van de subsidie.

Deel 4. Leningen en waarborgen (... - ...)

Titel 1. Sociale lening met gewestwaarborg (... - ...)

Artikel 5.58. (01/01/2022- ...)

Om de erkenning te behouden die ze verkregen met toepassing van artikel 5.58, eerste lid, 1°, zoals dit vóór 1 januari 2022 gold, dienen de kredietmaatschappijen aan de volgende voorwaarden te voldoen:
1° de kredietmaatschappij heeft als hoofdzakelijk maatschappelijk doel het toekennen en beheren van sociale leningen voor het bouwen, kopen, verbouwen, behouden of het energetische renoveren van een bescheiden woning ten behoeve van natuurlijke personen die geen andere woning in volle eigendom bezitten en die woning zelf bewonen of zullen bewonen;
2° de kredietmaatschappij beschikt over een vergunning als kredietgever verkregen bij de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), vermeld in artikel VII.159, § 1, van het Wetboek van Economisch Recht;
3° de kredietmaatschappij verbindt zich in haar statuten, de voorwaarden, bepalingen en verplichtingen, vermeld in dit hoofdstuk, na te leven en het toezicht van de toezichthouder daarop te aanvaarden;
4° de maatschappelijke zetel of exploitatiezetel van de kredietmaatschappij ligt in het Vlaamse Gewest;
5° de kredietmaatschappij keert een dividend uit dat niet hoger is dan de rentevoet, vastgesteld door de Koning ter uitvoering van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie, toegepast op het gestorte kapitaal, zonder dat dat dividend hoger is dan 25% van de te bestemmen winst van het boekjaar.

De Vlaamse Regering stelt aanvullende voorwaarden voor het behoud van de erkenning vast met betrekking tot:
1° de interne en externe controle;
2° het liquiditeitsbeheer en de beleggingen;
3° het minimaal eigen vermogen;
4° de solvabiliteit.

Een bescheiden woning, vermeld in het eerste lid, 1°, is hetzij een woning die door de VMSW, een sociale huisvestingsmaatschappij of het VWF wordt bestemd om verkocht te worden aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden, hetzij een te bouwen, te kopen, te verbouwen of te behouden woning waarvan de verkoopwaarde maximaal 225.000 euro bedraagt. Dat bedrag wordt verhoogd met 15% als de woning gelegen is in een gemeente die is opgenomen in cluster 1 of cluster 2 van de lijst die is opgenomen in bijlage 19 bij het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 en wordt cumulatief verhoogd met 5%:
1° voor elke persoon ten laste;
2° voor ieder van de ascendenten van de ontlener die op de datum van de leningsaanvraag sedert ten minste zes maanden met hem samenwoont.

De maximale verkoopwaarde wordt op 1 januari aangepast aan de gezondheidsindex van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat met als basisindex die van de maand november 2012. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 1000 euro.

Artikel 5.59. (01/01/2022- ...)

§1. Aan het Waarborgfonds sociale leningen, dat werd opgericht als een begrotingsfonds als vermeld in artikel 15, § 2, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, worden de ontvangsten die voortvloeien uit terugwinningen, de inkomsten uit de wederverkoop van ingekochte onroerende goederen en de intresten op belegde sommen toegewezen.

§2. De middelen van het fonds kunnen enkel aangewend worden voor de roerende voorheffing op intrestenopbrengsten, bankkosten, tegemoetkomingen aan de kredietmaatschappijen en -instellingen ter uitvoering van de gewestwaarborg, alsook voor de aankoop van onroerende goederen.

§3. De Vlaamse Regering stelt de gevallen vast waarbij, om bijzondere sociale redenen, de sommen die in het kader van de uitvoering van de waarborg, vermeld in paragraaf 2, aan de kredietmaatschappijen en -instellingen werden betaald, niet worden teruggevorderd bij de kredietnemers.

§4. Alle schulden, vorderingen en tegoeden van het Fonds voor de waarborgstelling met betrekking tot huisvesting, vermeld in artikel 28 en 32 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, worden overgenomen door het Waarborgfonds sociale leningen. Op het fonds kan rechtstreeks worden beschikt door de rekenplichtige die de ontvangsten heeft gedaan.

§5. De Vlaamse Regering regelt het beheer van het fonds.

Artikel 5.60. (01/01/2022- ...)

...

Artikel 5.61. (01/01/2022- ...)

De Vlaamse Regering stelt de voorwaarden vast waaronder de kredietmaatschappijen, vermeld in artikel 5.58, kunnen intekenen op het maatschappelijk kapitaal van sociale woonorganisaties, van vennootschappen die erkend zijn bij of krachtens deze codex, en van verzekeringstussenpersonen als vermeld in artikel 1, 3°, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen.

De Vlaamse Regering stelt de voorwaarden vast waaronder sociale woonorganisaties, vennootschappen die erkend zijn bij of krachtens deze codex, kredietmaatschappijen als vermeld in artikel 5.58, uitgezonderd, en verzekeringstussenpersonen als vermeld in artikel 1, 3°, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, kunnen intekenen op het maatschappelijk kapitaal van een kredietmaatschappij als vermeld in artikel 5.58, eerste lid, 1°, gezamenlijk voor ten hoogste een vierde van het maatschappelijk kapitaal van de kredietmaatschappij.

De kredietmaatschappij wendt de netto-opbrengst van de participatie, vermeld in het eerste lid, aan voor de financiering van de sociale leningen, vermeld in deze codex.

Artikel 5.62. (01/01/2022- ...)

De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast voor het interne beheer en het rekeningstelsel dat de kredietmaatschappijen, vermeld in artikel 5.58, hanteren.

Artikel 5.63. (09/06/2023- ...)

Bij uitwinning of ter voorkoming van een uitwinning van de waarborg vermeld in artikel 5.60, zoals van kracht op 31 januari 2021, kan de Vlaamse Regering het VWF opdracht geven tot overname van de activa en passiva van de in artikel 5.58, vermelde kredietmaatschappijen.

Artikel 5.64. (01/01/2021- ...)

Voor de aspecten die niet geregeld zijn in deze titel of in de uitvoeringsbesluiten ervan, gelden de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 2, en titel 5, van het Wetboek van Economisch Recht.

Titel 2. Bijzondere sociale leningen (... - ...)

Artikel 5.65. (01/01/2023- ...)

De Vlaamse Regering stelt voor elk van de verrichtingen, vermeld in artikel 5.66, de voorwaarden vast waaronder woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden een bijzondere sociale lening kunnen aangaan bij het VWF. Ze bepaalt onder meer de berekeningswijze van de sociale interestvoeten en de voorwaarden voor de periodieke herziening van die interestvoet. De interestvoet en de herziening ervan zijn gekoppeld aan het inkomen.

Artikel 5.66. (01/01/2023- ...)

Het VWF is ertoe gemachtigd om aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden leningen als vermeld in artikel 5.65 toe te staan die bestemd zijn voor de financiering van een of meer van de volgende verrichtingen:
1° de aankoop of het behoud van een in het Vlaamse Gewest gelegen woning;
2° de renovatie, de verbetering of de aanpassing van een in het Vlaamse Gewest gelegen woning.

Het VWF kan in verhouding tot de gezinsgrootte een extra interestvermindering toekennen die de Vlaamse Regering bepaalt. 

Artikel 5.66/1. (09/06/2023- ...)

§ 1. Voor de toepassing van deze titel worden persoonsgegevens verwerkt met als doel de voorwaarden en de verplichtingen na te gaan die de Vlaamse Regering vaststelt conform artikel 5.65 en 5.66.

§ 2. De entiteit die conform artikel 5.65 bijzondere sociale leningen toestaat, is de verwerkingsverantwoordelijke.

§ 3. Met toepassing van paragraaf 1 kunnen de volgende categorieën van gegevens worden verwerkt:
1° identificatiegegevens;
2° persoonlijke kenmerken;
3° woningkenmerken;
4° beroep en betrekking;
5° rijksregisternummer en identificatienummer van de sociale zekerheid;
6° financiële bijzonderheden;
7° gegevens van onroerende rechten;
8° gezinssamenstelling;
9° gegevens over de lichamelijke of psychische gezondheid.

De Vlaamse Regering kan de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.

§ 4. De betrokkenen bij de verwerking van de persoonsgegevens zijn:
1° de aanvrager of zijn vertegenwoordiger en de personen ten laste;
2° de ontlener of zijn vertegenwoordiger en de personen ten laste.

§ 5. Voor de verwerking van persoonsgegevens geldt een bewaartermijn van tien jaar na afloop van de leningsovereenkomst.

§ 6. De verwerkingsverantwoordelijke kan de gegevens gebruiken voor statistische verwerking en kan ze ter beschikking stellen van andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De verwerkingsverantwoordelijke kan de persoonsgegevens doorgeven aan de kredietbemiddelaars, vermeld in artikel 4.44 van deze codex, en aan de toezichthouder, vermeld in artikel 4.79 van deze codex, om hem in staat te stellen het toezicht uit te oefenen.

§ 7. De verwerkingsverantwoordelijke verduidelijkt in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren. Hij neemt met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen in zijn communicatie met de betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van de privacyverklaring.

§ 8. De entiteit die conform artikel 5.65 bijzonder sociale leningen toestaat, coördineert de elektronische gegevensstromen en elektronische informatie-uitwisseling tussen de diverse actoren, vermeld in dit artikel. Alle elektronische gegevens mogen in dat kader via de entiteit uitgewisseld worden en kunnen door de entiteit opgevraagd worden bij de gegevensbronnen. De entiteit mag de gegevens ook gebruiken voor statistische verwerking en mag ze ter beschikking stellen van de andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De entiteit kan de persoonsgegevens verder verwerken voor doeleinden, vermeld in artikel 1.5, die verenigbaar zijn met de oorspronkelijke doeleinden.

Artikel 5.67. (01/01/2023- ...)

Voor de aspecten die niet geregeld zijn in deze codex of in de uitvoeringsbesluiten ervan, gelden de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 2, en titel 5, van het Wetboek van Economisch Recht.

De richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010 is niet van toepassing op de bijzondere sociale leningen, vermeld in deze titel.

Titel 3. Huurwaarborglening (... - ...)

Artikel 5.68. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering stelt de voorwaarden vast waaronder woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden een renteloze huurwaarborglening kunnen aangaan en duidt een of meerdere instanties aan die instaan voor het verstrekken van die lening namens het Vlaamse Gewest.

Artikel 5.68/1. (24/11/2023- ...)

§1. Voor de toepassing van deze titel worden persoonsgegevens verwerkt met als doel de voorwaarden en de verplichtingen na te gaan die de Vlaamse Regering vaststelt conform artikel 5.68.

§2. De entiteit die conform artikel 5.68 belast is met het verstrekken van de huurwaarborglening, is de verwerkingsverantwoordelijke.

§3. Met toepassing van paragraaf 1 kunnen de volgende categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt:
1° identificatiegegevens;
2° het rijksregisternummer;
3° persoonlijke kenmerken;
4° financiële bijzonderheden;
5° de gezinssamenstelling;
6° gegevens van de huurovereenkomst;
7° gegevens over onroerende rechten;
8° gegevens over de lichamelijke of psychische gezondheid.

De Vlaamse Regering kan de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.

§4. De betrokkenen bij de verwerking van de persoonsgegevens zijn: 1° de aanvrager of zijn vertegenwoordiger en de personen ten laste; 2° de ontlener of zijn vertegenwoordiger en de personen ten laste; 3° de verhuurder.

§5. Voor de verwerkte persoonsgegevens geldt een bewaartermijn van maximaal één jaar na de definitieve beëindiging van de administratieve, gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures en uiterlijk maximaal tien jaar na de volledige terugbetaling van de huurwaarborglening of na de beoordeling dat de toekenningsvoorwaarden niet zijn vervuld.

§6. De verwerkingsverantwoordelijke kan de persoonsgegevens gebruiken voor statistische verwerking en kan ze ter beschikking stellen van andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De verwerkingsverantwoordelijke kan de persoonsgegevens ook doorgeven aan de toezichthouder, vermeld in artikel 4.79, om hem in staat te stellen het toezicht uit te oefenen.
 
§7. De verwerkingsverantwoordelijke verduidelijkt in een privacyverklaring welke verwerkingen er worden uitgevoerd. Hij neemt met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van de betrokkenen in zijn communicatie met de betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van de privacyverklaring.

Artikel 5.69. (01/01/2021- ...)

Binnen de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven zijn, kan het Vlaamse Gewest een toelage verlenen aan de instantie of instanties, vermeld in artikel 5.68, ter financiering van de distributie en beheer van de huurwaarborgleningen, vermeld in artikel 5.68. De Vlaamse Regering stelt de toekenningsvoorwaarden van de voormelde toelage vast.

Artikel 5.70. (01/01/2021- ...)

Voor de aspecten die niet geregeld zijn in deze titel of in de besluiten genomen ter uitvoering ervan, gelden de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 1 en 4, en titel 5, van het Wetboek van Economisch Recht.

Titel 4. Verzekering gewaarborgd wonen (... - ...)

Artikel 5.71. (01/01/2023- ...)

§ 1. Onder de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, kunnen de terugbetaling van de hoofdsom en de betaling van de interesten van hypothecaire leningen geheel of gedeeltelijk ten laste worden genomen als de lener niet in staat is zijn contractuele verplichtingen na te komen die voortvloeien uit een lening voor de bouw, de koop, de koop met renovatie of de renovatie van zijn enige woning ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, onvrijwillige werkloosheid of onvrijwillige stopzetting van een zelfstandige activiteit.

Het ten laste nemen, vermeld in het eerste lid, kan gerealiseerd worden door het gunnen van een overheidsopdracht voor diensten aan een verzekeraar waarbij de verzekeringspremies ten laste worden genomen door de gunnende entiteit.

§ 2. Om voor de gehele of gedeeltelijke tenlasteneming, vermeld in paragraaf 1, in aanmerking te komen, gelden de volgende voorwaarden:
1° de lening heeft betrekking op een woning die de aanvrager bouwt, koopt, koopt en renoveert of renoveert, met de bestemming om er zijn hoofdverblijfplaats te vestigen;
2° de verkoopwaarde van de woning ligt, eventueel na de uitvoering van de geplande werkzaamheden, niet hoger dan het bedrag dat de Vlaamse Regering bepaalt;
3° de lener bezit geen andere woning in volle eigendom, tenzij de woning ongeschikt is;
4° de lener is niet arbeidsongeschikt op de aanvraagdatum en in de periode die voorafgaat aan de aanvraagdatum, die de Vlaamse Regering bepaalt;
5° de lener oefent op de aanvraagdatum en gedurende twaalf volledige maanden die voorafgaan aan de aanvraagdatum een beroepsactiviteit uit.

De Vlaamse Regering kan aanvullende voorwaarden voor de tenlasteneming vaststellen.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de behandeling van de aanvragen voor de gehele of gedeeltelijke tenlasteneming van de terugbetaling van de hoofdsom en de betaling van de interesten van hypothecaire leningen.

Artikel 5.71/0. (09/06/2023- ...)

§1. Voor de toepassing van deze titel worden persoonsgegevens verwerkt met als doel na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden en de verplichtingen uit artikel 5.71 en die de Vlaamse Regering vaststelt conform artikel 5.71.

§2. De entiteit die de tenlasteneming, vermeld in artikel 5.71, §1, van deze codex, beheert, is de verwerkingsverantwoordelijke.

Als de tenlasteneming gebeurt via een verzekering als vermeld in artikel 5.71,
§1, tweede lid, kan de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in het eerste lid, de persoonsgegevens ter beschikking stellen van de verzekeraar die zelf verwerkingsverantwoordelijke is voor de verdere verwerking.

§3. Met toepassing van het eerste lid kunnen de volgende categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt:
1° persoonlijke identificatiegegevens;
2° rijksregisternummer;
3° financiële bijzonderheden;
4° gezinssamenstelling;
5° woningkenmerken;
6° gegevens over beroep en betrekking;
7° gegevens over onroerende rechten;
8° gegevens over de lichamelijke of psychische gezondheid.

De Vlaamse Regering kan de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.

Om de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, te verwerken, doet de verwerkingsverantwoordelijke, conform artikel 6, lid 1, c), en artikel 9, 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming een beroep op de bevoegde diensten van de federale overheidsdienst Financiën, op het Rijksregister, op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en op het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap, om digitaal toegang te krijgen tot de noodzakelijke gegevens met toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze, in voorkomend geval, op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd.

De Vlaamse Dienstenintegrator en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid staan mee in voor de organisatie en coördinatie van de gegevensstromen. Alleen de personeelsleden van de dienst van de verwerkingsverantwoordelijke die belast zijn met de beoordeling van de aanvragen van een tegemoetkoming, kunnen de gegevens, vermeld in het eerste lid, opvragen en verwerken. De verwerkingsverantwoordelijke houdt een lijst van de personeelsleden ter beschikking en zorgt ervoor dat de aangewezen personen door een wettelijke of statutaire verplichting, of door een evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen.

Bij de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkenen worden passende technische en organisatorische maatregelen gehandhaafd zodat de verwerking voldoet aan de vereisten van de algemene verordening gegevensbescherming en de bescherming van de rechten van de betrokkenen wordt gewaarborgd. Daarbij worden de passende technische en organisatorische maatregelen genomen om een overeenkomstig het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen conform artikel 32 van de algemene verordening gegevensbescherming.
 
Voor de verwerkingen van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden de gepaste technische en organisatorische maatregelen tegen onbevoegde of onrechtmatige verwerking genomen en wordt op regelmatige basis de geschiktheid van die veiligheidsmaatregelen geëvalueerd en waar nodig aangepast. Daarnaast worden de gepaste technische en organisatorische maatregelen genomen om erop toe te zien dat de opgevraagde en verwerkte persoonsgegevens juist zijn en geactualiseerd worden.

§4. De betrokkenen bij de verwerking van de persoonsgegevens zijn:
1° de aanvrager;
2° de lener.

§5. De gegevens blijven maximaal bewaard voor 60 jaar. De Vlaamse Regering kan een kortere bewaringstermijn bepalen.

§6. De verwerkingsverantwoordelijke verduidelijkt in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren. Hij neemt met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen in zijn communicatie met de betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van de privacyverklaring.

§7. De verwerkingsverantwoordelijke kan de persoonsgegevens gebruiken voor statistische verwerking en kan ze ter beschikking stellen van andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De verwerkingsverantwoordelijke kan de persoonsgegevens ook doorgeven aan de toezichthouder, vermeld in artikel 4.79, om hem in staat te stellen het toezicht uit te oefenen.
 

Artikel 5.71/1. (09/06/2023- ...)

...

[Titel 5. Verbouwlening (ing. decr. 6 mei 2022, art. 9, I: 14 juni 2022)] (... - ...)

Artikel 5.71/1. (09/06/2023- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering stelt de voorwaarden vast waaronder woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden een verbouwlening kunnen aangaan voor de renovatie, de verbetering of de aanpassing van een woning die in het Vlaamse Gewest ligt, die ze zelf bewonen en waarvan ze eigenaar zijn, en bepaalt onder meer de modaliteiten en eigenschappen van de verbouwlening.

De Vlaamse Regering kan bepalen dat de verbouwlening, vermeld in het eerste lid, ook wordt verleend aan de eigenaar die zijn woning verhuurt. De Vlaamse Regering kan dan de maximale huurprijs, een korting op de huurprijs, de minimale termijn waarvoor de verhuurder zich verbindt om de woning te verhuren en de korting toe te passen en de voorwaarden waaraan de verhuurder, de huurder en de woning voldoen, bepalen.

§ 2. De Vlaamse Regering kan de energiehuizen, vermeld in titel IX van het Energiedecreet van 8 mei 2009, machtigen om de verbouwlening, vermeld in paragraaf 1, te verstrekken.

Artikel 5.71/2. (09/06/2023- ...)

§1. Voor de toepassing van deze titel worden persoonsgegevens verwerkt met als doel na te gaan of de eigenaar die overeenkomstig artikel 5.71/1, §1, tweede lid, een verbouwlening heeft verkregen, voldoet aan de verplichtingen.

De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid is de verwerkingsverantwoordelijke.

De verwerkingsverantwoordelijke verduidelijkt in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren. Er wordt met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen een verwijzing opgenomen naar de vindplaats van de privacyverklaring.

Bij de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkenen worden passende technische en organisatorische maatregelen gehandhaafd zodat de verwerking voldoet aan de vereisten van de algemene verordening gegevensbescherming en de bescherming van de rechten van de betrokkenen wordt gewaarborgd. Daarbij worden de passende technische en organisatorische maatregelen genomen om een overeenkomstig het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen conform artikel 32 van de algemene verordening gegevensbescherming. Daarnaast worden de gepaste technische en organisatorische maatregelen genomen om erop toe te zien dat de opgevraagde en verwerkte persoonsgegevens juist zijn en geactualiseerd worden.

§2. Met toepassing van paragraaf 1 kunnen de volgende categorieën van persoonsgegevens opgevraagd en verwerkt worden:
1° persoonlijke identificatiegegevens;
2° rijksregisternummer en identificatienummer van de sociale zekerheid;
3° woningkenmerken;
4° de huurgelden, vermeld in de huurovereenkomst en het addendum.

De Vlaamse Regering kan de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.

§3. De betrokkenen bij de verwerking van persoonsgegevens zijn:
1° de huurder;
2° de verhuurder;
3° de kredietnemer.

§4. De verwerkte persoonsgegevens worden tot tien jaar na afloop van de verbouwlening bewaard.

§5. De verwerkingsverantwoordelijke kan de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1° en 2°, bezorgen aan het bevoegde energiehuis, vermeld in artikel 1.1.3, 40°/2, van het Energiedecreet van 8 mei 2009 om het energiehuis in staat te stellen om de modaliteiten van de verbouwlening aan te passen bij niet naleving van de verplichtingen.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden en modaliteiten bepalen voor de gegevensuitwisseling tussen de verwerkingsverantwoordelijke en het energiehuis, vermeld in het eerste lid.

§6. De verwerkingsverantwoordelijke kan de persoonsgegevens gebruiken voor statistische verwerking en kan ze ter beschikking stellen van andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking.
 

Deel 5. Tegemoetkomingen (... - ...)

Titel 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 5.72. (09/06/2023- ...)

§1. De Vlaamse Regering kan, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, tegemoetkomingen verlenen, zoals bedoeld in titel 2, 3 en 4 van dit deel, om woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden in staat te stellen een woning te bouwen, te huren of te kopen of hun woning te renoveren, te verbeteren of aan te passen.

De tegemoetkomingen die in dit deel worden vermeld, kunnen enkel worden verleend wanneer de alleenstaande of het gezin voldoet aan de voorwaarden inzake onroerend bezit en inkomen die de Vlaamse Regering vaststelt. Naargelang van het geval moet de huurprijs van de woning of de waarde of omvang ervan in overeenstemming zijn met de normen die de Vlaamse Regering vaststelt.

In afwijking van het tweede lid kan een tegemoetkoming in de kosten, zoals vermeld in artikel 5.75, verleend worden aan de eigenaar-verhuurder die werken uitvoert aan de door hem verhuurde woning.

De Vlaamse Regering bepaalt de bijzondere voorwaarden voor de toepassing van dit deel.

§2. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen ervan, kunnen het deel van de huurprijs dat overeenstemt met de hulp die zij voor de huisvesting van de betrokken gezinnen verlenen, rechtstreeks betalen aan de gemeenten en de sociale woonorganisaties die woningen verhuren overeenkomstig boek 6.

Als een tegemoetkoming wordt verleend overeenkomstig titel 2 en 3 van dit deel, betaalt het Vlaamse Gewest deze, met toepassing van het eerste lid, aan het OCMW of aan de vereniging van die centra.

Artikel 5.72/1. (09/06/2023- ...)

§1. Om na te gaan of de huurder recht heeft op de tegemoetkoming, vermeld in titel 2 en 3, worden persoonsgegevens verwerkt. De verwerkte gegevens zijn toereikend, ter zake dienend en beperkt tot de gegevens die noodzakelijk zijn om vast te stellen of de huurder voldoet aan de voorwaarden en de verplichtingen van de tegemoetkoming.

De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met de uitvoering van het woonbeleid, is de verwerkingsverantwoordelijke.

§2. Met toepassing van paragraaf 1 kunnen de volgende persoonsgegevens of categorieën van persoonsgegevens opgevraagd en verwerkt worden:
1° persoonlijke identificatiegegevens;
2° het rijksregisternummer en de identificatienummers van de sociale zekerheid;
3° persoonlijke kenmerken;
4° gezinssamenstelling;
5° gegevens over de lichamelijke of psychische gezondheid;
6° financiële identificatiegegevens;
7° financiële middelen;
8° gegevens over onroerende rechten;
9° woningkenmerken van de woning;
10° de inschrijving en de schrapping in het inschrijvingsregister;
11° de toewijzing van een sociale woning;
12° de toekenning van de verhoging van het leefloon, vermeld in artikel 14, §3, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, of de installatiepremie, ingesteld bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen.

De gegevens over de lichamelijke of psychische gezondheid van de aanvrager of zijn inwonende gezinsleden worden opgevraagd en verwerkt conform artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming. De gegevens over de lichamelijke of psychische gezondheid worden opgevraagd en verwerkt om te bepalen of de huurder in aanmerking komt voor een verhoging van het aantal personen ten laste. Alleen het statuut van de persoon kan worden opgevraagd en verwerkt.

De Vlaamse Regering kan de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.

§3. De betrokkenen bij de verwerking van de persoonsgegevens zijn:
1° de huurder of zijn vertegenwoordiger;
2° de personen die met de huurder samenwonen.

§4. Er wordt een beroep gedaan op de Vlaamse Dienstenintegrator en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid om over de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 2, te beschikken. Alleen de personeelsleden die belast zijn met de beoordeling van de aanvragen van een tegemoetkoming van het agentschap, dat belast wordt met de uitvoering van het woonbeleid, kunnen de gegevens, vermeld in dit artikel, opvragen en verwerken. Het voormelde agentschap houdt een lijst van de personeelsleden ter beschikking en zorgt ervoor dat de aangewezen personen door een wettelijke of statutaire verplichting, of door een evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijke karakter van de gegevens in kwestie in acht te nemen.

Bij de verwerking van de gegevens van de betrokkenen, vermeld in paragraaf 3, neemt en handhaaft het voormelde agentschap passende technische en organisatorische maatregelen zodat de verwerking voldoet aan de vereisten, vermeld in de algemene verordening gegevensbescherming, en de bescherming van de rechten van de voormelde betrokkenen wordt gewaarborgd. Daarbij implementeert het voormelde agentschap passende technische en organisatorische maatregelen om een conform het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen, in overeenstemming met artikel 32 van de algemene verordening gegevensbescherming. Het voormelde agentschap neemt gepaste technische en organisatorische maatregelen tegen onbevoegde of onrechtmatige verwerking, evalueert op regelmatige basis de geschiktheid van die veiligheidsmaatregelen en past ze aan waar nodig. Daarnaast worden de gepaste technische en organisatorische maatregelen genomen om erop toe te zien dat de opgevraagde en verwerkte persoonsgegevens juist zijn en geactualiseerd worden.
 
§5. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, bewaart de verwerkte gegevens over de aanvragen van een tegemoetkoming tien jaar vanaf de beslissing tot weigering of tot uitbetaling van de tegemoetkoming door de voormelde verwerkingsverantwoordelijke.

§6. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, kan de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, doorgeven aan de entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking.

De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, kan de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, doorgeven aan de toezichthouder, vermeld in artikel 4.79, met het oog op het uitoefenen van het toezicht.

Op verzoek van een OCMW geeft de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, door of de cliënt van het OCMW een tegemoetkoming ontvangt.

De Vlaamse Regering kan aanvullende entiteiten aanwijzen waaraan persoonsgegevens voor specifiek omschreven doeleinden kunnen worden doorgegeven.

§7. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, verduidelijkt in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren en neemt, met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen, vermeld in paragraaf 3, in de communicatie met de betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van de respectieve privacyverklaring.
 

Titel 2. Tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders (... - ...)

Artikel 5.73. (01/01/2023- ...)

Om het verlaten van een ongeschikte, onaangepaste of overbewoonde woning aan te moedigen kan er, met toepassing van artikel 5.72, een tegemoetkoming in de installatiekosten en in de huurprijs worden verleend ten behoeve van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden om een woning te huren die voldoet aan de volgende drie voorwaarden:
1° de woning is conform;
2° de woning is niet onaangepast;
3° de woning is niet overbewoond.

Als de betrokken huurders hun oorspronkelijk ongeschikte, onaangepaste of overbewoonde woning opnieuw betrekken nadat ze werd gerenoveerd of aangepast met toepassing van artikel 3.30 of van boek 5, deel 7, kan enkel de tegemoetkoming in de installatiekosten, vermeld in het eerste lid, worden verleend.

Aan de woonbehoeftige huurders die een sociale huurwoning als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, a) en c), krijgen toegewezen, kan alleen de tegemoetkoming in de installatiekosten worden verleend.

In afwijking van het derde lid kan aan de woonbehoeftige huurders die een sociale huurwoning krijgen toegewezen die wordt verhuurd door een woonmaatschappij in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 4°, een tegemoetkoming in de installatiekosten en in de huurprijs worden verleend.

De in dit artikel vermelde tegemoetkoming kan, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, worden toegekend aan dakloze gezinnen of alleenstaanden.

Titel 3. Tegemoetkoming voor kandidaat-huurders (... - ...)

Artikel 5.74. (01/01/2021- ...)

Zonder een ongeschikte, onaangepaste of overbewoonde woning te hebben verlaten kan aan de woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die een geschikte en aangepaste woning huren een tegemoetkoming in de huurprijs worden verleend, voorzover geen sociale huurwoning als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, a) en c), wordt betrokken. De Vlaamse Regering bepaalt nader de voorwaarden en de bepalingen terzake.

Titel 4. Tegemoetkoming voor te bouwen, te renoveren, te verbeteren of aan te passen woningen (... - ...)

Artikel 5.75. (01/01/2021- ...)

Om de verwerving en/of de renovatie, de verbetering en de aanpassing van woningen aan te moedigen, kan er, met toepassing van artikel 5.72, een tegemoetkoming in de kosten worden verleend ten behoeve van:
1° woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die een ongeschikte woning of een ongeschikt gebouw renoveren, of kopen en renoveren;
2° woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die een sociale koopwoning, of een woning die beantwoordt aan de woonkwaliteitsnorm, kopen van een initiatiefnemer, vermeld in artikel 5.26, §1, of die een woning bouwen dan wel een nieuwe woning in de privé-sector kopen;
3° woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die verbeteringswerkzaamheden of aanpassingswerkzaamheden, andere dan bedoeld in 4°, uitvoeren aan hun woning;
4° woonbehoeftige bejaarden en personen met een handicap die hetzij zelf hun woning aanpassen aan hun fysieke mogelijkheden, hetzij inwonen bij een bloed- of aanverwant tot de tweede graad die de woning aanpast aan hun fysieke mogelijkheden.

De tegemoetkoming in de kosten van verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden en de tegemoetkoming in de kosten van de aanpassing van woningen aan de fysieke mogelijkheden van bejaarden of van personen met een handicap, kunnen zowel aan de eigenaar als aan de huurder van de woning worden verleend. Met het inkomen van de bloed- of aanverwant, vermeld in het eerste lid, 4°, wordt geen rekening gehouden, behalve als deze de echtgenoot is van de persoon aan wiens fysieke mogelijkheden de woning wordt aangepast. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder deze tegemoetkoming wordt verstrekt.

Als de Vlaamse Regering een tegemoetkoming verleent voor het bouwen van een woning of voor het kopen van een nieuwe woning in de privé-sector, dan maakt ze onderscheid naargelang de woning al dan niet gelegen is in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied.

Artikel 5.75/1. (09/06/2023- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering creëert een uniek loket om de aanvraag, de behandeling, de verwerking en de uitbetaling van aanvragen voor tegemoetkomingen die krachtens deze codex door de Vlaamse Regering worden ingesteld op het vlak van werkzaamheden aan gebouwen, te faciliteren.

§ 2. De diensten van de Vlaamse overheid die de Vlaamse Regering aanwijst, worden belast met de behandeling van aanvragen in het kader van het unieke loket, vermeld in het paragraaf 1. De Vlaamse Regering bepaalt welke tegemoetkomingen onder dat unieke loket vallen.

In het kader van het unieke loket, vermeld in paragraaf 1, kan de Vlaamse Regering de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij bepaalde taken toekennen die verband houden met de behandeling en de verwerking van aanvragen voor tegemoetkomingen en die verband houden met de uitbetaling van tegemoetkomingen voor werkzaamheden aan gebouwen. De Vlaamse Regering bepaalt voor welke tegemoetkomingen dat van toepassing is en wijst de diensten van de Vlaamse overheid aan die daarbij worden betrokken. De distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij kan voor zijn of haar taken in het kader van het unieke loket een vergoeding krijgen die de Vlaamse Regering bepaalt.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden en modaliteiten vastleggen voor de gegevensuitwisseling tussen de diensten van de Vlaamse overheid, vermeld in het eerste lid, en de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij, vermeld in het tweede lid.

§ 3. In het kader van het unieke loket, vermeld in paragraaf 1, kunnen de volgende persoonsgegevens of categorieën van persoonsgegevens opgevraagd en verwerkt worden:
1° de volgende gegevens over de aanvrager:
a) het huidige adres en de vorige adressen en de contactgegevens;
b) de gezinssamenstelling, de personen ten laste en de personen die met de aanvrager samenwonen;
c) de handicap van de aanvrager of van de personen die met de aanvrager samenwonen;
d) de burgerlijke staat;
2° de volgende gegevens over het inkomen van de aanvrager of het inkomen van personen met wie de aanvrager samenwoont, voor de tegemoetkomingen waar een inkomensgrens van toepassing is:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen;
b) het afzonderlijk belastbaar inkomen;
c) het leefloon;
d) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
e) de beroepsinkomsten die van belasting vrijgesteld zijn, uit het buitenland of verworven bij een Europese of internationale instelling;
3° de zakelijke rechten waarvan de aanvrager houder is;
4° de volgende gegevens over het gebouw waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd:
a) de aard;
b) de ligging;
c) de ouderdom;
d) de eigendom of zakelijke rechten die erop zijn gevestigd;
5° de gegevens over de uitgevoerde werken waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd, met inbegrip van facturen;
6° alle andere gegevens dan de gegevens, vermeld in punt 1° tot en met 5°, die verband houden met de voorwaarden om de tegemoetkoming te bekomen die de Vlaamse Regering krachtens deze codex of krachtens het Energiedecreet van 8 mei 2009 vaststelt en die noodzakelijk zijn om de tegemoetkoming toe te kennen.

Om na te gaan of de aanvrager recht heeft op de tegemoetkoming, doet de dienst die de Vlaamse Regering conform paragraaf 2, eerste lid, aanwijst, de distributienetbeheerder of de werkmaatschappij conform artikel 6, lid 1, c), en artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming een beroep op de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën, op het Rijksregister, op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, op de lokale besturen en op het toegangsregister, vermeld in artikel 1.1.3, 123°, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, om digitaal toegang te krijgen tot de noodzakelijke gegevens met toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze, in voorkomend geval, op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd.

De vastgestelde handicap van de aanvrager of zijn inwonende gezinsleden wordt opgevraagd en verwerkt conform artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming. De gegevens met betrekking tot een handicap worden opgevraagd en verwerkt om te bepalen of de aanvrager in aanmerking komt voor een specifieke premieverhoging. Enkel het statuut van de persoon kan worden opgevraagd en verwerkt.

Voor de unieke identificatie van de betrokkene kan het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer opgevraagd en verwerkt worden in het kader van de automatische verwerking van de gegevens, vermeld in het eerste lid.

De Vlaamse Dienstenintegrator en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid staan mee in voor de organisatie en coördinatie van de gegevensstromen. Alleen de personeelsleden van de dienst die de Vlaamse Regering conform paragraaf 2, eerste lid, aanwijst, de distributienetbeheerder of de werkmaatschappij die belast zijn met de beoordeling van de aanvragen van een tegemoetkoming, kunnen de gegevens, vermeld in het eerste lid, opvragen en verwerken. De dienst die de Vlaamse Regering conform paragraaf 2, eerste lid, aanwijst, de distributienetbeheerder of de werkmaatschappij houdt een lijst van de personeelsleden ter beschikking en zorgt ervoor dat de aangewezen personen door een wettelijke of statutaire verplichting, of door een evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijke karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen.

Bij de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkenen worden passende technische en organisatorische maatregelen gehandhaafd zodat de verwerking voldoet aan de vereisten van de algemene verordening gegevensbescherming en de bescherming van de rechten van de betrokkenen wordt gewaarborgd. Daarbij worden de passende technische en organisatorische maatregelen genomen om een overeenkomstig het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen conform artikel 32 van de algemene verordening gegevensbescherming.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van het gebruik en het beheer van het unieke loket worden de gepaste technische en organisatorische maatregelen tegen onbevoegde of onrechtmatige verwerking genomen en wordt op regelmatige basis de geschiktheid van die veiligheidsmaatregelen geëvalueerd en waar nodig aangepast.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van het gebruik en het beheer van het unieke loket is de dienst die de Vlaamse Regering, conform paragraaf 2, eerste lid, aanwijst, de verwerkingsverantwoordelijke voor de taken die conform paragraaf 2, eerste lid, aan die dienst worden toegekend.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van het gebruik en het beheer van het unieke loket is de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij de verwerkingsverantwoordelijke voor de taken die aan de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij conform paragraaf 2, tweede lid, worden toegekend.

§ 4. De verwerkte gegevens over de aanvragen voor tegemoetkoming worden tot vijftien jaar na de beslissing tot weigering of tot uitbetaling van de tegemoetkoming bewaard.

§ 5. De Vlaamse Regering stelt de werkwijze vast die de diensten van de Vlaamse overheid die de Vlaamse Regering aanwijst, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, of de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, dienen toe te passen om erop toe te zien dat de opgevraagde en verwerkte persoonsgegevens juist zijn en geactualiseerd worden.

Artikel 5.75/2. (09/06/2023- ...)

§1. Om na te gaan of de aanvrager recht heeft op de tegemoetkomingen, vermeld in artikel 5.75 van deze codex, waarvan de Vlaamse Regering niet heeft bepaald dat ze onder het unieke loket, vermeld in artikel 5.75/1 van deze codex, vallen, doet de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met de uitvoering van het woonbeleid, conform artikel 6, lid 1, c), en artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming, een beroep op de bevoegde diensten van de federale overheidsdienst Financiën, op het Rijksregister, op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, het agentschap Opgroeien en op de lokale besturen om digitaal toegang te krijgen tot de noodzakelijke gegevens met toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze, in voorkomend geval, op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met de uitvoering van het woonbeleid, is de verwerkingsverantwoordelijke.

De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in het eerste lid, kan de volgende persoonsgegevens of categorieën van persoonsgegevens opvragen en verwerken:
1° de volgende gegevens over de aanvrager:
a) het huidige adres, het adres op de aanvraagdatum en de contactgegevens;
b) de gezinssamenstelling, de personen ten laste en de personen die met de aanvrager samenwonen;
c) de handicap van de aanvrager of van de personen die met de aanvrager samenwonen;
d) de burgerlijke staat;
2° de volgende gegevens over het inkomen van de aanvrager of het inkomen van personen met wie de aanvrager samenwoont, voor de tegemoetkomingen waar een inkomensgrens van toepassing is:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen;
b) het afzonderlijk belastbaar inkomen;
c) het leefloon;
d) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
e) de beroepsinkomsten die van belasting vrijgesteld zijn, uit het buitenland of verworven bij een Europese of internationale instelling;
3° de zakelijke rechten waarvan de aanvrager houder is;
4° de volgende gegevens over het gebouw waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd:
a) de aard;
b) de ligging;
c) de ouderdom;
d) de eigendom of zakelijke rechten die erop zijn gevestigd;
5° de gegevens over de uitgevoerde werken waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd, met inbegrip van facturen.

§2. De vastgestelde handicap van de aanvrager of zijn inwonende gezinsleden wordt opgevraagd en verwerkt conform artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming. De gegevens over een handicap worden opgevraagd en verwerkt om te bepalen of de aanvrager in aanmerking komt voor een specifieke premieverhoging. Alleen het statuut van de persoon kan worden opgevraagd en verwerkt.

Voor de unieke identificatie van de betrokkene, vermeld in paragraaf 3, kan het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer opgevraagd en verwerkt worden in het kader van de automatische verwerking van de gegevens, vermeld in het eerste lid.

§3. De betrokkenen bij de verwerking van de persoonsgegevens zijn:
1° de aanvrager;
2° de personen die met de aanvrager samenwonen.

§4. Er wordt een beroep gedaan op de Vlaamse Dienstenintegrator en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid om over de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, te beschikken. Alleen de personeelsleden van de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die belast zijn met de beoordeling van de aanvragen van een tegemoetkoming, kunnen de gegevens, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, opvragen en verwerken. De voormelde verwerkingsverantwoordelijke houdt een lijst van de personeelsleden ter beschikking en zorgt ervoor dat de aangewezen personen door een wettelijke of statutaire verplichting, of door een evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijke karakter van de gegevens in kwestie in acht te nemen.

Bij de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkenen, vermeld in paragraaf 3, worden passende technische en organisatorische maatregelen gehandhaafd zodat de verwerking voldoet aan de vereisten, vermeld in de algemene verordening gegevensbescherming, en zodat de bescherming van de rechten van de voormelde betrokkenen wordt gewaarborgd. Daarbij worden de passende technische en organisatorische maatregelen genomen om een beveiligingsniveau te waarborgen dat afgestemd is op het risico, conform artikel 32 van de algemene verordening gegevensbescherming. De voormelde verwerkingsverantwoordelijke neemt gepaste technische en organisatorische maatregelen tegen onbevoegde of onrechtmatige verwerking en evalueert op regelmatige basis de geschiktheid van die veiligheidsmaatregelen en past ze aan waar nodig.
 
§5. De verwerkte gegevens worden tot tien jaar na de beslissing tot weigering of tot uitbetaling van de tegemoetkoming bewaard.

§6. De Vlaamse Regering stelt de werkwijze vast die de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, toepast om erop toe te zien dat de opgevraagde en verwerkte persoonsgegevens juist zijn en geactualiseerd worden.

Deel 6. Recht van voorkoop (... - ...)

Artikel 5.76. (09/06/2023- ...)

§1. De woonmaatschappijen, Vlabinvest apb en gemeenten hebben binnen hun werkingsgebied een recht van voorkoop op categorieën van percelen en gebouwen die in zones bestemd voor wonen liggen, die de gemeente afbakent via een gemeenteraadsbesluit.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen over de wijze waarop de zones afgebakend worden en de afbakening bekendgemaakt wordt.

§2. Het perceel of het gebouw dat is verworven door de uitoefening van het recht van voorkoop conform paragraaf 1, wordt, eventueel na werkzaamheden, aangewend met het oog op een verruiming of voor de ondersteuning van het woonaanbod in eigendom of het beheer van de woonmaatschappijen.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de bestemming van de woning of het perceel, vermeld in paragraaf 1.

§3. Van het recht van voorkoop zijn uitgesloten:
1° de woningen die deel uitmaken van een gebouw met meerdere woningen, waarbij de verkoop mede-eigendom doet ontstaan;
2° afzonderlijke loten van een goedgekeurde verkaveling die niet in zijn geheel wordt verkocht;
3°   afzonderlijke garages en staanplaatsen voor fietsen en motorvoertuigen;
4° de aankoop van een perceel of een gebouw dat door een of meer natuurlijke personen bestemd zal worden als enige en eigen woning, op voorwaarde dat al die verkrijgers samen geen andere woning of ander perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in eigendom of volledig in vruchtgebruik hebben op de dag waarop de overeenkomst tot koop wordt gesloten;
5° de woningen die verkocht worden door de woonmaatschappijen;
6° de gronden die ter uitvoering van het gemeentelijk actieprogramma, vermeld in artikel 2.6, tweede lid, verkocht worden met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod.
 

Artikel 5.77. (09/06/2023- ...)

De bepalingen van titel IV, hoofdstuk I, II en VI, van het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen en het decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten zijn van toepassing op het recht van voorkoop, vermeld in artikel 5.76.

Artikel 5.78. (09/06/2023- ...)

Als twee of meer begunstigden hun recht van voorkoop uitoefenen, wordt het goed in de hierna vermelde volgorde toegewezen:
1° de woonmaatschappij;
2° Vlabinvest apb;
3° de gemeente.

Artikel 5.79. (09/06/2023- ...)

...

Artikel 5.80. (09/06/2023- ...)

...

Artikel 5.81. (09/06/2023- ...)

...

Deel 7. Sociaal beheer van woningen (... - ...)

Artikel 5.82. (01/01/2021- ...)

De gemeente verkrijgt onder de voorwaarden, vermeld in dit deel, een sociaal beheersrecht over de woning die minstens twee jaar opgenomen is in het leegstandsregister, vermeld in boek 2, deel 2, titel 3, in de inventaris, of, als de houder van het zakelijk recht ze niet zelf bewoont, in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen, vermeld in artikel 2.15.

Artikel 5.83. (01/01/2021- ...)

De gemeente die overweegt om een sociaal beheersrecht te vestigen op een woning als vermeld in artikel 5.82, eerste lid, kan met een beveiligde zending het verzoek richten tot de houder van het zakelijk recht om binnen een termijn van maximaal een maand toegang te verlenen tot de woning. Als de toegang geweigerd wordt of na het verstrijken van de termijn van een maand kan de burgemeester, met behoud van de toepassing van het tweede lid, bij bevel machtiging verlenen om de woning zonder toestemming te bezoeken tussen acht uur en twintig uur.

Als de woning bewoond is, wordt het verzoek, vermeld in het eerste lid, gericht aan de bewoner. Het bevel van de burgemeester, vermeld in hetzelfde lid, kan in dat geval maar worden uitgevoerd als de politierechter daartoe een machtiging heeft verstrekt.

Artikel 5.84. (01/01/2021- ...)

De gemeente die een sociaal beheersrecht wil vestigen op een woning als vermeld in artikel 5.82, eerste lid, maakt met een beveiligde zending haar voornemen bekend aan de houder van het zakelijk recht en nodigt hem uit zijn opmerkingen aan de gemeente te bezorgen binnen een termijn van een maand.

Als de houder van het zakelijk recht zijn opmerkingen bezorgt, kan hij vragen om mondeling gehoord te worden.

De gemeente neemt een beslissing, waarbij ze rekening houdt met de opmerkingen die ze ontvangen heeft, en met de elementen die eventueel op de hoorzitting aangebracht zijn, of, bij gebrek aan opmerkingen of een hoorzitting, na het verstrijken van de termijn van een maand.

De gemeente brengt de houder van het zakelijk recht binnen zes maanden na de bekendmaking van het voornemen met een beveiligde zending op de hoogte van haar beslissing. 

Artikel 5.85. (01/01/2021- ...)

§1. Vanaf de datum van de schriftelijke kennisgeving van de beslissing, vermeld in artikel 5.84, beschikt de gemeente gedurende een termijn van negen jaar over de bevoegdheid om de woning te beheren, met inbegrip van het recht om ze te verhuren als sociale huurwoning met toepassing van de bepalingen van boek 6.

Met het oog op de verhuring zorgt de gemeente ervoor dat de woning minstens voldoet aan de vereisten en normen, vastgesteld krachtens artikel 3.1 en 3.3. De gemeente kan daarvoor de nodige renovatiewerkzaamheden uitvoeren.

Zolang er geen werkzaamheden worden uitgevoerd, kan de gemeente een beslissing nemen om het sociaal beheersrecht te beëindigen.

§2. Als de termijn, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, niet volstaat om de kosten van de werkzaamheden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, de jaarlijkse vergoeding, vermeld in artikel 5.86, en de normale beheerskosten te recupereren, wordt hij verlengd met de termijn die de gemeente nodig acht om de voormelde kosten te recupereren. De Vlaamse Regering stelt de werkzaamheden vast waarvan de kosten in aanmerking komen voor de eventuele verlenging van de termijn en kan een nadere omschrijving vaststellen van het begrip "normale beheerskosten".

Als er daarentegen op het einde van de termijn, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, een batig saldo is, wordt dat saldo uitgekeerd aan de houder van het zakelijk recht.

Artikel 5.86. (01/01/2021- ...)

De houder van het zakelijk recht ontvangt vanaf de schriftelijke kennisgeving, vermeld in artikel 5.85, §1, eerste lid, een jaarlijkse vergoeding die overeenkomt met de onroerende voorheffing, vermeld in artikel 1.1.0.0.2, eerste lid, 14°, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.

De vergoeding, vermeld in het eerste lid, wordt jaarlijks uitgekeerd op de verjaardag van de schriftelijke kennisgeving, vermeld in artikel 5.85, §1, eerste lid.

Artikel 5.87. (01/01/2021- ...)

De houder van het zakelijk recht kan tegen de beslissing tot vestiging van het sociaal beheersrecht en tegen de uitoefening ervan beroep instellen bij de Vlaamse Regering. Het beroep schort de uitoefening van het sociaal beheersrecht niet op.

De Vlaamse Regering regelt de procedure om het beroep in te stellen en te behandelen.

Artikel 5.88. (01/01/2021- ...)

De houder van het zakelijk recht is verplicht de huurovereenkomsten na te leven die de gemeente heeft gesloten.

De bewoner die de woning in kwestie als laatste bewoonde voor de beslissing tot vestiging van het sociaal beheersrecht, en die voldoet aan de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, krijgt een absolute prioriteit bij de toewijzing van de woning.

Artikel 5.89. (20/09/2021- ...)

De houder van het zakelijk recht kan het sociaal beheersrecht voor het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 5.85, §1, eerste lid, of §2, eerste lid, beëindigen als hij alle kosten die door de gemeente terugvorderbaar zijn, betaald heeft en hij aan de zittende huurder een huurovereenkomst als vermeld in artikel 16 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018 aangeboden heeft, met een huurprijs die hoogstens 120% van de laatst betaalde huurprijs bedraagt.

Als de zittende huurder het aanbod weigert, kan de woning vrij te huur aangeboden worden.

Artikel 5.90. (01/01/2021- ...)

Zowel de beslissing tot vestiging van het sociaal beheersrecht als de beëindiging van het sociaal beheersrecht wordt overgeschreven in de registers van de hypothecaire openbaarmaking. De overschrijving gebeurt met een akte waaraan de burgemeester authenticiteit verleent. De Vlaamse Regering stelt het model van die akte vast.

Deel 8. Overdracht van onroerende goederen aan particulieren (... - ...)

Artikel 5.91. (01/01/2023- ...)

De VMSW en de woonmaatschappijen kunnen hun onroerende goederen uit de hand verkopen aan gezinnen of alleenstaanden ter uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 4.13, 4.14, 4.17, 4.20, 4.21, 4.22, 4.23 en 4.45, waarbij ze rekening houden met de prijsnormen, met de chronologie van de aanvragen en met de prioriteiten en andere voorwaarden die de Vlaamse Regering dienaangaande vaststelt. 

Artikel 5.92. (01/01/2021- ...)

Als de gezinnen of alleenstaanden, vermeld in artikel 5.91, de sociale koopwoning, binnen een termijn van twintig jaar die volgt op de aankoop, verhuren of er een zakelijk recht op afstaan of de sociale koopwoning gedurende die termijn niet zelf bewonen, betalen ze een vergoeding die de Vlaamse Regering bepaalt en die in verhouding is met de overheidsinvesteringen. De vergoeding wordt toegewezen aan het Fonds voor de Huisvesting.

Als de gezinnen of alleenstaanden, vermeld in artikel 5.91, de sociale koopwoning, binnen een termijn van twintig jaar die volgt op de aankoop, verhuren of er een zakelijk recht op afstaan of de sociale koopwoning gedurende die termijn niet zelf bewonen en als de sociale woonorganisatie een korting op de verkoopprijs heeft toegestaan, vordert de sociale woonorganisatie, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, een vergoeding die in verhouding is met de toegestane korting en die de Vlaamse Regering vaststelt. De vergoeding komt toe aan de sociale woonorganisatie.

Als overeenkomstig boek III, titel VI, hoofdstuk VI, afdeling I, van het Burgerlijk Wetboek, een recht van wederinkoop in de verkoopakte is opgenomen en de verkoper dat recht uitoefent, is de regeling, vermeld in het eerste en tweede lid, niet van toepassing.

Artikel 5.92/1. (09/06/2023- ...)

§ 1. Voor de toepassing van dit deel worden persoonsgegevens verwerkt met als doel na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden uit dit deel en die de Vlaamse Regering vaststelt conform artikel 5.91.

§ 2. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid en de woonmaatschappij zijn verwerkingsverantwoordelijke.

§ 3. Met toepassing van paragraaf 1 kunnen de volgende categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt:
1° identificatiegegevens;
2° persoonlijke kenmerken;
3° woningkenmerken;
4° het rijksregisternummer en de identificatienummers van de sociale zekerheid;
5° financiële bijzonderheden;
6° gezinssamenstelling;
7° gegevens over onroerende rechten;
8° beroep en betrekking;
9° leefgewoonten;
10° gegevens met betrekking tot de lichamelijke en psychische gezondheid.

De Vlaamse Regering kan de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.

§ 4. De betrokkenen bij de verwerking van persoonsgegevens zijn:
1° de kandidaat-koper of zijn vertegenwoordiger;
2° de gezinsleden van de kandidaat-koper;
3° de koper of zijn vertegenwoordiger.

§ 5. Voor de verwerking van persoonsgegevens geldt een bewaartermijn van:
1° twintig jaar te rekenen vanaf het ondertekenen van de verkoopakte van een sociale koopwoning;
2° tien jaar te rekenen vanaf de voorlopige oplevering van de woning die op de sociale kavel is gebouwd.

§ 6. De verwerkingsverantwoordelijke kan de persoonsgegevens gebruiken voor statistische verwerking en kan ze ter beschikking stellen van andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De verwerkingsverantwoordelijke kan de persoonsgegevens ook doorgeven aan de toezichthouder, vermeld in artikel 4.79, om hem in staat te stellen het toezicht uit te oefenen.

De Vlaamse Regering kan aanvullende entiteiten aanduiden waaraan persoonsgegevens voor specifiek omschreven doeleinden mogen worden doorgegeven.

§ 7. De verwerkingsverantwoordelijke verduidelijkt in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren. Hij neemt met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen in zijn communicatie met de betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van de privacyverklaring.

§ 8. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, coördineert de elektronische gegevensstromen en elektronische informatie-uitwisseling tussen de diverse actoren, vermeld in dit deel. Alle elektronische gegevens mogen in dat kader via de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, uitgewisseld worden en kunnen door die dienst, die in dat geval verwerkingsverantwoordelijke is voor de opvraging en doorgifte, opgevraagd worden bij die gegevensbronnen. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, mag de gegevens ook gebruiken voor statistische verwerking en mag ze ter beschikking stellen van de andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, kan de persoonsgegevens verder verwerken voor doeleinden, vermeld in artikel 1.5, die verenigbaar zijn met de oorspronkelijke doeleinden..

Deel 9. Bescheiden woonaanbod (... - ...)

Titel 1. Normen en lasten (... - ...)

Hoofdstuk 1. Gewestelijke en gemeentelijke normen (... - ...)

Artikel 5.93. (20/09/2021- ...)

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op:
1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten;
2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden;
3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden;
4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan.

In elk van de verkavelingsprojecten en bouwprojecten, vermeld in het eerste lid, wordt een bescheiden woonaanbod verwezenlijkt dat gelijk is aan:
1° voor wat betreft gronden die eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen: veertig procent;
2° voor wat betreft gronden die eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen: twintig procent.

Vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.27, verwezenlijkt is, kan de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening Bescheiden Wonen, vermeld in artikel 5.94, afzien van het opleggen van een percentage bescheiden woonaanbod, of een percentage bescheiden woonaanbod hanteren dat lager is dan de normering, vermeld in het tweede lid. Voormelde bekendmaking geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 286 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur. 

Artikel 5.94. (01/01/2021- ...)

§1. De gemeenteraden kunnen een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening Bescheiden Wonen vaststellen.

Die gemeentelijke stedenbouwkundige verordening kan de maximale oppervlakte- en volumenormen, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 3°, verder beperken. Deze normen kunnen worden gemoduleerd in functie van de gezinssamenstelling.

Zij kan daarenboven de objectieve en pertinente motieven omschrijven op grond waarvan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij het afleveren van een vergunning afwijkingen in min kan toestaan op de normering van artikel 5.93, tweede lid, zoals onder meer de omvang, de vorm, de ligging of de inplanting van de verkaveling of het bouwproject of het in de omgeving reeds bestaande bescheiden of sociaal woonaanbod. Deze afwijkingsregeling heeft nooit voor gevolg dat een percentage moet worden verwezenlijkt dat lager is dan de helft van het overeenkomstig artikel 5.93, tweede lid, toepasselijke percentage.

§2. Indien een gemeente niet beschikt over een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening Bescheiden Wonen, legt het vergunningverlenende bestuursorgaan de lasten met het oog op de verwezenlijking van een bescheiden woonaanbod, vermeld in artikel 5.100, op met inachtneming van de voorwaarden en marges, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 3°, en artikel 5.93, eerste en tweede lid. 

Artikel 5.95. (01/01/2021- ...)

De gewestelijke en gemeentelijke normen, vermeld in dit hoofdstuk, zijn niet van toepassing in plangebieden waarin krachtens artikel 5.96 en 5.97 vastgestelde procentuele objectieven en voorschriften gelden.

Hoofdstuk 2. Normen in plangebieden (... - ...)

Artikel 5.96. (01/01/2021- ...)

Ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg kunnen eigenstandig procentuele objectieven en voorschriften vaststellen met betrekking tot de verwezenlijking van een bescheiden woonaanbod in de schoot van verkavelingen, groepswoningen en appartementsbouw, vermeld in artikel 5.93, eerste lid.

Zij kunnen de maximale oppervlakte- en volumenormen, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 3°, verder beperken. Deze normen kunnen worden gemoduleerd in functie van de gezinssamenstelling.

Artikel 5.97. (07/07/2023- ...)

Ruimtelijke uitvoeringsplannen die woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied omzetten naar woongebied met een oppervlakte van ten minste een halve hectare en gemeenteraadsbesluiten die een woonreservegebied of een deel ervan ten belope van minstens een halve hectare vrijgeven voor wonen, bepalen voor het bescheiden woonaanbod bij verkavelingen, groepswoningen en appartementsbouw, vermeld in artikel 5.93, eerste lid, een procentueel objectief dat gelijk is aan veertig procent.

Het procentueel objectief, vermeld in het eerste lid, kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre zulks wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.27, verwezenlijkt is. Die bekendmaking geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 286 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Dit artikel kan slechts worden toegepast ten aanzien van ruimtelijke uitvoeringsplannen die voorlopig worden vastgesteld vanaf 25 april 2014.

Hoofdstuk 3. Uitzondering (... - ...)

Artikel 5.98. (01/01/2023- ...)

Hoofdstuk 1 en 2 zijn niet van toepassing:
1° als de bouwheer of verkavelaar een sociale woonorganisatie is, of een openbaar bestuur als vermeld in artikel 4.13;
2° als Vlabinvest apb optreedt als bouwheer of verkavelaar;
3° als de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen uitvoering geeft aan een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden voor een verkavelingsproject dat reeds onderworpen is aan een norm als bepaald krachtens hoofdstuk 1 of 2.

Artikel 5.99. (01/01/2021- ...)

Deze titel is niet van toepassing op de volgende categorieën van projecten:
1° bouwprojecten waarbij uitsluitend zorgvoorzieningen opgericht worden, met uitzondering van bouwprojecten waarbij een of meer van de volgende voorzieningen opgericht worden:
a) serviceflatgebouwen in de zin van de gecoördineerde decreten van 18 december 1991 inzake voorzieningen voor ouderen waarvan het contract met Serviceflats Invest NV niet is afgesloten of de werkzaamheden niet zijn aangevat op 6 februari 2012;
b) assistentiewoningen in de zin van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
c) ADL-woningen in de zin van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 1998 tot aanmoediging van projecten inzake het zelfstandig wonen van personen met een fysieke handicap in sociale woonwijken;
d) woningen die ter beschikking gesteld worden door een dienst in de zin van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap;
e) woningen die ter beschikking gesteld worden door een voorziening in de zin van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 betreffende de goedkeuring en subsidiëring van geïntegreerde woonprojecten voor personen met een handicap;
f) woningen die ter beschikking gesteld worden door een initiatief van beschut wonen in de zin van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor de erkenning en de sluiting van rust- en verzorgings- tehuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen en samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten;
2° bouwprojecten die een vermenging realiseren van zorgvoorzieningen enerzijds en privéwoningen anderzijds, voor wat het aandeel zorgvoorzieningen betreft, met uitzondering van bouwprojecten waarbij een of meer voorzieningen als vermeld in 1°, a) tot en met f), opgericht worden;
3° bouwprojecten waarbij uitsluitend studentenkamers worden opgericht die het eigendom zijn of onder het beheer vallen van een ambtshalve geregistreerde instelling voor hoger onderwijs als vermeld in artikel 7 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen of van een VZW die overeenkomstig artikel 208 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap is opgericht voor het beheer van de sociale voorzieningen ten behoeve van de studenten van de hogescholen.

Met projecten als vermeld in het eerste lid, 3°, worden gelijkgesteld de bouwprojecten waarbij uitsluitend studentenkamers worden opgericht waarover een samenwerkingsovereenkomst is afgesloten tussen de bouwheer en een aldaar vermelde ambtshalve geregistreerde instelling voor hoger onderwijs, met dien verstande dat bijkomend voldaan moet zijn aan elk van de volgende voorwaarden:
1° het bevoegde bestuursorgaan van de ambtshalve geregistreerde instelling voor hoger onderwijs heeft formeel zijn instemming verleend met de samenwerkingsovereenkomst;
2° de samenwerkingsovereenkomst is afgesloten voor een periode van ten minste 27 jaar, en kan niet eenzijdig opgezegd worden voor het verstrijken van die periode;
3° in de samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken over de huurprijs van individuele studentenkamers opgenomen.

Hoofdstuk 4. Lasten (... - ...)

Artikel 5.100. (01/01/2023- ...)

§1. Indien een bouw- of verkavelingsproject onderworpen is aan een norm als bepaald krachtens hoofdstuk 1 of 2, wordt aan de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden, respectievelijk de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, van rechtswege een last verbonden in de zin van artikel 75 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Deze last verplicht de verkavelaar of de bouwheer ertoe handelingen te stellen opdat een bescheiden woonaanbod zou worden verwezenlijkt dat in lijn is met het op het verkavelingsproject of het bouwproject toepasselijke percentage.

De verkavelaar of de bouwheer kan de last uitvoeren in natura, door verkoop van de voor het vooropgestelde bescheiden woonaanbod vereiste gronden aan een sociale woonorganisatie of aan een openbaar bestuur, vermeld in artikel 4.13 en/of door de storting van een bijdrage aan de gemeente waarbinnen het verkavelingsproject of het bouwproject ontwikkeld wordt.

§2. Het vergunningverlenende bestuursorgaan rondt de met toepassing van hoofdstuk 1 en 2 verkregen getallen af naar het dichtstbijzijnde natuurlijk getal.

§3. In een verkaveling die minder dan vijf loten bestemd voor woningbouw telt en die een grondoppervlakte groter dan een halve hectare heeft of die overeenkomstig artikel 5.93, eerste lid, 4°, aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan, wordt geen last inzake de verwezenlijking van een bescheiden woonaanbod opgelegd.

Artikel 5.101. (01/01/2023- ...)

§1. Indien de verkavelaar of de bouwheer ervoor opteert om de last in natura uit te voeren, verwezenlijkt hij het vooropgestelde bescheiden woonaanbod binnen een termijn van acht jaar na de afgifte van de vergunning in laatste administratieve aanleg of, indien de vergunning uitdrukkelijk melding maakt van verschillende fasen van het verkavelingsproject of het bouwproject, binnen de acht jaar na de aanvang van de vergunningsfase waarin het bescheiden woonaanbod moet worden verwezenlijkt.

§2. De verkavelaar of de bouwheer waarborgt de uitvoering van de last door middel van het verlenen van een aankoopoptie ten bate van een sociale woonorganisatie of een openbaar bestuur, vermeld in artikel 4.13. In afwijking van de gemeenrechtelijke regelen van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, mag van de vergunning eerst gebruik worden gemaakt vanaf het verlijden van de onderhandse akte waarin de aankoopoptie wordt verleend.

Op grond van de aankoopoptie stemt de verkavelaar of de bouwheer toe in de verkoop, aan de beneficiaris van de optie, van de op het verkavelings- of bouwplan voor een bescheiden woonaanbod aangewezen gronden. De beneficiaris kan de optie eerst lichten indien het vooropgestelde bescheiden woonaanbod niet is verwezenlijkt binnen de termijn, vermeld in § 1. Het optierecht vervalt indien het niet wordt uitgeoefend binnen de drie jaar na het verstrijken van de termijn, vermeld in § 1.

Als de aankoopoptie wordt gelicht, betaalt de beneficiaris voor de verkochte gronden de schattingsprijs, die gelijk is aan de venale waarde van de gronden ten tijde van de afgifte van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen. Bij de raming van deze venale waarde wordt geen rekening gehouden met de gevolgen van de last, en worden in voorkomend geval minstens de volgende kosten in mindering gebracht:
1° de kosten voor de verwerking en de sanering van vervuilde grond bij grondverzet;
2° de extra kosten voor de plaatsing van een zwaardere fundering bij onvoldoende stabiliteit van de grond voor de daarop op te richten woningen;
3° de kosten voor de verwijdering van het nog aanwezige puin.

De op grond van de aankoopoptie verkochte gronden worden ingezet ten bate van het gemeentelijk woonbeleid.

§3. In afwijking van paragraaf 2 kan de verkavelaar of bouwheer de uitvoering van de last waarborgen door de storting van een afdoende financiële waarborg of door een door een bankinstelling op onherroepelijke wijze verleende afdoende financiële waarborg.

§4. Bij de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening van het bescheiden gedeelte van een verkavelingsproject of een bouwproject dat onderworpen is aan een norm als bepaald krachtens hoofdstuk 1 of 2, wordt te allen tijde uitgegaan van volgende woningdichtheden:
1° ten minste 35 en ten hoogste 100 woningen per hectare, in stedelijke gebieden;
2° ten minste 25 en ten hoogste 35 woningen per hectare, in het buitengebied.

Artikel 5.102. (01/01/2023- ...)

De verkavelaar of de bouwheer kan ervoor opteren om de last uit te voeren door middel van de verkoop van de voor het vooropgestelde bescheiden woonaanbod vereiste gronden aan een sociale woonorganisatie of een openbaar bestuur, vermeld in artikel 4.13, desgevallend onder de opschortende of ontbindende voorwaarde dat de vergunning zal worden afgeleverd. De verkoopprijs wordt vastgesteld op het bedrag van de schattingsprijs. De schattingsprijs is gelijk aan de venale waarde van het goed, zonder rekening te houden met de gevolgen van de last, in voorkomend geval minstens verminderd met:
1° de kosten voor de verwerking en de sanering van vervuilde grond bij grondverzet;
2° de extra kosten voor de plaatsing van een zwaardere fundering bij onvoldoende stabiliteit van de grond voor de daarop op te richten woningen;
3° de kosten voor de verwijdering van het nog aanwezige puin.

De verkochte gronden worden ingezet ten bate van het gemeentelijk woonbeleid.

Artikel 5.103. (01/01/2021- ...)

De verkavelaar of de bouwheer kan de last geheel of gedeeltelijk uitvoeren door middel van de storting van een bijdrage aan de gemeente waarbinnen het verkavelingsproject of het bouwproject ontwikkeld wordt. De bijdrage wordt berekend door het aantal woningen of kavels dat overeenstemt met het gedeelte van de last dat niet wordt uitgevoerd op één van de wijzen, vermeld in artikel 5.101 en 5.102, te vermenigvuldigen met het geïndexeerde forfaitair bedrag voor het grondaandeel bij de aankoop van een bestaande woning waaraan hoogstens beperkte investeringen moeten worden gedaan voor ze ter beschikking kan worden gesteld als sociale huurwoning.

De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt slechts indien het vergunningverlenende bestuursorgaan daarmee instemt en in zoverre het verkavelingsproject of het bouwproject niet gelegen is in een woonuitbreidings- of woonreservegebied of een voormalig woonuitbreidings- of woonreservegebied.

De bijdrage wordt ingezet ten bate van het gemeentelijk sociaal of bescheiden woonaanbod. 

Artikel 5.104. (01/01/2021- ...)

De verkavelaar of de bouwheer kan de uitvoering van de last inzake de verwezenlijking van een bescheiden woonaanbod op één van de wijzen, vermeld in artikel 5.100, §1, tweede lid, verleggen naar andere terreinen dan deze die gelegen zijn binnen de verkaveling of het bouwproject.

De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt slechts indien het vergunningverlenende bestuursorgaan zijn instemming verleent en op voorwaarde dat voldaan is aan alle hiernavolgende vereisten:
1° de ontvangende terreinen zijn economisch en ruimtelijk gelijkwaardig aan de terreinen die gelegen zijn binnen de verkaveling of het bouwproject;
2° de ontvangende terreinen zijn gelegen binnen de betrokken gemeente;
3° het verleggen van de uitvoering van de last is verenigbaar met het door de gemeente gevoerde ruimtelijke beleid;
4° de verkavelaar of de bouwheer is eigenaar van de ontvangende terreinen of is door de eigenaar van de ontvangende terreinen uitdrukkelijk gemachtigd om toepassing te maken van dit artikel.

Overgedragen verplichtingen worden niet in mindering gebracht van de verplichtingen die gelden voor de ontvangende terreinen, in het geval ook deze onderworpen zijn aan een norm als bepaald krachtens hoofdstuk 1 en 2.

Titel 2. Indicatieve streefprijzen [... (opgeh. decr. 21 april 2023, art. 67, I: 30 juni 2023)] (... - ...)

Artikel 5.105. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering stelt indicatieve streefprijzen op voor de verkoop of verhuur van woningen en de verkoop van kavels die deel uitmaken van het bescheiden woonaanbod. De indicatieve streefprijzen dienen de transparantie van de grond- en pandenmarkt. Zij kunnen niet op bindende wijze worden afgedwongen.

De indicatieve streefprijzen worden vastgesteld na een marktconsultatie naar aanleiding van de op- en uitbouw van de kruispuntdatabank Betaalbaar Wonen, vermeld in artikel 4.3.1 van het decreet grond- en pandenbeleid.

Zij houden in het bijzonder rekening met de typologie, de kwaliteit, de oppervlakte of het volume, en de locatie van de woningen of kavels.

Artikel 5.106. (30/06/2023- ...)

§1. ....

§2. De gemeenteraden kunnen een gemeentelijk reglement Bescheiden Wonen vaststellen, met dezelfde rechtskracht en bindende waarde als een stedenbouwkundige verordening. Dat gemeentelijk reglement omvat kwaliteitsnormen voor het bescheiden woonaanbod en de woonomgeving.

Het gemeentelijk reglement kan onderscheiden percentages bescheiden woonaanbod vastleggen voor de verwezenlijking van diverse typologieën van kavels en woningen die deel uitmaken van het bescheiden woonaanbod.

Artikel 5.106/1. (30/06/2023- ...)

...

Deel 10. Activeringstoezicht (... - ...)

Artikel 5.107. (01/01/2021- ...)

Indien het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.27, in een gemeente niet is verwezenlijkt binnen de daartoe voorziene termijn, kan de Vlaamse Regering maatregelen van activeringstoezicht treffen ten aanzien van Vlaamse besturen die voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden:
1° zij zijn op het grondgebied van die gemeente eigenaar van onbebouwde bouwgronden of kavels die niet beantwoorden aan één of meer van volgende bijzondere karakteristieken:
a) zij zijn kennelijk rechtstreeks dienstig voor de uitoefening van de taak van de betrokken rechtspersoon;
b) zij zijn ingericht als collectieve voorzieningen, met inbegrip van hun aanhorigheden;
c) zij zijn het voorwerp van een recht van erfpacht, van opstal, van vruchtgebruik of van gebruik;
d) zij worden verpacht ingevolge de Pachtwet van 4 november 1969, waarbij het bewijs van de pacht door alle middelen rechtens mag worden geleverd;
e) zij zijn in het kalenderjaar voorafgaand aan het heffingsjaar geregistreerd in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem;
f) zij zijn onderworpen aan een bouwverbod of aan enige andere erfdienstbaarheid tot openbaar nut die woningbouw onmogelijk maakt;
g) de onmogelijkheid om woningen op te richten vloeit voort uit een vreemde oorzaak die het Vlaamse bestuur niet kan worden toegerekend, zoals de beperkte omvang van de bouwgronden of kavels, of hun ligging, vorm of fysieke toestand;
h) zij zullen blijkens een ten minste reeds voorlopig vastgesteld of voorlopig aangenomen ruimtelijk uitvoeringsplan of plan van aanleg een met wonen onverenigbare bestemming krijgen;
2° zij geven geen of slechts gedeeltelijk uitvoering aan het gemeentelijke actieprogramma, vermeld in artikel 2.6.

Artikel 5.108. (01/01/2021- ...)

§1. De uitoefening van het activeringstoezicht vangt aan door middel van een aanmaning van het Vlaams bestuur, vermeld in artikel 5.107. De Vlaamse Regering sommeert het Vlaams bestuur middels die aanmaning om de nodige maatregelen te nemen opdat zijn onbebouwde bouwgronden of kavels die niet beantwoorden aan één of meer van de bijzondere karakteristieken, vermeld in artikel 5.107, 1°, geschrapt kunnen worden uit het register van onbebouwde percelen.

§2. Het aangemaande Vlaams bestuur kan aan de Vlaamse Regering een rechtvaardigingsbesluit overmaken.

§3. Bij ontstentenis van een gegronde rechtvaardiging, legt de Vlaamse Regering aan het betrokken Vlaams bestuur een activeringsplicht op.

De activeringsplicht houdt de verplichting in om de maatregelen, vermeld in § 1, te nemen ten aanzien van de onbebouwde bouwgronden en kavels die niet door een rechtvaardigingsbesluit worden gedekt. De Vlaamse Regering bepaalt de termijn waarbinnen deze maatregelen worden genomen. Deze termijn bedraagt ten hoogste vijf jaar vanaf de betekening van de beschikking waarbij de activeringsplicht wordt opgelegd.

Artikel 5.109. (01/01/2021- ...)

Bij niet-naleving van de activeringsplicht kan de hogere overheid elk middel aanwenden dat in de organieke regelgeving op het betrokken bestuur is voorgeschreven ter sanctionering van de niet-uitvoering van maatregelen die in rechte zijn voorgeschreven.

Artikel 5.110. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan nadere formele en procedurele regelen bepalen voor de toepassing van dit deel.

Deel 11. Huurschatter (... - ...)

Artikel 5.111. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering stelt een webtoepassing ter beschikking van huurders en verhuurders, die toelaat een inschatting te maken van de markthuurprijs van een woning op basis van de woningkenmerken, de ligging en het adres. Daarbij houdt ze rekening met de woonkwaliteit, met de omvang en de ligging van de woning, met het onderscheid tussen kamers en andere woningen en met eventuele specifieke woonvormen als vermeld in artikel 3.1, §3, eerste lid.

Boek 6. Sociale huur (... - ...)

Deel 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 6.1. (01/01/2024- ...)

In dit deel en de besluiten die genomen worden ter uitvoering ervan, wordt verstaan onder:
1° huurder:
a) de persoon of de personen die bij aanvang van de huurovereenkomst als huurder worden vermeld in de huurovereenkomst;
b) de persoon die met toepassing van artikel 6.11, derde of vierde lid, van rechtswege huurder wordt;
1° /1 kandidaat-huurder: de persoon of de personen die ingeschreven zijn in het centraal inschrijvingsregister, vermeld in artikel 6.5, en die de huurovereenkomst zullen ondertekenen als huurder;
1° /2 potentiële kandidaat-huurder: de persoon of de personen die zich willen inschrijven in het centraal inschrijvingsregister, vermeld in artikel 6.5;
2° rationele bezetting: de passende bezetting van een woning, waarbij de verhuurder rekening houdt met het aantal personen die de sociale huurwoning op duurzame wijze bewonen of gaan bewonen en de fysieke toestand van die personen;
2° /1 VDAB: de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding";
3° welzijns- of gezondheidsvoorziening: een voorziening die werkzaam is in het kader van de aangelegenheden die vallen onder het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Een OCMW wordt gelijkgesteld met een welzijns- of gezondheidsvoorziening.

De Vlaamse Regering kan in de gevallen die ze bepaalt, afwijken van de vereiste van duurzame bewoning voor de rationele bezetting, vermeld in het eerste lid, 2°. 

Artikel 6.2. (01/03/2022- ...)

De Vlaamse Regering stelt de voorwaarden vast voor de verhuring van sociale huurwoningen, met inachtneming van de bepalingen van dit boek. 

Voor de aspecten die niet geregeld zijn in dit boek of in de besluiten die genomen zijn ter uitvoering van dit boek, gelden de bepalingen van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling I, van het Burgerlijk Wetboek en het Vlaams Woninghuurdecreet.

Artikel 6.3. (01/01/2023- ...)

De bepalingen van dit boek zijn van toepassing op de sociale huurwoningen, met uitzondering van de woningen die:
1° als serviceflats beschikbaar worden gesteld in het kader van het Vlaams Welzijnsbeleid;
2° gefinancierd zijn met middelen van Vlabinvest apb, gefinancierd zijn met middelen van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant of gefinancierd zijn met middelen van de VMSW in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.15.

Artikel 6.3/1. (24/11/2023- ...)

§1. Voor de toepassing van dit boek worden persoonsgegevens verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° nagaan of voldaan is aan de voorwaarden en verplichtingen van dit boek en die de Vlaamse Regering vaststelt conform dit boek;
2° de juridische afwikkeling van de huurovereenkomst verzekeren;
3° de uitoefening van het toezicht, vermeld in deel 12, mogelijk maken;
4° het centraal woningregister, vermeld in artikel 6.4, bijhouden, ter ondersteuning van de entiteit die conform artikel 6.4 wordt aangewezen om het centraal woningregister bij te houden, bij de uitvoering van haar opdrachten.

§2. De verwerkingsverantwoordelijken zijn:
1° de verhuurder, voor de verwerkingen die hij voor zijn rekening neemt;
2° voor het centraal inschrijvingsregister, de entiteit die conform artikel 6.5, eerste lid, wordt aangewezen om het centraal inschrijvingsregister bij te houden;
3° de toezichthouder, vermeld in artikel 4.79, voor de verwerkingen in het kader van zijn toezichtsbevoegdheid;
4° voor het centraal woningregister, de entiteit die conform artikel 6.4 wordt aangewezen om het centraal woningregister bij te houden.

§3. Met toepassing van paragraaf 1 kunnen de volgende categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt:
1° identificatiegegevens, waaronder contactgegevens;
2° het rijksregisternummer en de identificatienummers van de sociale zekerheid;
3° persoonlijke kenmerken;
4° de gezinssamenstelling;
5° financiële bijzonderheden;
6° gegevens over onroerende rechten;
7° gegevens van cursisten Nederlands als tweede taal (NT2);
8° woningkenmerken;
9° het beroep en de betrekking;
10° gegevens uit sociaal onderzoek in het kader van het onderzoek naar het onroerend bezit in het buitenland, vermeld in artikel 6.3/2;
11° leefgewoonten in het kader van het sluiten van een begeleidingsovereenkomst of een weigering als vermeld in artikel 6.13;
12° gerechtelijke gegevens over het beëindigen van de huurovereenkomst wegens het veroorzaken van ernstige overlast of ernstige verwaarlozing van de sociale huurwoning;
13° gegevens over de lichamelijke of psychische gezondheid;
14° de opleiding en vorming;
15° gegevens van de huurovereenkomst die is opgezegd door de verhuurder;
16° verbruik van water, gas en elektriciteit.

De Vlaamse Regering kan de categorieën van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.

§4. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, 1° en 2°, past op de verwerkte persoonsgegevens een bewaartermijn van maximaal één jaar toe na de definitieve beëindiging van de administratieve, gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures en uiterlijk maximaal tien jaar na de beoordeling dat de potentiële kandidaat-huurder de inschrijvingsvoorwaarden niet heeft vervuld of na de schrapping van het inschrijvingsdossier van de kandidaat-huurder of na het einde van de huurovereenkomst.

In afwijking van het eerste lid worden de persoonsgegevens die verwerkt worden voor het sluiten van de begeleidingsovereenkomst, vermeld in artikel 6.13, bewaard tot het begeleidingstraject is beëindigd.

De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, 3°, past op de persoonsgegevens die hij verwerkt in het kader van zijn toezicht, een bewaartermijn van maximaal één jaar toe na de definitieve beëindiging van de administratieve, gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures en uiterlijk maximaal tien jaar te rekenen vanaf de beëindiging van zijn onderzoeksdaden.

§5. De betrokkenen bij de verwerking van persoonsgegevens zijn:
1° de potentiële kandidaat-huurder of zijn vertegenwoordiger;
2° de kandidaat-huurder of zijn vertegenwoordiger;
3° de gezinsleden van de kandidaat-huurder;
4° de huurder of zijn vertegenwoordiger;
5° de gezinsleden van de huurder;
6° de ex-huurder of zijn vertegenwoordiger.

§6. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, 1° en 2°, kan persoonsgegevens doorgeven onder de volgende voorwaarden:
1° de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, aan de entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking;
2° de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 8° en 10°, aan de private partners die de Vlaamse Regering conform artikel 6.3/2, tweede lid, aanwijst voor het onderzoek naar het onroerend bezit in het buitenland;
3° de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1°, 2° en 11°, aan een andere verhuurder voor het sluiten van een begeleidingsovereenkomst als vermeld in artikel 6.13;
4° de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1° en 2°, aan de organisaties die belast zijn met de uitvoering van het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid voor de realisatie van de verplichting, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 5° en 6°;
5° de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1° tot en met 6°, 13° en 15°, de inschrijving en schrapping in het inschrijvingsregister, de toewijzing van een sociale woning, de weigeringen van een aanbod en de duurtijd van de aaneengesloten inschrijvingen bij een domiciliemaatschappij aan het agentschap dat de Vlaamse Regering aanwijst om na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden en verplichtingen van boek 5, deel 5, titel 2 en 3, en de voorwaarden en verplichtingen die de Vlaamse Regering vaststelt conform dezelfde titels;
6° de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, aan de toezichthouder, vermeld in artikel 4.79, met het oog op het uitoefenen van het toezicht;
7° de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 16°, aan een private partner voor de berekening van de vergoeding, vermeld in artikel 6.25, eerste lid;
8° de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1° en 2°, aan VDAB met het oog op een specifieke dienstverlening en aangepaste beleidsmaatregelen voor sociale huurders in het kader van de verplichting, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 12°.

De Vlaamse Regering kan aanvullende entiteiten aanwijzen waaraan persoonsgegevens voor specifiek omschreven doeleinden kunnen worden doorgegeven.

§7. De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in paragraaf 2, 1°, 2° en 4°, verduidelijken in een privacyverklaring welke verwerkingen er worden uitgevoerd. Ze nemen met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van de betrokkenen in hun communicatie met de betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van hun respectieve privacyverklaring.

§8. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, coördineert de elektronische gegevensstromen en elektronische informatie-uitwisseling tussen de diverse actoren, vermeld in dit boek. Alle elektronische gegevens mogen in dat kader via de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, uitgewisseld worden en kunnen door die dienst, die in dat geval verwerkingsverantwoordelijke is voor de opvraging en doorgifte van die gegevens, opgevraagd worden bij de gegevensbronnen. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, mag de gegevens ook gebruiken voor statistische verwerking en mag ze ter beschikking stellen van de andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid, kan de persoonsgegevens verder verwerken voor de doeleinden, vermeld in artikel 1.5, die verenigbaar zijn met de oorspronkelijke doeleinden.

§9. De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in paragraaf 2, 1° en 2°, nemen de nodige maatregelen om de juistheid van de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 3, te garanderen.

Artikel 6.3/2. (01/01/2022- ...)

De verhuurder die nagaat of voldaan is aan de voorwaarden inzake onroerend bezit, vermeld in artikel 6.8, eerste lid, 2°, artikel 6.11 en 6.21, eerste lid, kan voor het onroerend bezit in het buitenland, een beroep doen op private of publieke partners. De Vlaamse Regering kan de entiteit aanduiden die een raamovereenkomst sluit waarin de private partners worden aangeduid.

Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven worden, kan de Vlaamse Regering, onder de voorwaarden die ze bepaalt, een vergoeding betalen aan de verhuurder die een beroep doet op de private partners die aangeduid zijn in de raamovereenkomst, vermeld in het eerste lid.

Deel 2. Woningregister (... - ...)

Artikel 6.4. (01/01/2024- ...)

De Vlaamse Regering voert een centraal woningregister in met betrekking tot de sociale huurwoningen.

De verhuurder bezorgt de gegevens die de Vlaamse Regering vaststelt aan de entiteit die de Vlaamse Regering aanduidt.

De Vlaamse Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het centraal woningregister, vermeld in het eerste lid, de wijze waarop dat register wordt bijgehouden en periodiek wordt bijgewerkt, en de wijze waarop het toezicht erop wordt georganiseerd.

Deel 3. Inschrijvingsregister en inschrijvingsvoorwaarden (... - ...)

Titel 1. Inschrijvingsregister (... - ...)

Artikel 6.5. (01/01/2024- ...)

De Vlaamse Regering voert een centraal inschrijvingsregister in voor kandidaat-huurders en duidt de entiteit aan die het centraal inschrijvingsregister bijhoudt.

De verhuurder wijst een woning toe aan een kandidaat-huurder op basis van de gegevens uit het centraal inschrijvingsregister. De verhuurder kan de gegevens uit het centraal inschrijvingsregister gebruiken voor de eigen werking.

Voor de werking van het centraal inschrijvingsregister legt de Vlaamse Regering de volgende regels vast:
1° regels over de vorm en de inhoud van het centraal inschrijvingsregister;
2° regels over de verantwoordelijkheid om gegevens aan te vullen, aan te passen, te verwijderen, bij te houden en te verwerken in het centraal inschrijvingsregister;
3° regels over het formaat en de techniek van data-uitwisseling met het centraal inschrijvingsregister;
4° regels over de toegang tot het centraal inschrijvingsregister en de identificatie daarvoor;
5° regels over de actualisering van het centraal inschrijvingsregister;
6° regels over de wijze waarop het toezicht op de werking van het centraal inschrijvingsregister wordt georganiseerd.

Artikel 6.6. (01/01/2024- ...)

...

Artikel 6.7. (01/01/2024- ...)

...

Titel 2. Inschrijvingsvoorwaarden (... - ...)

Artikel 6.8. (01/01/2024- ...)

§ 1. De kandidaat-huurder voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° minstens 18 jaar zijn;
2° voldoen aan de voorwaarden over het onroerend bezit en het inkomen die de Vlaamse Regering vaststelt;
2°/1 niet beschikken over saldi op betaal-, spaar-, termijn- en effectenrekeningen die de door de Vlaamse Regering bepaalde grens overschrijden;
3° ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters, vermeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, of ingeschreven zijn op een referentieadres als vermeld in artikel 1, § 2, van de voormelde wet;
4° [... (vernietigd bij arrest 2023/92 van het Grondwettelijk Hof van 15 juni 2023)].

Echtgenoten, wettelijke samenwoners of feitelijke partners die samen de sociale huurwoning willen gaan bewonen, zijn verplicht zich samen in te schrijven als kandidaat-huurder. Als meer personen, andere dan echtgenoten, wettelijke samenwoners of feitelijke partners, samen de sociale huurwoning willen gaan bewonen, kan maar één persoon zich inschrijven als kandidaat-huurder.

De Vlaamse Regering kan uitzonderingen bepalen op de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°.

[... (vernietigd bij arrest 2023/92 van het Grondwettelijk Hof van 15 juni 2023)].

§ 2. Als de sociale huurwoning een sociale assistentiewoning is als bepaald door de Vlaamse Regering, is de kandidaat-huurder minstens 65 jaar. Als de kandidaat-huurder twee personen zijn, volstaat het dat een van die personen minstens 65 jaar is.

Als de sociale huurwoning een woning als vermeld in artikel 5.40 is, sluit de kandidaat-huurder een zorgen dienstverleningsovereenkomst met de zorgaanbieder van de nabijgelegen voorziening onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt. Als de kandidaat-huurder twee personen zijn, volstaat het dat een van die personen de bovenvermelde zorgen dienstverleningsovereenkomst sluit.

§ 3. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, hoeft de kandidaat-huurder niet te voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden als hij op het moment van de kandidaatstelling al huurder is van een andere sociale huurwoning.

Artikel 6.9. (01/01/2024- ...)

De verhuurder brengt de kandidaat-huurder uitdrukkelijk op de hoogte van de huurdersverplichting, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 5° en 6°.

Artikel 6.10. (01/01/2024- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel 6.12, tweede lid, duidt de kandidaat-huurder bij zijn inschrijving de ligging, het type, de maximale huurprijs en vaste huurlasten aan van de sociale huurwoningen waarvoor hij in aanmerking wil komen.

Deel 4. Toelatingsvoorwaarden en toewijzing (... - ...)

Titel 1. Toelatingsvoorwaarden (... - ...)

Artikel 6.11. (01/01/2024- ...)

De kandidaat-huurder kan alleen worden toegelaten tot een sociale huurwoning als hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.8, § 1, eerste lid, 1°, 2°/1, 2° en 3°.

In afwijking van het eerste lid hoeft de kandidaat-huurder niet te voldoen aan de toelatingsvoorwaarden als hij op het moment van de toewijzing al huurder is van een andere sociale huurwoning.

De echtgenoot of wettelijke samenwoner van de huurder, vermeld in artikel 6.1, 1°, a), kan alleen met die huurder gaan samenwonen in de sociale huurwoning na de aanvang van de huurovereenkomst, als die samen met die huurder voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, en als de bijwoonst niet leidt tot een onaangepaste woning of een woning die niet voldoet aan de normen, vermeld in artikel 3.1, § 1, vierde lid. Als die voorwaarden zijn vervuld, wordt de echtgenoot of wettelijke samenwoner van rechtswege huurder.

De feitelijke partner van de huurder, vermeld in artikel 6.1, 1°, a), die na de aanvang van de huurovereenkomst in de sociale huurwoning is komen bijwonen, kan na een jaar met die huurder te hebben samengewoond, de woning alleen blijven bewonen als de feitelijke partner samen met die huurder voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid. Als die voorwaarden zijn vervuld, wordt de feitelijke partner van rechtswege huurder.

Titel 2. Toewijzing (... - ...)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 6.12. (01/01/2024- ...)

De sociale huurwoningen worden toegewezen door het beslissingsorgaan van de verhuurder of door de persoon of de personen die de verhuurder daartoe aanstelt, rekening houdend met:
1° de keuze van de kandidaat-huurder van een sociale huurwoning qua type, ligging, maximale huurprijs en vaste huurlasten van de woning;
2° de rationele bezetting;
3° de toewijzingsregels die de Vlaamse Regering vaststelt, waarbij ze rekening houdt met de bijzondere doelstellingen van het woonbeleid, vermeld in artikel 1.6, § 2;
4° in voorkomend geval het toewijzingsreglement, vermeld in artikel 6.14, dat een lokale invulling geeft aan de toewijzingsregels die de Vlaamse Regering vaststelt.

De voorkeur van de kandidaat-huurder, vermeld in het eerste lid, 1°, mag niet leiden tot een te beperkte keuze, tenzij de kandidaat-huurder daarvoor gegronde redenen aanvoert.

Als een sociale huurwoning die ingehuurd wordt door de verhuurder, wordt toegewezen, kan de verhuurder de toewijzing weigeren als die vaststelt dat het inkomen van de kandidaat-huurder niet in verhouding staat tot de huurprijs. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de wijze waarop de verhuurder die weigering kan toepassen.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van het eerste lid en besteedt bij de vaststelling van de toewijzingsregels extra aandacht aan de kandidaat-huurder die behoort tot de meest behoeftige gezinnen of alleenstaanden, en aan bewoners van een sociale huurwoning die willen of moeten verhuizen naar een aangepaste woning.

Er wordt een toewijzingsraad per werkingsgebied van de woonmaatschappij opgericht. Onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, kan het werkingsgebied opgedeeld worden in deelgebieden waarin telkens een eigen toewijzingsraad werkzaam is. De toewijzingsraad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verhuurders, de lokale besturen en de relevante huisvestingsen welzijnsactoren uit het werkingsgebied van de woonmaatschappij. De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast voor de opdrachten, de samenstelling, de werking en de besluitvormingsprocedure van de toewijzingsraad. Het mandaat van de leden van de toewijzingsraad is onbezoldigd.

De entiteit, vermeld in artikel 6.5, eerste lid, zorgt ervoor dat de verhuurder actuele toewijzingslijsten kan genereren uit het centraal inschrijvingsregister, vermeld in artikel 6.5. De Vlaamse Regering legt de regels vast over het genereren van die lijsten.

Artikel 6.13. (01/01/2024- ...)

§1. Een verhuurder of een toewijzingsraad kan een toewijzing afhankelijk maken van een begeleidingsovereenkomst tussen de huurder en een welzijns- of gezondheidsvoorziening in de door de Vlaamse Regering bepaalde gevallen als hij in overleg met de welzijns- of gezondheidsvoorziening op basis van persoonsgegevens, verstrekt door de welzijns- of gezondheidsvoorziening, dat noodzakelijk acht. De persoonsgegevens hebben betrekking op gedragskenmerken van de kandidaat-huurder die doen vermoeden dat ondersteuning of begeleiding noodzakelijk is om het wonen succesvol te laten verlopen. De begeleidingsovereenkomst heeft als doel de huurder te begeleiden naar het zelfstandig kunnen wonen. De begeleiding richt zich minimaal tot aspecten die met het behoud van de woning te maken hebben, zoals het ondersteunen en eventueel trainen en aanleren van woonvaardigheden. De begeleiding is onder meer naar aard, tijdstip, duur en intensiteit aangepast aan de noden en mogelijkheden van de huurder.

Als een kandidaat-huurder huurder is of maximaal 1 jaar geleden huurder geweest is van een andere verhuurder van een sociale huurwoning en hij heeft volgens die andere verhuurder begeleiding als vermeld in het eerste lid nodig, kan de verhuurder de toewijzing afhankelijk maken van een begeleidingsovereenkomst als vermeld in het eerste lid, als de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° de andere verhuurder toont de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, aan met bewijsstukken;
2° de verhuurder geeft aan de kandidaat-huurder de mogelijkheid om mondeling of schriftelijk gehoord te worden;
3° de welzijns- of gezondheidsvoorziening is van oordeel dat begeleiding en ondersteuning noodzakelijk is.

De welzijns- of gezondheidsvoorziening waarmee de begeleidingsovereenkomst is gesloten, brengt de verhuurder op de hoogte als de begeleidingsovereenkomst met de huurder wordt beëindigd.

§ 2. Een verhuurder kan een toewijzing weigeren op grond van zwaarwichtige redenen en als hij een begeleiding of ondersteuning als vermeld in paragraaf 1 niet succesvol acht. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels.

[Hoofdstuk 2. Toewijzingsreglement (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 172, I: 1 januari 2024)] (... - ...)

Artikel 6.14. (01/01/2024- ...)

§ 1. De toewijzingsraad, vermeld in artikel 6.12, vijfde lid, stelt onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, een ontwerp van het toewijzingsreglement, vermeld in artikel 6.12, eerste lid, 4°, op. De gemeente die deel uitmaakt van de toewijzingsraad kan het ontwerp amenderen wat betreft de toewijzingsregels voor de sociale huurwoningen op haar grondgebied.

De woonmaatschappij bezorgt het toewijzingsreglement en het administratief dossier aan de Vlaamse Regering met een beveiligde zending in de gevallen die de Vlaamse Regering vaststelt.

De Vlaamse Regering beschikt over een termijn van 45 kalenderdagen, die volgt op de datum van de kennisgeving van het toewijzingsreglement en het administratief dossier, om het toewijzingsreglement geheel of gedeeltelijk te vernietigen als ze het toewijzingsreglement in strijd acht met de wetten, decreten en de uitvoeringsbesluiten ervan of het algemeen belang. Als het toewijzingsreglement per aangetekende brief wordt bezorgd, gaat de termijn in vanaf de derde werkdag na de datum waarop het toewijzingsreglement is afgegeven op de post.

De Vlaamse Regering kan de termijn, vermeld in het derde lid, eenmalig verlengen met vijftien kalenderdagen. Ze geeft daarvan kennis aan de woonmaatschappij voordat de oorspronkelijke termijn afloopt.

Voor de berekening van de termijn, vermeld in het derde en vierde lid, is de vervaldag in de termijn begrepen. Als de vervaldag een zaterdag, een zondag, een wettelijke of decretale feestdag is, wordt die verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

De Vlaamse Regering bezorgt de vernietigingsbeslissing met een beveiligde zending aan de woonmaatschappij. De woonmaatschappij brengt de toewijzingsraad daarvan op de hoogte.

§ 2. Als het toewijzingsreglement conform paragraaf 1, tweede lid, bezorgd wordt aan de Vlaamse Regering, treedt het in werking een maand na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 1, derde lid, of de verlengde termijn, vermeld in paragraaf 1, vierde lid, tenzij het toewijzingsreglement een latere datum bepaalt.

§ 3. De woonmaatschappij bezorgt een afschrift van het toewijzingsreglement aan de toezichthouder als de termijn, vermeld in paragraaf 1, derde of vierde lid, is verstreken en er geen vernietiging is uitgesproken. Ook als het toewijzingsreglement, vermeld in artikel 6.12, eerste lid, 4°, conform paragraaf 1, tweede lid, niet bezorgd hoeft te worden aan de Vlaamse Regering, bezorgt de woonmaatschappij een afschrift van het toewijzingsreglement aan de toezichthouder.

Deel 5. Verhaal (... - ...)

Artikel 6.15. (01/01/2024- ...)

De Vlaamse Regering stelt een verhaalprocedure vast voor de potentiële kandidaat-huurder en de kandidaat-huurder die menen dat ze benadeeld zijn door een beslissing van de verhuurder. Die procedure bepaalt de termijn en de vorm waarin de vermelde personen het verhaal moeten indienen, alsook de mogelijkheid om gehoord te worden en de behandeling van het verhaal.

Deel 6. Huurovereenkomst (... - ...)

Titel 1. Vereiste van een geschrift (... - ...)

Artikel 6.16. (01/01/2023- ...)

Een sociale huurwoning wordt verhuurd op grond van een schriftelijke huurovereenkomst die minstens de hierna vermelde gegevens bevat:
1° de datum waarop de huurovereenkomst ingaat;
2° de identiteit van de huurder, van de personen die op duurzame wijze de sociale huurwoning mee gaan bewonen en van de verhuurder;
3° het adres van de sociale huurwoning en de aanwijzing van alle ruimtes en gedeelten van het gebouw die het voorwerp van de verhuur zijn;
4° de duur van de huurovereenkomst;
5° de basishuurprijs en in voorkomend geval de huurprijs die overeenkomstig artikel 6.23 berekend wordt bij de aanvang van de huurovereenkomst, en de manier waarop de huurprijs betaald wordt;
6° het bedrag van de kosten, lasten en vergoedingen die betrekking hebben op diensten of leveringen aan de huurder bij de aanvang van de huurovereenkomst;
7° het bedrag van de waarborg;
8° in voorkomend geval de vermelding van het reglement van inwendige orde;
9° een verwijzing naar de toelichting, vermeld in artikel 6.17, eerste lid.

De Vlaamse Regering stelt een typehuurovereenkomst vast. Van de typehuurovereenkomst kan enkel worden afgeweken in de gevallen die de Vlaamse Regering bepaalt.

Artikel 6.17. (01/01/2023- ...)

Er wordt een toelichting op maat van de huurder gemaakt over de regelgevende bepalingen die van toepassing zijn op de verhouding tussen de huurder en de verhuurder. De verhuurder bezorgt de toelichting aan de huurder bij de ondertekening van de huurovereenkomst. De toelichting bevat minstens informatie over de volgende elementen:
1° de verplichtingen van de verhuurder en de huurder;
2° de plaatsbeschrijving;
3° de duur van de huurovereenkomst;
4° de huurprijsberekening en huurprijsherziening;
5° de kosten, lasten en vergoedingen die betrekking hebben op diensten of leveringen aan de huurder;
6° de mogelijkheden inzake vermindering van de onroerende voorheffing voor huurders;
7° de vrijgave van de waarborg;
8° de brandverzekering;
9° de regeling met betrekking tot de huurherstellingen;
10° de beëindiging van de huurovereenkomst;
11° de mogelijkheden voor de huurder om zijn rechten of belangen te beschermen tegenover de verhuurder.

De toelichting, vermeld in het eerste lid, wordt aangepast als de regelgeving wijzigt. De verhuurder zorgt ervoor dat de huurder op een toegankelijke manier van de gewijzigde toelichting kennis kan nemen.

Titel 2. Plaatsbeschrijving (... - ...)

Artikel 6.18. (01/03/2022- ...)

Als de partijen overeenstemming bereiken over de plaatsbeschrijving, betaalt de huurder maximaal de helft van de kosten van de plaatsbeschrijving, geplafonneerd tot een bedrag dat de Vlaamse Regering vaststelt.

Deel 7. Verplichtingen van de verhuurder (... - ...)

Artikel 6.19. (01/03/2021- ...)

Naast de verplichtingen van de verhuurder, vermeld in het Vlaams Woninghuurdecreet, leeft de verhuurder van een sociale huurwoning de volgende verplichtingen na:
1° hij deelt aan de huurder de te betalen huurprijs mee en geeft bij het aangaan van de huurovereenkomst een indicatie van de kosten, lasten en vergoedingen die betrekking hebben op diensten of leveringen aan de huurder;
2° hij voert de basisbegeleidingstaken die de Vlaamse Regering vaststelt, uit;
3° als hij de huurovereenkomst wil opzeggen wegens een tekortkoming als vermeld in artikel 6.33, eerste lid, 2°, verwittigt hij vooraf het OCMW, dat op de meest aangewezen wijze en binnen zijn wettelijke opdracht hulp aanbiedt.

Deel 8. Verplichtingen van de huurder (... - ...)

Artikel 6.20. (01/01/2023- ...)

Naast de verplichtingen van de huurder, vermeld in het Vlaams Woninghuurdecreet, leeft de huurder de volgende verplichtingen na:
1° in de sociale huurwoning zijn hoofdverblijfplaats hebben en er gedomicilieerd zijn;
2° alleen toestaan dat een persoon in de sociale huurwoning zijn hoofdverblijfplaats vestigt als dat niet leidt tot een onaangepaste woning of een woning die niet voldoet aan de normen, vermeld in artikel 3.1, §1, vierde lid, en die bijwoonst melden aan de verhuurder;
3° alleen toestaan dat de persoon, vermeld in artikel 6.11, derde of vierde lid, in de sociale huurwoning bijwoont als dat in overeenstemming is met de voorwaarden, vermeld in artikel 6.11, derde of vierde lid;
4° de elementen die nodig zijn voor de huurprijsberekening meedelen als de verhuurder hierom verzoekt;
5° voor zover de huurder een sociale woning betrekt, die niet gelegen is in een rand- of taalgrensgemeente als vermeld in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, over een taalvaardigheid van het Nederlands beschikken die overeenstemt met niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. De Vlaamse Regering bepaalt vanaf wanneer de huurder aan de verplichting moet voldoen en de wijze waarop de taalvaardigheid wordt vastgesteld;
6° voor zover de huurder een sociale woning betrekt, gelegen in een rand- of taalgrensgemeente als vermeld in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, zonder afbreuk te doen aan de taalfaciliteiten, over een taalvaardigheid van het Nederlands beschikken die overeenstemt met niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. De Vlaamse Regering bepaalt vanaf wanneer de huurder aan de verplichting moet voldoen en de wijze waarop de taalvaardigheid wordt vastgesteld;
7° de sociale huurwoning op zodanige wijze bewonen dat de leefbaarheid niet in het gedrang komt en dat geen overmatige hinder wordt veroorzaakt voor de buren en de naaste omgeving;
8° voor zover de huurder een begeleidingsovereenkomst met een welzijns- of gezondheidsvoorziening heeft ondertekend, de afspraken naleven die opgenomen zijn in die overeenkomst;
9° instemmen met een verhuizing naar een andere sociale huurwoning in de volgende gevallen:
a) als de verhuurder dat wegens renovatie-, aanpassings- of sloopwerkzaamheden aan de bewoonde sociale huurwoning noodzakelijk acht of als de sociale huurwoning wordt verkocht;
b) als de huurder een onaangepaste woning of een woning die niet voldoet aan de normen, vermeld in artikel 3.1, §1, vierde lid, bewoont;
c) als de sociale huurwoning die aangepast is aan de fysieke mogelijkheden van personen met een handicap, niet langer wordt bewoond door een persoon die daar nood aan heeft, tenzij de verhuurder een gemotiveerde afwijking toestaat;
d) als de sociale huurwoning een sociale assistentiewoning is als bepaald door de Vlaamse Regering, en niet langer wordt bewoond door een persoon die minstens 65 jaar oud is, tenzij de verhuurder een gemotiveerde afwijking toestaat;
10° voor zover de huurder een huurder is van een sociale assistentiewoning, instemmen met een verhuizing naar een meer passende zorgvoorziening als naar het oordeel van de behandelende arts, na overleg met de huurder, de familie van de huurder en andere betrokken zorgverleners, de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand van de huurder van die aard is dat een opname in een meer passende zorgvoorziening noodzakelijk is, op voorwaarde dat de beheersinstantie als bepaald door de Vlaamse Regering, in overleg met de huurder en zijn familie of mantelzorgers, dat passend verblijf voorziet;
11° voor zover de huurder een huurder is van een sociale assistentiewoning, of een woning als vermeld in artikel 5.40, de afspraken naleven die opgenomen zijn in de zorg- en dienstverleningsovereenkomst, bepaald door de Vlaamse Regering.
12° voor zover de huurder een niet-beroepsactieve burger is met arbeidspotentieel, zich inschrijven bij de VDAB.


Als de huurder aantoont dat hij blijvend niet kan voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, 5° en 6°, omdat hij ernstig ziek is of een mentale of fysieke handicap heeft of over beperkte cognitieve vaardigheden beschikt, wordt hij vrijgesteld van die verplichting. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de huurder dat kan aantonen. De Vlaamse Regering bepaalt een uitstelregeling voor de huurder die om beroepsmatige, medische of persoonlijke redenen tijdelijk niet kan voldoen aan de verplichting.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de verhuizing, vermeld in het eerste lid, 9° en 10°, gebeurt.
De Vlaamse Regering bepaalt wie wordt verstaan onder een niet-beroepsactieve burger met arbeidspotentieel als vermeld in het eerste lid, 12°, en op welke manier de verhuurder de huurdersverplichting, vermeld in het eerste lid, 12°, controleert.

Artikel 6.21. (01/01/2021- ...)

De huurder van een sociale huurwoning moet tijdens de hele duur van de huurovereenkomst voldoen aan de voorwaarden inzake onroerend bezit, bedoeld in deel 4 van dit boek. De Vlaamse Regering kan daarop evenwel algemene uitzonderingen toestaan voor bijzondere en tijdelijke situaties.

De Vlaamse Regering bepaalt de overige voorwaarden waaraan de huurder van een sociale huurwoning blijvend moet voldoen.

Artikel 6.22. (01/01/2021- ...)

De huurder mag de huur niet overdragen, noch zijn woning geheel of gedeeltelijk onderverhuren.

Deel 9. Financiële aspecten van de huurovereenkomst (... - ...)

Titel 1. Huurprijs (... - ...)

Artikel 6.23. (01/03/2022- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van berekening en aanpassing van de te betalen huurprijs, rekening houdend met het gezinsinkomen, gezinssamenstelling en de kwaliteit van de sociale huurwoning.

Voor het gebruik van ruimten die van de woning afgezonderd zijn, kan een huurprijs worden aangerekend waarvoor de regeling van het eerste lid niet geldt.

Als de verhuurder een subsidie voor de verhuring krijgt met toepassing van artikel 5.33, en die subsidie verleend wordt met het oog op een huurvermindering die niet wegens gezinslast wordt toegekend, heeft dat geen invloed op de huurprijsberekening, vastgesteld in het eerste lid.

Titel 2. [Kosten, lasten en vergoedingen (verv. Decr. 6 mei 2022, art. 6, I: 1 maart 2021)] (... - ...)

Artikel 6.24. (01/03/2021- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt welke kosten en lasten ten laste van de verhuurder en de huurder kunnen worden gelegd en welke regels gelden voor de inning en de controle erop.

Artikel 6.25. (01/01/2023- ...)

De verhuurder recupereert via een periodieke vergoeding een billijk deel van het financiële voordeel dat de huurder geniet door het gebruik van hernieuwbare energiebronnen als vermeld in artikel 1.1.3, 65°, van het Energiedecreet. Die vergoeding kan pas worden aangerekend nadat de installatie in gebruik is genomen.

De periodieke vergoeding, vermeld in het eerste lid, bedraagt nooit meer dan het financiële voordeel dat de huurder in de desbetreffende periode heeft genoten en wordt berekend op basis van het werkelijke verbruik van de hernieuwbare energiebronnen door die huurder.

De periodieke vergoeding, vermeld in het eerste lid, is maximaal de som van de jaarlijkse lineaire afschrijving van de investering over de verwachte levensduur van de installatie, en de jaarlijkse financierings-, beheers-, onderhouds- en herstellingskosten, met inbegrip van de aangelegde en aangewende voorzieningen voor grote onderhouds- en herstellingswerken, en verminderd met andere opbrengsten uit de investering naar verhouding van de periode die wordt aangerekend. Verliezen die in vorige periodes zijn ontstaan als gevolg van de toepassing van de beperking, vermeld in het tweede en zevende lid, worden daarbij verrekend.

Als de huurder een periodieke vergoeding betaalt die hoger is dan het maximale bedrag, vermeld in het tweede en derde lid, wordt het te veel geïnde bedrag door de verhuurder teruggestort.

De verhuurder zorgt voor de plaatsing van een productiemeter die voldoet aan de normen, vermeld in het technisch reglement voor de distributie van elektriciteit, vermeld in artikel 1.1.3, 117°, van het Energiedecreet, om de productieopbrengst van de installatie te volgen.

De Vlaamse Regering bepaalt de berekeningswijze van de periodieke vergoeding, de wijze waarop de verhuurder de verbruiksgegevens van de huurder kan opvragen en de gevallen waarin de vergoeding verminderd of niet aangerekend wordt.

In afwijking van het tweede lid bepaalt de Vlaamse Regering de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de vergoeding forfaitair kan worden berekend op basis van een installatie die afgestemd is op een normaal verbruik. De Vlaamse Regering bepaalt de berekeningswijze van die forfaitaire vergoeding.

Dit artikel is niet van toepassing op sociale huurwoningen die ingehuurd zijn.

Titel 3. Huurwaarborg (... - ...)

Artikel 6.26. (01/01/2021- ...)

De huurder stelt bij de toewijzing van de sociale huurwoning een waarborg ter nakoming van zijn verbintenissen. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden dienaangaande.

[Deel 10. Duur en einde van het woonrecht en de huurovereenkomst (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 180, I: 1 januari 2023)] (... - ...)

[Titel 1. Het woonrecht en de huurovereenkomst (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 181, I: 1 januari 2023)] (... - ...)

[... (opgeh. Decr. 21 april 2023, art. 75)] (... - ...)

Artikel 6.27. (01/01/2023- ...)

§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 6.28, beschikt de huurder over een woonrecht gedurende negen jaar nadat hem een woning is toegewezen.

Op basis van dat woonrecht kan hij gedurende negen jaar een sociale huurwoning huren via een of meer opeenvolgende huurovereenkomsten. De verhuurder heeft in voorkomend geval een herhuisvestingsplicht zodat het woonrecht kan worden uitgeoefend.

De huurovereenkomsten hebben een duur van negen jaar. Als de huurovereenkomst betrekking heeft op een woning waarover de verhuurder minder dan negen jaar beschikt, bedraagt de duur van de huurovereenkomst de periode waarover de verhuurder beschikt.

§ 2. Als de huurder op het einde van zijn woonrecht van negen jaar of op het einde van een verlengde periode als vermeld in het tweede lid, niet voldoet aan de voorwaarden van woonbehoeftigheid of van passendheid van de woning, vermeld in artikel 6.29 en 6.30, zegt de verhuurder de lopende huurovereenkomst op met een opzeggingstermijn van zes maanden en eindigt het woonrecht op de vervaldag van de huurovereenkomst.

Als de huurder op het einde van zijn woonrecht van negen jaar aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, voldoet, wordt zijn woonrecht verlengd met drie jaar. Het woonrecht wordt vervolgens telkens met drie jaar verlengd als de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, vervuld zijn.

Artikel 6.28. (01/01/2023- ...)

Als een huurder verhuist naar een andere sociale huurwoning is de duur van de huurovereenkomst gelijk aan de resterende duur waarop de huurder nog recht had op grond van het woonrecht, vermeld in artikel 6.27.

De Vlaamse Regering kan de duurtijd van het woonrecht, vermeld in artikel 6.27, verkorten voor de gevallen die ze vaststelt, onder meer voor de tijdelijke opvang van gezinnen die in een noodsituatie verkeren.

Een huurder heeft een woonrecht van onbepaalde duur als hij met de verhuurder een huurovereenkomst van onbepaalde duur heeft gesloten vóór 1 maart 2017. Die huurder behoudt het woonrecht van onbepaalde duur als hij verhuist naar een andere sociale huurwoning van dezelfde verhuurder, of, in het kader van gedwongen herhuisvesting wegens renovatie, aanpassing, sloop of verkoop, van een andere verhuurder.

Artikel 6.29. (01/01/2023- ...)

De huurder is woonbehoeftig als het rekenkundig gemiddelde van het inkomen van de huurder bij de drie laatste jaarlijkse huurprijsaanpassingen minder dan 125% bedraagt van de inkomensgrens die van toepassing is bij de drie laatste jaarlijkse huurprijsaanpassingen. Als er geen jaarlijkse huurprijsaanpassing is, wordt de datum van de verjaardag van de huurovereenkomst genomen.

De huurder kan de verhuurder vragen om de opzegging, vermeld in artikel 6.27, § 2, eerste lid, in te trekken als:
1° hij aantoont dat zijn huidige inkomen, berekend over drie opeenvolgende maanden en geëxtrapoleerd naar twaalf maanden, die voorafgaan aan het moment van het ingaan van de opzeggingstermijn, onder het plafond van 125 % ligt;
2° hij aantoont dat hij zijn pensioen heeft aangevraagd of de wettelijke pensioenleeftijd zal bereiken uiterlijk drie jaar na de vervaldag van de huurovereenkomst en dat hij ten gevolge van de pensionering een inkomen zal hebben dat onder het plafond van 125% ligt;
3° hij van oordeel is dat de intrekking van de opzegging billijk is wegens de specifieke omstandigheden waarin hij zich bevindt.

Artikel 6.30. (01/01/2023- ...)

De huurder voldoet niet aan de voorwaarde van passendheid van de woning als hij een onderbezette woning bewoont en minstens twee aanbiedingen van een woning die aangepast is aan zijn nieuwe gezinssamenstelling in dezelfde omgeving weigert of geweigerd heeft. De Vlaamse Regering bepaalt wat wordt verstaan onder onderbezette woning en onder dezelfde omgeving en aan welke voorwaarden de aangeboden woning moet voldoen.

De huurder kan de verhuurder vragen om de opzegging, vermeld in artikel 6.27, § 2, eerste lid, in te trekken als hij van oordeel is dat de intrekking van de opzegging billijk is wegens de specifieke omstandigheden waarin hij zich bevindt.

Artikel 6.31. (01/01/2023- ...)

Als de verhuurder niet ingaat op de vraag, vermeld in artikel 6.29, tweede lid, en artikel 6.30, tweede lid, kan de huurder beroep instellen bij de toezichthouder. De Vlaamse Regering bepaalt de termijnen en de procedure voor het instellen van de vraag tot intrekking van de opzegging en van het beroep.

[... (opgeh. Decr. 9 juli 2021, art. 187, I: 1 januari 2023)] (... - ...)

Artikel 6.32. (01/01/2023- ...)

...

Titel 2. Opzegging door de verhuurder (... - ...)

Artikel 6.33. (01/01/2023- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel 6.27, § 2, eerste lid, kan de verhuurder de huurovereenkomst opzeggen in de hierna vermelde gevallen:
1° als de huurder niet meer voldoet aan de voorwaarden, gesteld overeenkomstig artikel 6.21;
2° bij een ernstige of blijvende tekortkoming van de huurder met betrekking tot zijn verplichtingen, met uitzondering van de verplichting, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 5°, 6° en 12°. Een inbreuk van de bepalingen, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 7°, wordt gelijkgesteld met een ernstige tekortkoming;
3° als de huurder ingevolge onjuiste of onvolledige verklaringen, afgelegd te kwader trouw, onrechtmatig voordelen, verleend bij de bepalingen van dit boek, heeft genoten of onrechtmatig tot een sociale huurwoning is toegelaten.

In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, bedraagt de opzeggingstermijn zes maanden. In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, bedraagt de opzeggingstermijn drie maanden.

Als de verhuurder de huurovereenkomst opzegt, eindigt het woonrecht, vermeld in artikel 6.27, dat de huurder op dat ogenblik uitoefent.

Titel 3. Opzegging door de huurder (... - ...)

Artikel 6.34. (01/01/2023- ...)

§1. Een huurder kan de huurovereenkomst op elk moment opzeggen met een aangetekende brief. De opzegging geldt enkel voor de huurder. Voor de huurder die de huurovereenkomst opzegt, eindigt het woonrecht, vermeld in artikel 6.27, dat hij op dat ogenblik uitoefent.

§2. Voor de laatste huurder die de huurovereenkomst opzegt, geldt een opzeggingstermijn van drie maanden, voor de andere huurder die de huurovereenkomst opzegt, geldt geen opzeggingstermijn.

In afwijking van het eerste lid kan de laatste huurder de huurovereenkomst opzeggen met een opzeggingstermijn van een maand in de volgende gevallen:
1° hij wordt opgenomen in een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 33 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
2° hij maakt gebruik van woonondersteuning bij een aanbieder van niet rechtstreeks toegankelijke zorg of ondersteuning als bepaald door de Vlaamse Regering.

[Titel 4. Beëindiging van rechtswege (verv. Decr. 9 juli 2021, art. 191, I: 1 maart 2022)] (... - ...)

Artikel 6.35. (01/01/2023- ...)

De huurovereenkomst wordt van rechtswege beëindigd:
1° als de laatste huurder overlijdt;
2° ten aanzien van de huurder die de woning niet langer als hoofdverblijfplaats betrekt zonder de huurovereenkomst te hebben opgezegd, als er nog een andere huurder overblijft;
3° als de laatste huurder, samen met zijn gezinsleden, verhuist naar een andere sociale huurwoning van dezelfde verhuurder en voor die woning een nieuwe huurovereenkomst sluit.

Als het eerste lid, 1°, van toepassing is, en er blijven geen bewoners meer over, wordt de huurovereenkomst van rechtswege beëindigd op de laatste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de verhuurder het overlijden van de laatste huurder heeft vernomen. Als er nog een of meer bewoners overblijven, wordt de huurovereenkomst van rechtswege beëindigd op de laatste dag van de maand die volgt op de datum waarop de verhuurder het overlijden van de laatste huurder heeft vernomen. De overblijvende bewoners hebben het recht om de woning nog zes maanden te betrekken na de beëindiging van de huurovereenkomst. De verhuurder kan om billijkheidsredenen beslissen om de termijn van zes maanden te verlengen tot maximaal vijf jaar. Het is niet toegestaan dat er tijdens de afgesproken termijn extra personen in de sociale huurwoning komen wonen. De verhuurder sluit een overeenkomst met de bewoner of de bewoners waarin de voorwaarden en de wederzijdse verbintenissen zijn opgenomen zoals de vergoeding voor het bewonen, de waarborgregeling, de plaatsbeschrijving, het onderhoud en de herstellingen, de kosten en lasten, en de verzekeringen en aansprakelijkheden. De vergoeding voor het bewonen wordt op dezelfde wijze berekend als de huurprijs, rekening houdend met het inkomen, de gezinssamenstelling en de kwaliteit van de sociale huurwoning.

Als het eerste lid, 2°, van toepassing is, wordt de huurovereenkomst van rechtswege beëindigd op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de overblijvende huurder de verhuurder op de hoogte heeft gebracht van het feit dat de andere huurder de woning niet meer als hoofdverblijfplaats betrekt. Als het adres bekend is, brengt de verhuurder de huurder die de woning niet meer als hoofdverblijfplaats betrekt, onmiddellijk op de hoogte van de verklaring van de overblijvende huurder en van de mogelijkheid om de feiten te weerleggen binnen de termijn die hij vastlegt, maar in ieder geval voordat de huurovereenkomst wordt beëindigd. Als de huurovereenkomst van rechtswege wordt beëindigd, eindigt voor de huurder die de woning niet meer als hoofdverblijfplaats betrekt, het woonrecht, vermeld in artikel 6.27.

Als het eerste lid, 3°, van toepassing is, wordt de huurovereenkomst beëindigd op het moment dat de nieuwe huurovereenkomst ingaat. In dat geval behoudt de huurder het woonrecht, vermeld in artikel 6.27.

Deel 11. Verhuring buiten het sociale huurstelsel (... - ...)

Artikel 6.36. (01/03/2022- ...)

§ 1. Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 zijn de bepalingen van dit boek van toepassing op de sociale huurwoningen, met uitzondering van de woningen die onder de voorwaarden, gesteld door de Vlaamse Regering:
1° worden verhuurd aan openbare besturen, aan welzijnsof gezondheidsvoorzieningen of aan organisaties die de Vlaamse Regering daartoe erkent;
2° worden verhuurd of ter beschikking worden gesteld aan de categorieën van personen die de Vlaamse Regering bepaalt.

§ 2. De verhuurder kan sociale huurwoningen die leegstaan in afwachting van renovatie, sloop of verkoop, verhuren aan openbare besturen, welzijnsof gezondheidsvoorzieningen, organisaties die de Vlaamse Regering daartoe erkent of aan natuurlijke personen. Die instanties, met uitzondering van de natuurlijke personen, kunnen de sociale huurwoning onderverhuren.

Als een natuurlijke persoon de sociale huurwoning tot hoofdverblijfplaats bestemt, zijn de bepalingen van titel II van het Vlaams Woninghuurdecreet van toepassing, met uitzondering van de bepalingen die de Vlaamse Regering aanduidt, van toepassing op de hoofden onderhuurovereenkomst of op de huurovereenkomst. Daarnaast kan de Vlaamse Regering aanvullende bepalingen uitwerken.

De Vlaamse Regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden, de termijn dat de erkenning geldt, en de procedure voor de erkenning en eventuele opheffing van de erkenning voor de organisaties, vermeld in het eerste lid.

Deel 12. Toezicht, maatregelen en sancties (... - ...)

Titel 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 6.37. (01/03/2022- ...)

De toezichthouders, vermeld in artikel 4.79, zijn bevoegd voor de controle op de naleving van de verplichtingen, opgelegd op basis van dit boek en op basis van de uitvoeringsbesluiten die genomen zijn ter uitvoering van dit boek.

De ambtenaren, vermeld in artikel 4.79, kunnen aan de betrokkenen alle gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken. Zonder afbreuk te doen aan de rechten van verdediging, moet de betrokkene aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken, binnen de door de bevoegde ambtenaren bepaalde redelijke termijn alle medewerking verlenen.

Deze ambtenaren krijgen voor de uitoefening van die bevoegdheid de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.

Titel 2. Administratieve maatregelen (... - ...)

Artikel 6.38. (01/01/2021- ...)

Met behoud van de toepassing van de hierna vermelde sancties, kunnen de volgende administratieve maatregelen worden opgelegd aan de verhuurder en de huurder van een sociale huurwoning die de voorwaarden, gesteld in dit boek of overeenkomstig dit boek, niet naleven of die hun verplichtingen niet nakomen:
1° de stopzetting of de uitvoering of het opleggen van werken, handelingen of activiteiten;
2° het verbod opleggen op het gebruik van installaties, toestellen of houden van dieren, als die overmatige hinder veroorzaken.

Artikel 6.39. (01/01/2021- ...)

De administratieve maatregelen bevatten de einddatum om er uitvoering aan te geven. Bij de bepaling van die uitvoeringstermijn wordt rekening gehouden met de tijd die redelijkerwijs is vereist om er uitvoering aan te geven.

Artikel 6.40. (01/01/2021- ...)

De toezichthouders, vermeld in artikel 4.79, zijn bevoegd voor het opleggen van administratieve maatregelen.

Artikel 6.41. (01/01/2021- ...)

De administratieve maatregelen kunnen de vorm aannemen van een bevel of een feitelijk handelen, op kosten van de vermoedelijke overtreder, om ofwel de inbreuk te beëindigen, ofwel zijn gevolgen geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken ofwel herhaling ervan te voorkomen.

Artikel 6.42. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen inzake de vorm en de inhoud van de administratieve maatregelen.

Titel 3. Administratieve geldboete (... - ...)

Artikel 6.43. (01/03/2022- ...)

§1. De toezichthouders, vermeld in artikel 4.79, zijn bevoegd voor het opleggen van administratieve geldboetes.

Een administratieve geldboete kan worden opgelegd aan de huurder van een sociale huurwoning die een verplichting als vermeld in artikel 6.20, niet naleeft.


De administratieve geldboete kan alleen worden opgelegd als de huurder na ingebrekestelling en aanmaning om zijn verplichtingen binnen de opgelegde termijn na te komen, verzuimt om dat te doen.

In afwijking daarvan kan voor een inbreuk op de verplichtingen, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 7°, ook nog een administratieve geldboete worden opgelegd, ook al is de inbreuk al beëindigd.

Als de toezichthouder een administratieve geldboete heeft opgelegd, zal hij als dat nodig is een nieuwe redelijke termijn bepalen waarbinnen de huurdersverplichting alsnog moet zijn nagekomen. De Vlaamse Regering kan de maximale termijn bepalen.

§2. Een administratieve geldboete kan niet worden opgelegd als:
1° voor het betrokken feit reeds eerder een administratieve geldboete werd opgelegd;
2° de strafrechter voor het betrokken feit reeds een uitspraak in eerste aanleg heeft gedaan;
3° voor het feit in kwestie de verhuurder de opzegging, vermeld in artikel 6.33, §3, eerste lid, betekend heeft.

Artikel 6.44. (01/01/2021- ...)

De administratieve geldboete mag niet lager zijn dan 25 euro en niet hoger dan 5000 euro. Bij het opleggen van de administratieve geldboete mag er geen kennelijke wanverhouding bestaan tussen de feiten die aan de administratieve geldboete ten grondslag liggen, en de boete die op grond van die feiten wordt opgelegd.

Artikel 6.45. (01/01/2021- ...)

Zowel de huurder als de verhuurder wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete op de hoogte gebracht met een aangetekende brief met ontvangstbewijs. De kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete en, op straffe van nietigheid, de modaliteiten van de verzoekschriftprocedure, vermeld in artikel 6.46.

Artikel 6.46. (01/01/2021- ...)

De huurder kan binnen een vervaltermijn van zestig dagen vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van de afgifte op de post van de aangetekende brief, vermeld in artikel 6.45, met een gemotiveerd verzoekschrift de administratieve geldboete betwisten en om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling van de administratieve geldboete vragen. Na het verstrijken van die termijn is de beslissing definitief. De datum van de afgifte op de post voor de verzending van het verzoekschrift geldt als datum van verzending.

Het verzoekschrift wordt op straffe van onontvankelijkheid ingediend met een aangetekende brief en schorst de bestreden beslissing. In het verzoekschrift kan de huurder vragen om mondeling gehoord te worden.

De toezichthouder beslist over het verzoekschrift en verzendt zijn beslissing met een aangetekende brief aan de huurder binnen een vervaltermijn van dertig dagen vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van de afgifte op de post van het verzoekschrift, vermeld in het eerste lid. Die termijn wordt verlengd tot zestig dagen als er op verzoek van de huurder een hoorzitting gehouden wordt.

De toezichthouder kan de voormelde termijnen eenmalig verlengen met dertig dagen met een aangetekende brief die gericht is aan de betrokkene.

Als de beslissing niet is verzonden binnen de gestelde termijn, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd. De datum van de afgifte op de post voor de verzending van de beslissing geldt als datum van verzending.

Artikel 6.47. (01/01/2021- ...)

Tegen de beslissing van de toezichthouder, vermeld in artikel 6.46, derde lid, kan de huurder binnen een vervaltermijn van zestig dagen vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van de afgifte op de post van de aangetekende brief, vermeld in artikel 6.46, derde lid, beroep aantekenen bij de burgerlijke rechtbank. Dat beroep werkt schorsend.

Artikel 6.48. (01/01/2021- ...)

De administratieve geldboete moet worden betaald binnen zestig dagen nadat de beslissing definitief is geworden.

De toezichthouder kan uitstel van betaling verlenen voor een door hem bepaalde termijn.

Artikel 6.49. (01/01/2021- ...)

De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 6.50. (01/01/2021- ...)

De opbrengst van de administratieve geldboeten wordt toegewezen aan het Fonds voor de Wooninspectie, vermeld in artikel 19 van het decreet van 29 juni 2007 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2007.

Artikel 6.51. (01/01/2021- ...)

Bij wanbetaling van de administratieve geldboete en toebehoren wordt een dwangbevel uitgevaardigd door de ambtenaar die belast is met de invordering. Dat dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die daartoe is aangewezen door de Vlaamse Regering.

Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot of met een aangetekende brief.

Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.

Titel 4. Strafsancties (... - ...)

Artikel 6.52. (01/01/2021- ...)

Met behoud van de toepassing van de strafbepalingen van artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek wordt een persoon gestraft met:
1° een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden of een werkstraf met een maximale duur van 250 uren of met een geldboete van 26 tot 500 euro als hij de verplichtingen, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 1°, 2° of 3°, niet nakomt;
2° een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar of een werkstraf met een maximale duur van 250 uren of met een geldboete van 1.000 tot 5.000 euro, als hij, het krachtens titel 1, 2 en 3 van dit deel en de uitvoeringsbesluiten ervan geregelde toezicht verhindert.

Artikel 6.53. (01/01/2021- ...)

Met behoud van de toepassing van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd, kan de toezichthouder, vermeld in artikel 4.79, in het kader van een onderzoek naar effectieve bewoning met het oog op de vaststelling van de misdrijven, vermeld in artikel 6.52, de verbruiksgegevens van water, elektriciteit en gas opvragen bij de nutsbedrijven of de distributienetbeheerders.

De nutsbedrijven of de distributienetbeheerders moeten de verbruiksgegevens binnen een termijn van 14 dagen na ontvangst van de aanvraag aan de toezichthouder bezorgen.

De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de toezichthouder de verbruiksgegevens kan opvragen en de manier waarop de gegevens moeten worden bezorgd.

Boek 7. Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 7.1. (01/01/2021- ...)

De bij deze codex bepaalde verplichting om lasten inzake de verwezenlijking van een bescheiden woonaanbod te verbinden aan specifieke stedenbouwkundige en verkavelingsvergunningen, omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen en omgevingsvergunningen voor het verkavelen van gronden, geldt ten aanzien van alle betrokken vergunningsaanvragen die vanaf 1 september 2009 in eerste administratieve aanleg worden ingediend. De datum van indiening is de datum waarop de aanvraag regelmatig bij het vergunningverlenende bestuursorgaan wordt betekend. De herindiening van een eerder niet ontvankelijk en /of niet volledig verklaard dossier wordt beschouwd als een nieuwe aanvraag.

Ten aanzien van aanvragen voor verkavelingswijzigingen of bijstellingen van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden die vanaf 1 september 2009 in eerste administratieve aanleg worden ingediend, geldt het eerste lid enkel indien de verkavelingswijziging of bijstelling van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden leidt tot een uitbreiding van het project, wat betreft het aantal loten en/of de grondoppervlakte, die voor gevolg heeft dat het nog niet bebouwde, verkochte, verhuurde of aan een erfpacht of opstalrecht onderworpen gedeelte van de verkaveling aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.93, eerste lid, voldoet. De omvang van de last wordt berekend op basis van dat nog niet bebouwde, verkochte, verhuurde of aan een erfpacht of opstalrecht onderworpen gedeelte.

Artikel 7.2. (01/01/2021- ...)

Bij het vaststellen van een norm inzake bescheiden woonaanbod en bij het opleggen van een last met het oog op de verwezenlijking van een bescheiden woonaanbod wordt geen rekening gehouden met gronden waarbij voldaan is aan alle volgende voorwaarden:
1° de onderhandse akte betreffende de aankoop van de gronden heeft vaste datum gekregen in de periode vanaf 1 januari 2003 tot en met 16 december 2008;
2° de gronden zijn op het ogenblik van de ondertekening van de onderhandse akte gelegen in woongebied;
3° uiterlijk op 16 december 2008 heeft een financiële transactie tussen koper en verkoper plaatsgevonden, inzonderheid de betaling van een voorschot.

Indien het gaat om een aankoop onder opschortende voorwaarde geldt naast de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, de bijkomende eis dat de termijn tussen de ondertekening van de akte en de uiterste realisatiedatum van de voorwaarde ten hoogste twee jaar bedraagt.

De bewijslast rust op de aanvrager van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden.

Artikel 7.3. (01/01/2021- ...)

In afwijking van artikel 5.99, 1° en 2°, zijn bouwprojecten waarbij uitsluitend zorgvoorzieningen worden opgericht en bouwprojecten die een vermenging realiseren van zorgvoorzieningen enerzijds en privéwoningen anderzijds, voor wat het aandeel zorgvoorzieningen betreft, niet onderworpen aan een norm bescheiden woonaanbod als vermeld in hoofdstuk 1, 2 of 3 van titel 1 van boek 5, deel 9, voor zover de betrokken vergunningsaanvragen in eerste administratieve aanleg worden ingediend uiterlijk op de datum waarop de Vlaamse Regering haar goedkeuring hecht aan het besluit dat de aanvullende erkenningsvoorwaarden vastlegt voor groepen van assistentiewoningen in de zin van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009. De datum van indiening is de datum waarop de aanvraag regelmatig bij het vergunningverlenende bestuursorgaan wordt betekend. De herindiening van een eerder niet ontvankelijk en/of niet volledig verklaard dossier wordt beschouwd als een nieuwe aanvraag.

Het eerste lid kan slechts worden toegepast vanaf 6 februari 2012.

Artikel 7.4. (01/01/2022- ...)

§1. Onverminderd §3, worden de hierna vermelde bepalingen van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971 en gewijzigd bij de wet van 18 mei 1973, voor het Vlaamse Gewest gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1978 en bij de decreten van 16 november 1983, 30 oktober 1984, 30 november 1988, 5 juli 1989, 4 april 1990, 23 oktober 1991 en 22 december 1995 en 8 juli 1996 opgeheven voor het Vlaamse Gewest:
1° hoofdstuk 1 tot en met 4 van titel I, met uitzondering van artikel 9, tweede lid, 20, tweede lid, 21 en 23, alsook artikel 71, 79, 80bis, 81 tot en met 82bis, 90, 92, 93 en 96bis, § 1 tot en met § 5 en § 8;
2° artikel 67, 68 en 94bis;
3° artikel 80ter en 96bis, § 7;
4° hoofdstuk 5 van titel I, hoofdstuk 5 van titel III en artikel 91 en 96, §§ 1 en 2;
5° hoofdstuk 6 van titel I en artikel 96ter;
6° artikel 80, 94, 95 en 96, § 3.

§2. Zolang ze niet worden opgeheven, blijven de hierna vermelde bepalingen van de Huisvestingscode in het Vlaamse Gewest van toepassing, waarbij er rekening wordt gehouden met de latere wijzigingen ervan,
1° artikel 9, tweede lid, wat de woningen betreft die het Vlaamse Gewest, als rechtsopvolger van het Nationaal Instituut voor de Huisvesting, afgeschaft bij de wet van 28 december 1984, bouwt in het kader van vernieuwende en experimentele woonprojecten zoals bedoeld in artikel 5.3 van deze codex;
2° artikel 20, tweede lid, en 21 wat de onroerende verrichtingen van de VHM of haar rechtsopvolger en de woonmaatschappijen betreft;
3° artikel 23, wat de akten betreffende de VHM of haar rechtsopvolger en de woonmaatschappijen betreft;
4° artikel 89 wat de akten betreffende de in artikel 5.58, vermelde kredietmaatschappijen betreft.

§3. In afwijking van §1 blijven de hierna vermelde bepalingen van de Huisvestingscode gelden voor de ernaast vermelde verrichtingen, voor zover die verrichtingen dateren van vóór de inwerkingtreding van de opheffingsbepalingen van §1 die er betrekking op hebben:
1° artikel 38, tweede lid, 1°, a) en b), 41, 79, 80bis en 81 tot en met 82bis, wat de door de Staat en het Vlaamse Gewest te dragen lasten betreft inzake gewaarborgde leningen, aangegaan door de VHM, het VWF of hun rechtsvoorgangers;
2° artikel 83, wat de gewaarborgde sociale leningen betreft en artikel 87, wat de gewaarborgde leningen voor middelgrote woningen betreft;
3° artikel 57 tot en met 60, wat de leningen aangegaan door mijnwerkers betreft;
4° artikel 80, 94, 95 en 96, §3, wat de subsidiedossiers betreft waarvoor reeds een vastlegging van kredieten werd genomen, of waarvan operaties en werkzaamheden zijn opgenomen op een door de Vlaamse Regering goedgekeurd programma;
5° artikel 84 en 96, §1 en §2, wat betreft de door gezinnen of alleenstaanden ingediende aanvragen voor premies en tegemoetkomingen in de kosten. 

Artikel 7.5. (01/01/2021- ...)

De erkenning die voor 1 juli 2006, door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij is verleend aan in artikel 4.36, §1, eerste lid, vermelde vennootschappen, hetzij overeenkomstig het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van een Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, hetzij overeenkomstig deze codex, geldt ten opzichte van de Vlaamse Regering tot op de datum van de beslissing tot erkenning of tot weigering van de erkenning overeenkomstig artikel 4.36, §1, derde lid, maar uiterlijk tot op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum.

Artikel 7.6. (01/01/2021- ...)

Zolang ze niet worden gewijzigd, vervangen of opgeheven blijven de besluiten en andere regelingen, genomen of vastgesteld ter uitvoering van de wettelijke en decretale bepalingen die worden opgeheven bij artikel 103, §1, 104 en 105 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van toepassing voor de inwerkingtreding van deze codex, gelden, voor zover ze niet zonder voorwerp zijn, noch in tegenstrijd zijn met de bepalingen van het voormelde decreet.

Artikel 7.7. (01/01/2021- ...)

Deze codex treedt in werking op 1 januari 2021.

(01/01/2021- ...)

Artikel 1.1: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 1; de zin “Dit decreet, hierna de Vlaamse Wooncode te noemen, regelt een gewestaangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet” wordt vervangen.

Artikel 1.3: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2, §1 tot en met §5, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 24 december 2004 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005, artikel 59, bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 20, bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 30, bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 3, bij het decreet van 9 maart 2012 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de beleidsondersteunende opdracht voor het beleidsveld Woonbeleid, bij het decreet van 23 maart 2012 tot overname van personeelsleden van de vzw Vlaams Overleg Bewonersbelangen door de VMSW en het Agentschap Wonen-Vlaanderen en houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat de huurdiensten betreft, artikel 3, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 3, bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 6, bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel 18, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 6, bij het decreet van 10 maart 2017 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat het verbeteren van de brandveiligheid door het algemeen invoeren van optische rookmelders voor woningen betreft, artikel 2, bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 2, bij het decreet van 22 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 20, bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 2, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 3; de zin “Voor de toepassing van de Vlaamse Wooncode en de besluiten genomen ter uitvoering ervan, worden de hierna vermelde begrippen gebruikt” wordt vervangen. In het tweede lid, wordt de zin “De Vlaamse Regering kan de betekenis van bovengenoemde begrippen nader omschrijven” aangevuld met de zinsnede “, met uitzondering van de punten 3°, 6°, 11°, 12°, 14°, 15°, 20°, 26°, 32°, 39°, 40°, 43°, 45°, 46°, 47°, 60°, 61°, 62°, 68°, 71°, 72°, 74° en 75°.”.
Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 1.2, gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2, bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 11, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 55, bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel 25, bij het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 254, bij het decreet van 22 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 21; In overeenstemming met aanwijzing 115 van omzendbrief wetgevingstechniek wordt punt 45° verder onderverdeeld met behulp van letters in plaats van cijfers. In punt 47° wordt onderdeel d) geschrapt en opgenomen in onderdeel c).
Decreet van 28 maart 2014 houdende een subsidie voor investeringen in residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen voor woonwagenbewoners, artikel 2;

Artikel 1.4: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2bis.

Artikel 1.5: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 3.

Artikel 1.6: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 4, gewijzigd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 3 en het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan, artikel 66.

Artikel 1.7: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 4bis, gewijzigd bij decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 8, en bij het decreet van 3 juli 2020 tot opheffing van de Vlaamse Woonraad om een proactief stakeholdersplatform te kunnen oprichten en tot wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 2.

Artikel 2.1: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 21, vervangen bij het decreet van 3 juli 2020 tot opheffing van de Vlaamse Woonraad om een proactief stakeholdersplatform te kunnen oprichten en tot wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 4.

Artikel 2.2: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 28, §1 en §2, eerste en tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 28, en bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 8.

Artikel 2.3: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 28, §3, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 28.

Artikel 2.4: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 28, §2, derde en vierde lid, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2007 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2007, artikel 16.

Artikel 2.5: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29, 3°, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 29.

Artikel 2.6: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.7, §1, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 59; in het eerste lid zijn de zinsneden “1°” en “2°” weggelaten.

Artikel 2.7: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.7, §2, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 59.

Artikel 2.8: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.15.

Artikel 2.9: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2.2.6, §1, gewijzigd bij gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010, artikel 103, bij het decreet van 9 juli 2010 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3, en bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 46.

Artikel 2.10: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2.2.6, §§2-4, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 15, bij het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 255, en bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 46.

Artikel 2.11: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2.2.6, §4/1, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 46; het begrip ‘een zakelijk gerechtigde’ wordt vervangen door het begrip ‘de houder van het zakelijk recht’.

Artikel 2.12: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2.2.6, §5.

Artikel 2.13: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2.2.6, §6, gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 5.

Artikel 2.14: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2.2.6, §7, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010, artikel 103, en bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 46.

Artikel 2.15: Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, artikel 25, §1, vervangen bij het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, artikel 12.

Artikel 2.16: Decreet 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, artikel 25, §2, vervangen bij het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, artikel 12.

Artikel 2.17: Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, artikel 25, §3, vervangen bij het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, artikel 12.

Artikel 2.18: Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, artikel 25, §4, vervangen bij het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, artikel 12.

Artikel 2.19: Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, artikel 25, §5, vervangen bij het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, artikel 12.

Artikel 2.20: Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, artikel 25, §6, vervangen bij het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, artikel 12.

Artikel 2.21: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 22, §1, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 24, gewijzigd bij het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.2.17, en bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 4.

Artikel 2.22: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 22, §2, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 24, gewijzigd bij decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.2.17, bij het decreet van 9 maart 2012 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de beleidsondersteunende opdracht voor het beleidsveld Woonbeleid, artikel 3, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 4, bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 83, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 17, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 3.

Artikel 2.23: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 22bis, §1 en §2, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 46, bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 4, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 5, bij het decreet van 4 april 2014 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid, artikel 81, en bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 19.

Artikel 2.24: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 22bis, §1bis, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 5.

Artikel 2.25: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 22ter, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 21.

Artikel 2.26: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.1, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 53.

Artikel 2.27: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.2, §1, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 54.

Artikel 2.28: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.2, §1/1, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 54.

Artikel: 2.29: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.2, §2.

Artikel: 2.30: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.3, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 54; de zinsnedes “volgende delen: 1°”, “2°” en “3°” zijn weggelaten.

Artikel 2.31: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.4, §1, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 28, het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 57, het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 56.

Artikel 2.32: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.4, §2, gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 5, bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 28, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 57, bij het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 258, en bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 56.

Artikel 2.33: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.4, §3, eerste lid.

Artikel 2.34: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.5, ingevoegd bij het decreet van 12 oktober 2018 houdende wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, wat betreft de afstemming op de vrijwillige samenvoeging van gemeenten, artikel 3.

Artikel 2.35: Decreet van 28 maart 2014 houdende een subsidie voor investeringen in residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen voor woonwagenbewoners, artikel 3.

Artikel 2.36: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 23, §1.

Artikel 2.37: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 23, §2, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 25.

Artikel 2.38: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 24, §1, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 26, het decreet van 9 maart 2012 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de beleidsondersteunende opdracht voor het beleidsveld Woonbeleid, artikel 4, vervangen bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 6, gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), artikel 175.

Artikel 2.39: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 24, §2.

Artikel 2.40: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 24, §3, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 22.

Artikel 3.1: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 5, §§1-3, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 7, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 9, bij het decreet van 10 maart 2017 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat het verbeteren van de brandveiligheid door het algemeen invoeren van optische rookmelders voor woningen betreft, artikel 3, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 4.

Artikel: 3.2: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 6, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 10.

Artikel 3.3: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 5, §4, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 7 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 4.

Artikel 3.4: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 11, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 7.

Artikel 3.5: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 5, §6, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 4.

Artikel 3.6: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 7, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 5. 

Artikel 3.7: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 8, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 10, en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 6.

Artikel 3.8: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 9, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 11.

Artikel 3.9: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 10, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 12, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 12 en bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: “Vlaams Woninghuurdecreet”), artikel 67.

Artikel 3.10: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14bis, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 8.

Artikel 3.11: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14ter, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 8.

Artikel 3.12: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 15, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 17, en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 9.

Artikel 3.13: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 16, §1, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 18 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 10.

Artikel 3.14: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 16, §2, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 18.

Artikel 3.15: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 16, §3, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 18.

Artikel 3.16: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 16bis, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 19.

Artikel 3.17: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 16ter, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 19 en gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 13.

Artikel 3.18: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 16quater, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 19.

Artikel 3.19: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 16quinquies, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 11.

Artikel 3.20: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 16sexies, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 11.

Artikel 3.21: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 16septies, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 11.

Artikel 3.22: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 16octies, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 11.

Artikel 3.23: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 16novies, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 11.

Artikel 3.24: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 17, §1, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 20 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 12.

Artikel 3.25: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 17, §2, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 20.

Artikel 3.26: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 17, §3, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 20.

Artikel 3.27: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 17, §4, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 20.

Artikel 3.28: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 17, §5, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 20.

Artikel 3.29: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 17, §6, vervangen bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 20.

Artikel 3.30: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 18, gewijzigd bij het decreet van 23 maart 2012 tot overname van de personeelsleden van de vzw Vlaams overleg Bewonersbelangen door de VMSW en het Agentschap Wonen-Vlaanderen en houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat de huurdiensten betreft, artikel 4, bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 22 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 14.

Artikel 3.31: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 19, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 40, en bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 23.

Artikel 3.32: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 17bis, §1, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 21, en gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 14 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 13.

Artikel 3.33: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 17bis, §2, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 21, en gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 14. 

Artikel 3.34: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20, §1, eerste lid, vervangen bij het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking, artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 41, bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 24 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 15.

Artikel 3.35: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20, §1, tweede lid, vervangen bij het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking, artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 41, bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 24.

Artikel 3.36: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20, §1, derde lid, vervangen bij het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking, artikel 8, en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 24.

Artikel 3.37: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20, §2, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 41, en bij het decreet van 4 mei 2016 houdende wijziging van diverse decreten ingevolge de integratie van de opdrachten van het agentschap Inspectie RWO in het departement Leefmilieu, Natuur en Energie en het agentschap Wonen-Vlaanderen, alsook betreffende de begrotingsfondsen en andere technische aanpassingen, artikel 5.

Artikel 3.38: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20, §3, vervangen door het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 24.

Artikel 3.39: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2, §5, tweede, derde en vierde lid, toegevoegd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 3, gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), artikel 174; in dit artikel is de verwijzing naar de toezichthouder geschrapt.

Artikel 3.40: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2, §6, toegevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 6; in dit artikel is de verwijzing naar de toezichthouder geschrapt.

Artikel 3.41: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2, §7, toegevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 6; in dit artikel is de verwijzing naar de toezichthouder geschrapt.

Artikel 3.42: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2, §8, toegevoegd bij het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), artikel 174, en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 tot uitvoering van artikel 190 van het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), artikel 8; in dit artikel is de verwijzing naar de toezichthouder geschrapt.

Artikel 3.43: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20bis, §1, ingevoegd bij het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking, artikel 9, gewijzigd bij het decreet van 21 november 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2008, artikel 30 en 31, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 42, bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 25 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 16.

Artikel 3.44: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20bis, §§2-5, ingevoegd bij het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking, artikel 9, gewijzigd bij het decreet van 21 november 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2008, artikel 30 en 31, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 42, bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 25 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 16.

Artikel 3.45: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20bis, §5bis, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 15.

Artikel 3.46: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20bis, §6, ingevoegd bij het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking, artikel 9, vervangen bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 42, bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 25, bij het decreet van 4 mei 2016  houdende wijziging van diverse decreten ingevolge de integratie van de opdrachten van het agentschap Inspectie RWO in het departement Leefmilieu, Natuur en Energie en het agentschap Wonen-Vlaanderen, alsook betreffende de begrotingsfondsen en andere technische aanpassingen, artikel 24, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 15 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 16.

Artikel 3.47: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20bis, §7, ingevoegd bij het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking, artikel 9, gewijzigd bij het decreet van 21 november 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2008, artikel 33, het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 42 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 16.

Artikel 3.48: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20bis, §8, ingevoegd bij het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking, artikel 9, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 42, bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 25.

Artikel 3.49: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20ter, ingevoegd bij het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking, artikel 9, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 43, bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 26 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 17.

Artikel 3.50: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20quater, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 44, en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 27, bij het het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 16 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 18.

Artikel 3.51: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20quinquies, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 45 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 19. 

Artikel 3.52: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20, §4, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 24 en vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 15.

Artikel 3.53: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20, §4, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 24 en vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 15.

Artikel 3.54: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20, §4, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 24 en vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 15.

Artikel 3.55: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 20, §4, vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 24 en vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 15.

Artikel 4.1: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 25.

Artikel 4.2: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 25bis, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 4.

Artikel 4.3: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 26.

Artikel 4.4: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 27, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 27, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 5.

Artikel 4.5: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 27bis, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 7 en gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 23; het punt 2° is leeg, zodat de punten 3°, 4° en 5° hernummerd zijn tot de punten 2°, 3° en 4°.

Artikel 4.6: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29, eerste lid, 1°, 2° en 4°, ingevoegd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 29; de zinsnede “3° de uitvoering van het gemeentelijke woonbeleid wordt gevolgd;” wordt geschrapt en punt 4° wordt hernummerd tot punt 3°.

Artikel 4.7: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 30, §1, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 33, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 48, bij het decreet van 7 december 2018 bestuursdecreet, artikel IV.31, bij het decreet van 29 maart 2019 houdende de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën, artikel 119.

Artikel 4.8: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 30, §2, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 33, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 48, bij het decreet van 7 december 2018 bestuursdecreet, artikel IV.31, bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 7.

Artikel 4.9: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 30, §3, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 33.

Artikel 4.10: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 31, eerste lid, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 34.

Artikel 4.11: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 31, tweede lid, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 34.

Artikel 4.12: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 32, §1, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 35.

Artikel 4.13: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 33, §1, eerste en tweede lid, en §3, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 36, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 49, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 11, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 25, bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 4, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 8.

Artikel 4.14: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 33, §4, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 49.

Artikel 4.15: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 33, §1, vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 49.

Artikel 4.16: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 38, §1, tweede lid, vervangen bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 13.

Artikel 4.17: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 33, §1, vierde, zesde en zevende lid, vervangen door het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 36, gewijzigd bij het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.2.19, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 49, bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 5, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 11, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 25, bij het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), artikel 176, bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 4, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 9; in het eerste lid is punt 7° leeg, zodat de punten 8° tot en met 11° hernummerd zijn tot de punten 7° tot en met 10°. Aangezien er twee punten 11° zijn, kan het laatste punt 11° hetzelfde nummer behouden.

Artikel 4.18: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102, gewijzigd bij het decreet van 23 maart 2012 tot overname van personeelsleden van de vzw Vlaams Overleg Bewonersbelangen door de VMSW en het Agentschap Wonen-Vlaanderen en houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat de huurdiensten betreft, artikel 12.

Artikel 4.19: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 33, §1, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 23 maart 2012 tot overname van personeelsleden van de vzw Vlaams Overleg Bewonersbelangen door de VMSW en het Agentschap Wonen-Vlaanderen en houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat de huurdiensten betreft, artikel 6, gewijzigd bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 4; het woord “ook” in de eerste zin is weggelaten.

Artikel 4.20: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 33, §5, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 4.

Artikel 4.21: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 33, §10, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 4.

Artikel 4.22: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 33, §§6-8, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 4.

Artikel 4.23: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 33, §9, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 4.

Artikel 4.24: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 34, §1, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 37, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 50, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 12, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 26, bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 10.

Artikel 4.25: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 34, §1, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 6, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 12, bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel 19, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 26, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 10.

Artikel 4.26: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 34, §2, eerste en tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 37.

Artikel 4.27: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 34, §3, eerste lid, 1°, 3°, 3°/1, 4° en 5°, en het tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 24 december 2004 houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2004, artikel 25, bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 37, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 50, bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 6, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 12, bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel 19, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 26, bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 5, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 10; het punt 2°/1 is leeg en geschrapt. Punt 3°, 3°/1, 4° en 5° zijn hernummerd tot punt 2° tot en met 5°.

Artikel 4.28: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 34, §2, derde lid, vervangen bij het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, artikel 2, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 37, en bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 26.

Artikel 4.29: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 34, §4, ingevoegd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 37.

Artikel 4.30: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 34, §5, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 50.

Artikel 4.31: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 36, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 39, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 7, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 12.

Artikel 4.32: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 37, eerste en tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 40, en bij het decreet van 11 december 2015 houdende de invoering van een nieuwe regeling voor de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds, artikel 2.

Artikel 4.33: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 37, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 11 december 2015 houdende de invoering van een nieuwe regeling voor de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds, artikel 2.

Artikel 4.34: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 37, vierde lid, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 40,

Artikel 4.35: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 38, §2, vervangen bij het decreet van 23 december 2011  houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 13.

Artikel 4.36:  Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 40, §1, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 44, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 53, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 27, bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 6, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 13.

Artikel 4.37: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 40, §2, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 44, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 53, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 14.

Artikel 4.38: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 40, §3, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 44.

Artikel 4.39: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 40, §4, vervangen bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 53.

Artikel 4.40: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 41, §1, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 44, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 54;
decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29, tweede lid, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 29.

Artikel 4.41: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 42bis, ingevoegd bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel 20, en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 15.

Artikel 4.42: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 41, §2, eerste en derde lid, ingevoegd bij het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.2.20, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 15.

Artikel 4.43: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 41, §3, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 54.

Artikel 4.44: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 41, §4, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 5.

Artikel 4.45: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 42, eerste, tweede en derde lid, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 44, gewijzigd bij het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.2.21, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 55, bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 9, en bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 28.

Artikel 4.46: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 42, vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 55.

Artikel 4.47: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 44, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 44, en gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 17.

Artikel 4.48: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 45, vervangen bij het decreet van van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 44.

Artikel 4.49: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 46, vervangen bij het decreet van van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 44.

Artikel 4.50: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 49, §3, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 8.

Artikel 4.51: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 48, vervangen bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 58, en gewijzigd bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 7.

Artikel 4.52: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 49, §1, vervangen bij het decreet van van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 44.

Artikel 4.53: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 49, §2, vervangen bij het decreet van van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 44.

Artikel 4.54: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 56, §1 en §§3-5, vervangen bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 9, gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 16 en 17; in het eerste lid zijn de woorden “huurdersbonden en” weggelaten. In het tweede lid, eerste zin is tussen de woorden “moet” en “ten minste aan” het woord “sociaal verhuurkantoor” ingevoegd en zijn de woorden “zijn voldaan” vervangen door het woord “voldoen”. In het tweede lid, 1°, 2° en 3° zijn de woorden “de huurdienst” telkens vervangen door de woorden “het sociaal verhuurkantoor”. In het tweede lid is de oorspronkelijke nummering uit artikel 56, §4 van de Vlaamse Wooncode aangepast.

Artikel 4.55: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 56, §2, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid, vervangen bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 9, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 6.

Artikel 4.56: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 58, vervangen bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 23; de zinsnede “, en van de ondersteuningsstructuur, vermeld in artikel 57” is geschrapt.

Artikel 4.57: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 56bis, §2-4, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 10, en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 18.

Artikel 4.58: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 56ter, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 1997 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 7.

Artikel 4.59: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 58bis, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 8.

Artikel 4.60: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 50, §1, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 19.

Artikel 4.61: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 50, §2, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 19.


Artikel 4.62: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 51.

Artikel 4.63: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 50, §2, tweede lid, vervangen bij het decreet van 11 december 2015 houdende de invoering van een nieuwe regeling voor de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds, artikel 3.

Artikel 4.64: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 52, gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2003, artikel 24, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 20, en bij het decreet van 11 december 2015 houdende de invoering van een nieuwe regeling voor de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds, artikel 4.

Artikel 4.65: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 53.

Artikel 4.66: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 54, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 21, en bij het decreet van 11 december 2015 houdende de invoering van een nieuwe regeling voor de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds, artikel 5.

Artikel 4.67: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 55, vervangen bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 30, en gewijzigd bij het decreet van 07 december 2018 bestuursdecreet, artikel IV.33.

Artikel 4.68: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 56, §1, §3 en §5, vervangen bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 9; in het eerste lid zijn de woorden “en sociale verhuurkantoren” weggelaten.

Artikel 4.69: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 56, §2, eerste en tweede lid, vervangen bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 9.

Artikel 4.70: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 58, vervangen bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 23; de zinsnede “, en van de ondersteuningsstructuur, vermeld in artikel 57” is weggelaten. 

Artikel 4.71: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 56bis, §1, §3 en §4, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 10; in het tweede lid zijn de woorden “een van de sancties” vervangen door de woorden “de sanctie”. In het derde lid werd het woord “sancties” vervangen door het woord “sanctie”.

Artikel 4.72: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 57, eerste en tweede lid, vervangen bij het decreet van 23 maart 2012 tot overname van personeelsleden van de vzw Vlaams Overleg Bewonersbelangen door de VMSW en het Agentschap Wonen-Vlaanderen en houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat de huurdiensten betreft, artikel 8.

Artikel 4.73: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 57, derde lid, vervangen bij het decreet van 23 maart 2012 tot overname van personeelsleden van de vzw Vlaams Overleg Bewonersbelangen door de VMSW en het Agentschap Wonen-Vlaanderen en houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat de huurdiensten betreft, artikel 8.

Artikel 4.74: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 58, vervangen bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 23; de zinsnede “van de erkende huurdiensten, vermeld in artikel 56, en” is geschrapt.

Artikel 4.75: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 77septies, §1, ingevoegd bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: Vlaams Woninghuurdecreet), artikel 70.

Artikel 4.76: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 77septies, §2, ingevoegd bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: Vlaams Woninghuurdecreet), artikel 70.

Artikel 4.77: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 77octies, ingevoegd bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: Vlaams Woninghuurdecreet), artikel 70.

Artikel 4.78: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 77septies, §3, ingevoegd bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: Vlaams Woninghuurdecreet), artikel 70.

Artikel 4.79: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29bis, §1, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 30, vervangen bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 47, gewijzigd bij het decreet van 23 maart 2012 tot overname van personeelsleden van de vzw Vlaams Overleg Bewonersbelangen door de VMSW en het Agentschap Wonen-Vlaanderen en houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat de huurdiensten betreft, artikel 5, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 9, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 24, bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 3, bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: "Vlaams Woninghuurdecreet"), artikel 68, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 6.

Artikel 4.80: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29bis, §1, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 30, vervangen bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 47.

Artikel 4.81: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29bis, §1, tweede lid, en §2, ingevoegd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 30, vervangen bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 47, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 3.

Artikel 4.82: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2, §6, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 6; in het eerste lid is de zinsnede “wooninspecteurs, vermeld in artikel 20, § 2, of de” telkens geschrapt.

Artikel 4.83: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2, §7, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 6; in het eerste en derde lid is de zinsnede “wooninspecteurs, vermeld in artikel 20, § 2, of de” telkens geschrapt.

Artikel 4.84: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2, §8, ingevoegd bij het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), artikel 174, vervangen door het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 tot uitvoering van artikel 190 van het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), artikel 8; in het eerste en het tweede lid is de zinsnede “de ambtenaren, vermeld in artikel 20, § 2, van dit decreet, en” telkens geschrapt. In het zesde lid is de zinsnede “de ambtenaren, vermeld in artikel 20, § 2, en” geschrapt.

Artikel 4.85: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29bis, §3, eerste tot en met vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 47.

Artikel 4.86: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29bis, §4, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 47.

Artikel 4.87: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29bis, §5, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 47.

Artikel 4.88: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29bis, §6, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 47.

Artikel 4.89: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29bis, §7, eerste tot en met derde lid, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 47, gewijzigd bij het decreet van 23 maart 2012 tot overname van personeelsleden van de vzw Vlaams Overleg Bewonersbelangen door de VMSW en het Agentschap Wonen-Vlaanderen en houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat de huurdiensten betreft, artikel 5, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 9, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 6.

Artikel 4.90: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29bis, §7, vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 47.

Artikel 4.91: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 29bis, §8, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 9, gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2016 houdende wijziging van diverse decreten ingevolge de integratie van de opdrachten van het agentschap Inspectie RWO in het departement Leefmilieu, Natuur en Energie en het agentschap Wonen-Vlaanderen, alsook betreffende de begrotingsfondsen en andere technische aanpassingen, artikel 6.

Artikel 5.1: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 59, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 49, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 24, en bij het decreet van 29 maart 2019 houdende de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën (citeeropschrift: "Vlaamse Codex Overheidsfinanciën" of "VCO"), artikel 120.

Artikel 5.2: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 59, eerste en derde lid, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 49, bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 49, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 62, bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 92, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 31.

Artikel 5.3: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 59, vierde lid.

Artikel 5.4: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 59, vijfde lid.

Artikel 5.5: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 77bis, eerste en tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003, artikel 23, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 40, en bij het decreet van 29 maart 2019 houdende de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën (citeeropschrift: "Vlaamse Codex Overheidsfinanciën" of "VCO"), artikel 121.

Artikel 5.6: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 77bis, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 67.

Artikel 5.7: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 77quinquies, ingevoegd bij het decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003, artikel 23, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 68.

Artikel 5.8: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 77ter, ingevoegd bij het decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003, artikel 23.

Artikel 5.9: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 77quater, ingevoegd bij het decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003, artikel 23.

Artikel 5.10: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 77sexies, ingevoegd bij het decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003, artikel 23.

Artikel 5.11: Decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, artikel 16 en 17, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 2, bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel 10 en 11, en bij het decreet van 29 maart 2019 houdende de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën (citeeropschrift: "Vlaamse Codex Overheidsfinanciën" of "VCO"), artikel 116; de woorden “opgericht bij onderhavig artikel” worden vervangen door de zinsnede “opgericht bij artikel 16 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van deze codex”.

Artikel 5.12: Decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, artikel 20, vervangen bij het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, artikel 38, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 3, en bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel, artikel 15.

Artikel 5.13: Decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, artikel 23 en 24, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 2006 houdende aanpassing van diverse decreten aan de nieuwe benaming van de wetgevende vergaderingen van de gemeenschappen en gewesten, artikel 24, en bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 4.

Artikel 5.14: Decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, artikel 18, gewijzigd bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel, artikel 12.

Artikel 5.15: Decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, artikel 19, vervangen bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel, artikel 13.

Artikel 5.16: Decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012, artikel 58, gewijzigd bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: "Vlaams Woninghuurdecreet"), artikel 75.

Artikel 5.17: Decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012, artikel 59, gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 houdende de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën (citeeropschrift: "Vlaamse Codex Overheidsfinanciën" of "VCO"), artikel 148.

Artikel 5.18: Decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012, artikel 60.

Artikel 5.19: Decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012, artikel 61, gewijzigd bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: "Vlaams Woninghuurdecreet"), artikel 76.

Artikel 5.20: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 38, §1, eerste lid, 1°, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 84.

Artikel 5.21: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 38, §1, eerste lid, 2°, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 8.

Artikel 5.22: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §1, eerste lid, 2°, tweede en derde lid, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 25, bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 85, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 32; de zinsnede “: 2°” is geschrapt.

Artikel 5.23: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 64, §1, vervangen bij het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, artikel 11.

Artikel 5.24: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 65, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 34.

Artikel 5.25: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §3.

Artikel 5.26: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §2, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 50, bij het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.2.22, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 63, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 25, bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 85, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 19;
Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 64, §3, vervangen bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 29;
Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 64, §4.

Artikel 5.27: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 61, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 51, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 26, en bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 86;
Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 68, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 56, en bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 30; in het eerste lid van artikel 61 Vlaamse Wooncode wordt de tweede zin “Behoudens een andersluidende decretale bepaling, mag dit bedrag nooit hoger zijn dan 85% van het subsidiabele bedrag.” geschrapt. In het derde lid van deze bepaling is het woord “derde” vervangen door het woord “tweede”. In artikel 68 Vlaamse Wooncode, dat de tweede zin wordt in het eerste lid, wordt de zinsnede “In afwijking van artikel 61, eerste en tweede lid kan” geschrapt en wordt tussen de zinsnede “verleend,” en het woord “tot” het woord “kan” ingevoegd.

Artikel 5.28: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 62, §2.

Artikel 5.29: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 75, gewijzigd bij het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, artikel 4, bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 57, en bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 38.

Artikel 5.30: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 76, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 39.

Artikel 5.31: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 77.

Artikel 5.32: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §1, eerste lid, 4° en derde lid, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 25, bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 85; in het eerste lid is de zinsnede “: 4°” geschrapt.

Artikel 5.33: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 72, 3°, vervangen bij het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, artikel 34; de zinsnede “: 3°” is geschrapt.

Artikel 5.34: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §2, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 50, bij het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.2.22, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 63, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 25, bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 85, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 19.

Artikel 5.35: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §3.

Artikel 5.36: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 61, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 51, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 26, en bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 86; in het derde lid wordt het woord “derde” vervangen door het woord “tweede”.

Artikel 5.37: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 62, §2.

Artikel 5.38: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 74, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 37.

Artikel 5.39: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §1, eerste lid, 4° en derde lid, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 25, bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 85; in het eerste lid is de zinsnede “: 4°” geschrapt.

Artikel 5.40: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 72, 2°; de zinsnede “: 2°” is geschrapt.

Artikel 5.41: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §3.

Artikel 5.42: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §2, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 50, bij het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.2.22, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 63, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 25, bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 85, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 19.

Artikel 5.43: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 61, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 51, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 26, en bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 86;
Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 73, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 36; in het eerste lid van artikel 61 Vlaamse Wooncode wordt de zin “Behoudens een andersluidende decretale bepaling, mag dit bedrag nooit hoger zijn dan 85% van het subsidiabele bedrag.” geschrapt. In het derde lid van die bepaling wordt het woord “derde” vervangen door het woord “tweede”. In artikel 73 Vlaamse Wooncode dat de tweede zin in het eerste lid wordt, worden de zinsneden “, vermeld in artikel 72, 2°” en “, in afwijking van artikel 61, eerste en tweede lid,” geschrapt.

Artikel 5.44: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 62, §2.

Artikel 5.45: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §1, eerste lid, 1°, en derde lid; in het eerste lid is de zinsnede “: 1°” geschrapt.

Artikel 5.46: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §3.

Artikel 5.47: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 60, §2, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 50, bij het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.2.22, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 63, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 25, bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 85, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 19.

Artikel 5.48: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 61, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 51, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 26, en bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 86; in het derde lid wordt het woord “derde” vervangen door het woord “tweede”.

Artikel 5.49: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 62, §2.

Artikel 5.50: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3.1.1, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 50, en bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7; de paragrafen 1/1 en 2 zijn hernummerd tot respectievelijk paragraaf 2 en 3. In de nieuwe paragraaf 2, 1°, wordt tussen het woord “renovatie” en de woorden “van onroerende goederen” de woorden “of sloopwerkzaamheden gevolgd door vervangingsbouw” ingevoegd.

Artikel 5.51: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3.1.2, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 19, en bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 51.

Artikel 5.52: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.4, §3, tweede en derde lid, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 56.

Artikel 5.53: Decreet van 28 maart 2014 houdende een subsidie voor investeringen in residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen voor woonwagenbewoners, artikel 4, eerste lid.

Artikel 5.54: Decreet van 28 maart 2014 houdende een subsidie voor investeringen in residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen voor woonwagenbewoners, artikel 4, tweede lid.

Artikel 5.55: Decreet van 28 maart 2014 houdende een subsidie voor investeringen in residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen voor woonwagenbewoners, artikel 6.

Artikel 5.56: Decreet van 28 maart 2014 houdende een subsidie voor investeringen in residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen voor woonwagenbewoners, artikel 5.

Artikel 5.57: Decreet van 28 maart 2014 houdende een subsidie voor investeringen in residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen voor woonwagenbewoners, artikel 7.

Artikel 5.58: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 78, §1, eerste lid en tweede lid, eerste zin, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, artikel 21, bij het decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003, artikel 24, bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 59.

Artikel 5.59: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 78, §1, tweede lid, tweede zin tot en met het negende lid, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003, artikel 24, bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 59, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 69, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 41, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 35, en bij het decreet van 29 maart 2019 houdende de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën (citeeropschrift: "Vlaamse Codex Overheidsfinanciën" of "VCO"), artikel 122.

Artikel 5.60: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 78, §2, ingevoegd bij het decreet van 22 december 2006 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007, artikel 65.

Artikel 5.61: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 78, §3, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 69.

Artikel 5.62: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 78, §4, ingevoegd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 69.

Artikel 5.63: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 78, §5, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2017 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2017, artikel 8.

Artikel 5.64: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 78, §6, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 9.

Artikel 5.65: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 79, §1, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 60, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 42.

Artikel 5.66: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 79, §2; gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 60, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 42, bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 93; in het tweede lid, is het lege punt 1° weggelaten. De punten 2° en 3° zijn hernummerd tot de punten 1° en 2°.

Artikel 5.67: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 79, §3, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 10.

Artikel 5.68: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 79bis, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: "Vlaams Woninghuurdecreet"), artikel 72.

Artikel 5.69: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 79bis, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: "Vlaams Woninghuurdecreet"), artikel 72.

Artikel 5.70: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 79bis, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: "Vlaams Woninghuurdecreet"), artikel 72.

Artikel 5.71: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 80, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003, artikel 25, en bij het decreet van 3 mei 2019 houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de uitbreiding van de verzekering gewaarborgd wonen met bescherming tegen inkomensverlies van zelfstandigen ingevolge onvrijwillige stopzetting van hun activiteit, artikel 2; het eerste lid van artikel 80 van de Vlaamse Wooncode wordt opgesplitst in twee leden.

Artikel 5.72: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 81, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, artikel 30, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 20.

Artikel 5.73: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 82, eerste, tweede en derde lid, gewijzigd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 4 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 20.

Artikel 5.74: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 82, vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, artikel 31, en gewijzigd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 4 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 20.

Artikel 5.75: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 83.

Artikel 5.76: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 85, §1, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006  houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 62, bij het decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten, artikel 21, bij het decreet van 29 februari 2008 houdende wijziging van artikel 85 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat het voorkooprecht betreft, artikel 2 en artikel 3, bij het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.2.23, bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 70, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 44, bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel 22, bij het decreet van 4 april 2014 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid, artikel 82, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 37, bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2, bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 22 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 21.

Artikel 5.77: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 85, §4, ingevoegd bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen, artikel 39.

Artikel 5.78: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 85, §5, ingevoegd bij het decreet van 29 februari 2008 houdende wijziging van artikel 85 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat het voorkooprecht betreft, artikel 2, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 37.

Artikel 5.79: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 85, §6, ingevoegd bij het decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten, artikel 21.

Artikel 5.80: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 86, vervangen bij het decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten, artikel 22, gewijzigd bij het decreet van 29 februari 2008 houdende wijziging van artikel 85 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat het voorkooprecht betreft, artikel 3, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 45, bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel 23, bij het decreet van 28 maart 2014 tot wijziging van diverse decreten met het oog op een verdere harmonisering van de procedures van voorkooprechten, artikel 3, en bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 38.

Artikel 5.81: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 89, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten, artikel 23.

Artikel 5.82: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 90, §2, eerste lid, vervangen bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 22.

Artikel 5.83: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 90, §2, tweede en derde lid, vervangen bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 22.

Artikel 5.84: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 90, §2, vierde lid, vervangen bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 22.

Artikel 5.85: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 90, §3, vervangen bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 22.

Artikel 5.86: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 90, §4, vervangen bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 22.

Artikel 5.87: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 90, §5, ingevoegd bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 22.

Artikel 5.88: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 90, §6, ingevoegd bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 22.

Artikel 5.89: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 90, §7, ingevoegd bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 22.

Artikel 5.90: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 90, §8, ingevoegd bij het decreet van 4 mei 2018 houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht, en houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 22.

Artikel 5.91: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 34, §3, eerste lid, 2°, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 37, en bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 50; de zinsnede “verkoopt haar onroerende goederen openbaar. Ze kan enkel” wordt vervangen door de woorden ”en de sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen” en de zinsnede “: 2°” wordt geschrapt.

Artikel 5.92: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 84, vervangen bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 36, en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 21.

Artikel 5.93: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.1, gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid, artikel 87, en bij het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 259.

Artikel 5.94: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.2, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 38, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 62, en bij het decreet van 4 april 2014 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid, artikel 88.

Artikel 5.95: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.3, gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 9.

Artikel 5.96: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.4, §1.

Artikel 5.97: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.4, §1/1, ingevoegd bij het decreet van 4 april 2014  houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid, artikel 89; in het derde lid wordt de zinsnede “de datum van inwerkingtreding van het decreet van 4 april 2014 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid” vervangen door de intussen bekende datum, zijnde “25 april 2014”.

Artikel 5.98: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.4/1, ingevoegd bij het decreet van 9 juli 2010 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 11, gewijzigd bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel 28, en bij het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 260.

Artikel 5.99: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.4/2, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 39, gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 31, en bij het decreet van 15 februari 2019 betreffende de woonzorg (citeeropschrift: "Woonzorgdecreet van 15 februari 2019"), artikel 78; in het eerste lid, 1°, a) wordt de zinsnede “de datum van inwerkingtreding van het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid” vervangen door de intussen gekende datum, zijnde “6 februari 2012”.

Artikel 5.100: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.5, gewijzigd bij het decreet 9 juli 2010 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 12, bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 40, bij het decreet van 4 april 2014 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid, artikel 90, en bij het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 261; in paragraaf 2 worden de woorden “Met behoud van de toepassing van het derde lid rondt” geschrapt, omdat er geen derde lid is, en wordt er tussen de woorden “het vergunningsverlenende bestuursorgaan” en de woorden “de met toepassing van” het woord “rondt” ingevoegd.

Artikel 5.101: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.6, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2011   houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 41, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 63, en bij het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 262. 

Artikel 5.102: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.7, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, artikel 42, en bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 64.

Artikel 5.103: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.8, gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 13.

Artikel 5.104: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.8/1, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 65.

Artikel 5.105: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.9.

Artikel 5.106: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.10, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 67, en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 35;
decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 41, §2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 14.

Artikel 5.107: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3.2.1.

Artikel 5.108: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3.2.2.

Artikel 5.109: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3.2.3.

Artikel 5.110: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 3.2.4.

Artikel 5.111: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 5, §5, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, artikel 7.

Artikel 6.1: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 91, §1, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 23.

Artikel 6.2: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 91, §2, vervangen bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 5, gewijzigd bij het decreet van 23 maart 2012 tot overname van personeelsleden van de vzw Vlaams Overleg Bewonersbelangen door de VMSW en het Agentschap Wonen-Vlaanderen en houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wat de huurdiensten betreft, artikel 11, bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 23. Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 91, §3, gewijzigd bij het decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan (citeeropschrift: "Vlaams Woninghuurdecreet"), artikel 73.

Artikel 6.3: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 91, §1, tweede lid, 1° en 2°, vervangen bij het decreet van 15 december 2006  houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 5, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 72, bij het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid en een specifiek welzijns- en gezondheidsinfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel 24.

Artikel 6.4: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 93, §2-3, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 64, bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 7, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 49, bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 25;
Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 94, eerste lid.

Artikel 6.5: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 93, §1, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 7, bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 25.

Artikel 6.6: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 94, gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 26.

Artikel 6.7: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 100, vervangen bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 12 en gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 43.

Artikel 6.8: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 93, §1, tweede tot en met zesde lid en het achtste lid, gewijzigd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 7, bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 49, bij het decreet van 10 maart 2017 tot wijziging van artikel 92, 93, 95, 98 en 102bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 3, bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 25; in het tweede lid, 3°, worden de woorden “en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen” geschrapt.

Artikel 6.9: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 93, §1, zevende en tiende lid, gewijzigd bij het decreet van 10 maart 2017 tot wijziging van artikel 92, 93, 95, 98 en 102bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 3, bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 25.

Artikel 6.10: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 93, §1, negende lid.

Artikel 6.11: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 95, §1, eerste tot en met vierde lid, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 27 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 24.

Artikel 6.12: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 95, §1, vijfde tot en met zevende lid, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 27 en gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2020 tot opheffing van de Vlaamse Woonraad om een proactief stakeholdersoverleg te kunnen oprichten en tot wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 5.

Artikel 6.13: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 95, §3, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 27.

Artikel 6.14: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 95, §2, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 27.

Artikel 6.15: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 95, §1, achtste lid, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 27.

Artikel 6.16: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 92, §1, eerste en tweede lid, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 24.

Artikel 6.17: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 92, §1, derde en vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 24.

Artikel 6.18: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 97, §4, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 29.

Artikel 6.19: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 92, §2, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 24.

Artikel 6.20: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 92, §3, vervangen bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 6, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 48, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 39, bij het decreet van 10 maart 2017 tot wijziging van artikel 92, 93, 95, 98 en 102bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2,  bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 24 en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 23; de punten 5° en 8° zijn weggelaten; de punten 6°, 7°, 9°, 10°, 11°, 12° en 13° zijn vernummerd tot resp. de punten 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10° en 11°.

Artikel 6.21: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 96, §1.

Artikel 6.22: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 96, §2, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 28.

Artikel 6.23: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 99, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, artikel 36, bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 11, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 32.

Artikel 6.24: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 97, §2, vervangen bij het decreet van 23 maart 2018 houdende wijziging van artikel 97 van de Vlaamse Wooncode, wat het stimuleren van hernieuwbare energie betreft, artikel 2, en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 29.

Artikel 6.25: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 97, §3, vervangen bij het decreet van 23 maart 2018 houdende wijziging van artikel 97 van de Vlaamse Wooncode, wat het stimuleren van hernieuwbare energie betreft, artikel 2.

Artikel 6.26: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 97, §1, vervangen bij het decreet van 23 maart 2018 houdende wijziging van artikel 97 van de Vlaamse Wooncode, wat het stimuleren van hernieuwbare energie betreft, artikel 2, en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 29.

Artikel 6.27: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 97bis, §1, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 40.

Artikel 6.28: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 97bis, §2, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 40, gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 30.

Artikel 6.29: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 97bis, §3, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 40, gewijzigd bij het decreet van 15 februari 2019 betreffende de woonzorg (citeeropschrift: "Woonzorgdecreet van 15 februari 2019"), artikel 74, bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 30.

Artikel 6.30: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 97bis, §4, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 40.

Artikel 6.31: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 97bis, §5, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 40, gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 30.

Artikel 6.32: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 97ter, ingevoegd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 41.

Artikel 6.33: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 98, §3, vervangen bij het decreet van 15 december 2006  houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 10, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 52, bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 42, bij het decreet van 10 maart 2017 tot wijziging van artikel 92, 93, 95, 98 en 102bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 5, bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 31.

Artikel 6.34: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 98, §2, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 31.

Artikel 6.35: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 98, §1, vervangen bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 31.

Artikel 6.36: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 91, §1, tweede lid, 3° en 4°, gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 23.

Artikel 6.37: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §2, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 53, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 33.

Artikel 6.38: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §1, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14.

Artikel 6.39: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §1, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14.

Artikel 6.40: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §1, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14, vervangen bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 53.

Artikel 6.41: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §1, vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14.

Artikel 6.42: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §1, vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14.

Artikel 6.43: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §3, eerste en derde lid, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 44, bij het decreet van 10 maart 2017 tot wijziging van artikel 92, 93, 95, 98 en 102bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 6, en bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 33.

Artikel 6.44: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §3, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14, gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 44.

Artikel 6.45: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §4, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14, vervangen bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 44.

Artikel 6.46: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §5, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14, vervangen bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 44.

Artikel 6.47: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §6, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14, vervangen bij het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 44

Artikel 6.48: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §7, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 53.

Artikel 6.49: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §8, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14.

Artikel 6.50: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §8, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14, vervangen bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 73, gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2016 houdende wijziging van diverse decreten ingevolge de integratie van de opdrachten van het agentschap Inspectie RWO in het departement Leefmilieu, Natuur en Energie en het agentschap Wonen-Vlaanderen, alsook betreffende de begrotingsfondsen en andere technische aanpassingen, artikel 25.

Artikel 6.51: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §8, derde, vierde en vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14.

Artikel 6.52: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 102bis, §9, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 14, gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het woonbeleid, artikel 33.

Artikel 6.53: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 2, §5, tweede tot en met het vierde lid; in het eerste lid worden de zinsneden “of de wooninspecteur, vermeld in artikel 20, § 2,” en “20 en” geschrapt. In het tweede en het derde lid worden de woorden “of de wooninspecteur” telkens geschrapt. Het eerste lid waarin de begrippen ‘nutsbedrijven’ en ‘distributienetbeheerders’ worden gedefinieerd, is verplaatst naar de algemene definities.

Artikel 7.1: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.3.11; de woorden “de inwerkingtreding van dit decreet” worden telkens vervangen door de zinsnede “1 september 2009”.

Artikel 7.2: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.3.12; de woorden “de dag voorafgaande aan de indiening van het ontwerp van decreet betreffende het grond- en pandenbeleid bij het Vlaams Parlement” wordt telkens vervangen door de zinsnede “16 december 2008”.

Artikel 7.3: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 7.3.12/1; de zinsnede “de datum van inwerkingtreding van het decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid” is vervangen door de zinsnede “6 februari 2012”.

Artikel 7.4: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 103, gewijzigd bij het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, artikel 5 en 6, bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 67, en bij het decreet van 29 april 2011 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen.

Artikel 7.5: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 106, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, artikel 68; de zinsnede “de datum van inwerkingtreding van artikel 44 van het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid” wordt vervangen door de intussen gekende datum, namelijk 1 juli 2006.

Artikel 7.6: Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 110; tussen de zinsnede “artikel 103, §1, 104 en 105” en de zinsnede “, gelden,” wordt de zinsnede “van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van toepassing voor de inwerkingtreding van deze codex” ingevoegd.

BIJLAGE (01/01/2021- ...)

Bijlage. Resultaten van de nulmeting op het vlak van het bestaande sociale woonaanbod 2009-2025.

Gemeente

Sociale koopwoningen 31/12/2007

Soc Kavels

31/12/2007

Sociale huurwoningen (SHM)

31/12/2007

Sociale huurwoningen (SVK)

31/12/2007

Nulmeting absolute cijfers

AALST

47

1

1.322

0

1.370

AALTER

27

0

163

9

199

AARSCHOT

17

0

342

13

372

AARTSELAAR

0

0

3

0

3

AFFLIGEM

0

0

76

2

78

ALKEN

46

0

92

4

142

ALVERINGEM

20

0

50

4

74

ANTWERPEN

144

0

22.465

271

22.880

ANZEGEM

60

0

162

1

223

ARDOOIE

0

0

160

1

161

ARENDONK

0

0

204

0

204

AS

0

0

142

1

143

ASSE

8

1

365

12

386

ASSENEDE

17

17

113

7

154

AVELGEM

23

0

319

12

354

BAARLE-HERTOG

0

0

99

0

99

BALEN

26

1

91

8

126

BEERNEM

53

0

122

1

176

BEERSE

54

0

319

2

375

BEERSEL

17

0

347

4

368

BEGIJNENDIJK

27

0

0

0

27

BEKKEVOORT

0

0

18

4

22

BERINGEN

173

0

1 129

15

1.317

BERLAAR

0

0

84

11

95

BERLARE

10

0

318

19

347

BERTEM

0

0

172

0

172

BEVER

0

2

5

4

11

BEVEREN

150

0

1.210

12

1.372

BIERBEEK

0

0

5

0

5

BILZEN

43

5

546

0

594

BLANKENBERGE

0

21

518

1

540

BOCHOLT

135

8

144

9

296

BOECHOUT

23

0

78

0

101

BONHEIDEN

10

0

78

5

93

BOOM

7

0

851

0

858

BOORTMEERBEEK

0

1

10

0

11

BORGLOON

22

0

87

7

116

BORNEM

171

0

679

2

852

BORSBEEK

0

0

20

0

20

BOUTERSEM

14

1

18

0

33

BRAKEL

38

0

97

0

135

BRASSCHAAT

101

0

246

36

383

BRECHT

0

0

253

5

258

BREDENE

88

0

307

44

439

BREE

63

2

240

0

305

BRUGGE

94

11

3.230

218

3.553

BUGGENHOUT

12

0

107

21

140

DAMME

41

1

104

0

146

DE HAAN

0

7

135

0

142

DE PANNE

0

0

196

30

226

DE PINTE

0

0

0

2

2

DEERLIJK

41

0

193

11

245

DEINZE

53

0

203

0

256

DENDERLEEUW

106

0

327

0

433

DENDERMONDE

143

10

1.749

32

1.934

DENTERGEM

0

0

149

2

151

DESSEL

46

0

118

0

164

DESTELBERGEN

105

0

51

30

186

DIEPENBEEK

124

0

171

0

295

DIEST

29

0

614

16

659

DIKSMUIDE

80

0

266

35

381

DILBEEK

140

0

631

22

793

DILSEN-STOKKEM

84

0

678

4

766

DROGENBOS

0

0

110

0

110

DUFFEL

0

1

677

10

688

EDEGEM

0

0

312

0

312

EEKLO

29

28

692

43

792

ERPE-MERE

62

0

210

0

272

ESSEN

37

0

154

43

234

EVERGEM

73

0

342

2

417

GALMAARDEN

3

0

58

1

62

GAVERE

27

0

70

24

121

GEEL

35

0

667

34

736

GEETBETS

0

0

0

7

7

GENK

105

0

3.233

9

3.347

GENT

211

0

12.422

232

12.865

GERAARDSBERGEN

21

0

311

0

332

GINGELOM

80

0

88

11

179

GISTEL

127

14

221

8

370

GLABBEEK

0

0

0

3

3

GOOIK

0

0

49

1

50

GRIMBERGEN

16

0

398

15

429

GROBBENDONK

33

0

69

6

108

HAACHT

0

0

191

0

191

HAALTERT

24

0

110

0

134

HALEN

7

0

121

0

128

HALLE

0

1

964

63

1.028

HAM

73

12

201

1

287

HAMME

9

15

1.122

21

1.167

HAMONT-ACHEL

9

0

223

11

243

HARELBEKE

28

0

602

25

655

HASSELT

122

0

1.393

5

1.520

HECHTEL-EKSEL

33

0

129

15

177

HEERS

10

0

26

8

44

HEIST-OP-DEN-BERG

79

0

1.127

21

1.227

HEMIKSEM

0

0

182

0

182

HERENT

12

0

344

6

362

HERENTALS

211

0

812

0

1.023

HERENTHOUT

47

0

301

2

350

HERK-DE-STAD

62

0

118

0

180

HERNE

0

0

0

3

3

HERSELT

73

0

212

0

285

HERSTAPPE

0

0

0

0

0

HERZELE

0

0

93

37

130

HEUSDEN-ZOLDER

151

0

798

28

977

HEUVELLAND

19

22

125

2

168

HOEGAARDEN

48

0

0

0

48

HOEILAART

3

0

170

2

175

HOESELT

0

0

173

0

173

HOLSBEEK

0

0

13

1

14

HOOGLEDE

24

0

79

10

113

HOOGSTRATEN

34

0

248

0

282

HOREBEKE

0

0

0

0

0

HOUTHALEN-HELCHTEREN

210

0

846

18

1.074

HOUTHULST

6

12

91

7

116

HOVE

0

0

66

0

66

HULDENBERG

0

0

66

0

66

HULSHOUT

12

0

243

0

255

ICHTEGEM

65

1

176

40

282

IEPER

37

26

1.080

49

1.192

INGELMUNSTER

0

0

95

1

96

IZEGEM

18

0

321

54

393

JABBEKE

50

1

61

1

113

KALMTHOUT

89

0

29

0

118

KAMPENHOUT

32

0

21

0

53

KAPELLEN

0

0

35

0

35

KAPELLE-OP-DEN-BOS

9

1

197

0

207

KAPRIJKE

8

13

43

3

67

KASTERLEE

0

0

310

0

310

KEERBERGEN

0

4

48

10

62

KINROOI

4

2

302

0

308

KLUISBERGEN

0

0

79

2

81

KNESSELARE

0

0

140

5

145

KNOKKE-HEIST

30

0

267

31

328

KOEKELARE

39

0

53

9

101

KOKSIJDE

34

0

338

28

400

KONTICH

0

0

160

0

160

KORTEMARK

0

0

138

14

152

KORTENAKEN

0

0

0

15

15

KORTENBERG

18

0

210

0

228

KORTESSEM

50

0

214

0

264

KORTRIJK

208

0

2.359

317

2.884

KRAAINEM

3

0

126

0

129

KRUIBEKE

14

0

510

5

529

KRUISHOUTEM

48

0

0

0

48

KUURNE

0

0

444

0

444

LAAKDAL

15

0

428

4

447

LAARNE

14

0

122

10

146

LANAKEN

89

0

259

10

358

LANDEN

13

1

457

0

471

LANGEMARK-POELKAPELLE

13

0

133

4

150

LEBBEKE

53

0

138

0

191

LEDE

0

0

195

0

195

LEDEGEM

0

0

146

6

152

LENDELEDE

12

0

81

0

93

LENNIK

51

0

0

7

58

LEOPOLDSBURG

137

2

280

18

437

LEUVEN

98

0

3.385

79

3.562

LICHTERVELDE

8

12

116

3

139

LIEDEKERKE

48

1

2

1

52

LIER

0

0

821

25

846

LIERDE

0

0

94

0

94

LILLE

0

1

171

1

173

LINKEBEEK

0

0

0

0

0

LINT

39

0

182

0

221

LINTER

0

0

9

0

9

LOCHRISTI

41

22

298

0

361

LOKEREN

173

0

1.490

0

1.663

LOMMEL

91

0

496

19

606

LONDERZEEL

12

2

137

9

158

LO-RENINGE

4

3

57

1

65

LOVENDEGEM

0

0

78

0

78

LUBBEEK

58

0

9

4

71

LUMMEN

131

0

182

19

332

MAARKEDAL

0

0

53

0

53

MAASEIK

208

0

801

21

1.030

MAASMECHELEN

100

0

1.425

67

1.592

MACHELEN

0

0

259

0

259

MALDEGEM

87

14

153

18

272

MALLE

0

0

136

2

138

MECHELEN

75

0

3.220

16

3.311

MEERHOUT

76

0

88

5

169

MEEUWEN-GUITRODE

0

0

100

12

112

MEISE

101

3

239

2

345

MELLE

16

0

144

9

169

MENEN

95

24

1.431

47

1.597

MERCHTEM

0

3

106

0

109

MERELBEKE

18

18

162

0

198

MERKSPLAS

22

24

136

4

186

MESEN

0

5

57

2

64

MEULEBEKE

26

0

108

7

141

MIDDELKERKE

67

0

136

25

228

MOERBEKE

0

0

180

0

180

MOL

11

0

586

17

614

MOORSLEDE

0

0

171

1

172

MORTSEL

0

0

242

2

244

NAZARETH

8

0

54

9

71

NEERPELT

84

0

237

10

331

NEVELE

47

0

126

0

173

NIEL

0

0

222

0

222

NIEUWERKERKEN

32

0

37

0

69

NIEUWPOORT

72

23

403

51

549

NIJLEN

38

0

145

6

189

NINOVE

42

0

754

21

817

OLEN

6

4

372

0

382

OOSTENDE

120

0

2.775

97

2.992

OOSTERZELE

47

1

76

2

126

OOSTKAMP

89

4

392

5

490

OOSTROZEBEKE

0

1

97

7

105

OPGLABBEEK

68

0

2

7

77

OPWIJK

0

0

43

17

60

OUDENAARDE

8

18

477

9

512

OUDENBURG

44

0

22

9

75

OUD-HEVERLEE

0

0

25

2

27

OUD-TURNHOUT

38

0

62

1

101

OVERIJSE

75

0

110

9

194

OVERPELT

0

3

140

20

163

PEER

125

11

181

12

329

PEPINGEN

10

0

0

0

10

PITTEM

0

12

141

3

156

POPERINGE

51

3

385

12

451

PUTTE

24

0

160

20

204

PUURS

196

0

471

21

688

RANST

0

0

0

3

3

RAVELS

53

14

245

0

312

RETIE

29

0

103

0

132

RIEMST

55

12

29

0

96

RIJKEVORSEL

0

8

199

5

212

ROESELARE

114

0

1.306

35

1.455

RONSE

48

0

599

31

678

ROOSDAAL

0

0

112

10

122

ROTSELAAR

7

1

74

0

82

RUISELEDE

23

0

43

0

66

RUMST

77

0

268

0

345

SCHELLE

0

0

437

0

437

SCHERPENHEUVEL-ZICHEM

0

0

26

14

40

SCHILDE

0

0

2

0

2

SCHOTEN

0

0

211

3

214

SINT-AMANDS

49

0

284

10

343

SINT-GENESIUS-RODE

0

0

86

1

87

SINT-GILLIS-WAAS

10

2

336

8

356

SINT-KATELIJNE-WAVER

74

0

217

6

297

SINT-LAUREINS

0

0

10

6

16

SINT-LIEVENS-HOUTEM

16

0

8

2

26

SINT-MARTENS-LATEM

0

1

32

0

33

SINT-NIKLAAS

182

21

1.611

89

1.903

SINT-PIETERS-LEEUW

10

1

875

13

899

SINT-TRUIDEN

171

0

1.168

36

1.375

SPIERE-HELKIJN

16

0

143

3

162

STABROEK

24

0

147

6

177

STADEN

44

0

126

5

175

STEENOKKERZEEL

0

0

127

2

129

STEKENE

95

0

239

0

334

TEMSE

9

0

1.189

0

1.198

TERNAT

56

0

274

8

338

TERVUREN

53

0

370

1

424

TESSENDERLO

118

0

359

16

493

TIELT

115

0

516

44

675

TIELT-WINGE

0

0

44

27

71

TIENEN

54

0

439

46

539

TONGEREN

252

9

786

4

1.051

TORHOUT

23

0

175

0

198

TREMELO

75

0

110

40

225

TURNHOUT

113

0

1.243

62

1.418

VEURNE

61

0

494

13

568

VILVOORDE

.

.

1.681

23

1.704

VLETEREN

0

0

70

3

73

VOEREN

0

0

14

0

14

VORSELAAR

7

0

115

0

122

VOSSELAAR

4

0

85

1

90

WAARSCHOOT

0

0

242

2

244

WAASMUNSTER

22

0

245

0

267

WACHTEBEKE

58

0

347

0

405

WAREGEM

72

35

1.071

32

1.210

WELLEN

40

0

54

0

94

WEMMEL

2

0

20

0

22

WERVIK

110

1

821

8

940

WESTERLO

217

0

475

0

692

WETTEREN

18

0

583

38

639

WEVELGEM

9

14

689

27

739

WEZEMBEEK-OPPEM

0

0

453

0

453

WICHELEN

27

0

85

12

124

WIELSBEKE

0

0

288

3

291

WIJNEGEM

41

0

9

0

50

WILLEBROEK

0

0

1.547

4

1.551

WINGENE

15

0

97

4

116

WOMMELGEM

0

0

7

0

7

WORTEGEM-PETEGEM

0

0

17

0

17

WUUSTWEZEL

53

0

412

10

475

ZANDHOVEN

44

0

3

2

49

ZAVENTEM

0

0

460

0

460

ZEDELGEM

51

29

490

7

577

ZELE

42

0

489

0

531

ZELZATE

83

0

796

0

879

ZEMST

38

9

222

8

277

ZINGEM

0

0

62

0

62

ZOERSEL

0

0

35

20

55

ZOMERGEM

0

0

169

4

173

ZONHOVEN

95

0

119

0

214

ZONNEBEKE

0

0

216

2

218

ZOTTEGEM

0

1

228

5

234

ZOUTLEEUW

0

0

30

0

30

ZUIENKERKE

0

6

49

0

55

ZULTE

44

4

184

0

232

ZUTENDAAL

0

0

67

7

74

ZWALM

9

5

86

0

100

ZWEVEGEM

35

35

956

2

1.028

ZWIJNDRECHT

0

1

581

0

582

Totalen Vlaanderen

12.041

664

139.358

3.868

155.931

                 

 

Gemeente

Huishoudens

01/01/2008

Aandeel sociale huur

Aandeel sociale koop / kavel

Aandeel sociaal woonaanbod

 

AALST

35.028

3,77 %

0,14 %

3,91 %

 

AALTER

7.474

2,30 %

0,36 %

2,66 %

 

AARSCHOT

12.344

2,88 %

0,14 %

3,01 %

 

AARTSELAAR

5.738

0,05 %

0,00 %

0,05 %

 

AFFLIGEM

4.855

1,61 %

0,00 %

1,61 %

 

ALKEN

4.329

2,22 %

1,06 %

3,28 %

 

ALVERINGEM

1.930

2,80 %

1,04 %

3,83 %

 

ANTWERPEN

224.470

10,13 %

0,06 %

10,19 %

 

ANZEGEM

5.492

2,97 %

1,09 %

4,06 %

 

ARDOOIE

3.629

4,44 %

0,00 %

4,44 %

 

ARENDONK

4.868

4,19 %

0,00 %

4,19 %

 

AS

2 997

4,77 %

0,00 %

4,77 %

 

ASSE

12.398

3,04 %

0,07 %

3,11 %

 

ASSENEDE

5.639

2,13 %

0,60 %

2,73 %

 

AVELGEM

3.970

8,34 %

0,58 %

8,92 %

 

BAARLE-HERTOG

992

9,98 %

0,00 %

9,98 %

 

BALEN

8.347

1,19 %

0,32 %

1,51 %

 

BEERNEM

5.717

2,15 %

0,93 %

3,08 %

 

BEERSE

6.365

5,04 %

0,85 %

5,89 %

 

BEERSEL

9.207

3,81 %

0,18 %

4,00 %

 

BEGIJNENDIJK

3.811

0,00 %

0,71 %

0,71 %

 

BEKKEVOORT

2.312

0,95 %

0,00 %

0,95 %

 

BERINGEN

15.852

7,22 %

1,09 %

8,31 %

 

BERLAAR

4.296

2,21 %

0,00 %

2,21 %

 

BERLARE

5.945

5,67 %

0,17 %

5,84 %

 

BERTEM

3.612

4,76 %

0,00 %

4,76 %

 

BEVER

821

1,10 %

0,24 %

1,34 %

 

BEVEREN

18.697

6,54 %

0,80 %

7,34 %

 

BIERBEEK

3.490

0,14 %

0,00 %

0,14 %

 

BILZEN

11.865

4,60 %

0,40 %

5,01 %

 

BLANKENBERGE

9.267

5,60 %

0,23 %

5,83 %

 

BOCHOLT

4.826

3,17 %

2,96 %

6,13 %

 

BOECHOUT

4.689

1,66 %

0,49 %

2,15 %

 

BONHEIDEN

5.642

1,47 %

0,18 %

1,25 %

 

BOOM

7.150

11,90 %

0,10 %

12,00 %

 

BOORTMEERBEEK

4.582

0,22 %

0,02 %

0,24 %

 

BORGLOON

4.164

2,26 %

0,53 %

2,79 %

 

BORNEM

8.250

8,25 %

2,07 %

10,33 %

 

BORSBEEK

4.533

0,44 %

0,00 %

0,44 %

 

BOUTERSEM

2.879

0,63 %

0,52 %

1,15 %

 

BRAKEL

5.690

1,70 %

0,67 %

2,37 %

 

BRASSCHAAT

15.359

1,84 %

0,66 %

2,49 %

 

BRECHT

10.412

2,48 %

0,00 %

2,48 %

 

BREDENE

6.590

5,33 %

1,34 %

6,66 %

 

BREE

5.898

4,07 %

1,10 %

5,17 %

 

BRUGGE

51.767

6,66 %

0,20 %

6,86 %

 

BUGGENHOUT

5.705

2,24 %

0,21 %

2,45 %

 

DAMME

4.217

2,47 %

1,00 %

3,46 %

 

DE HAAN

5.770

2,34 %

0,12 %

2,46 %

 

DE PANNE

4.974

4,54 %

0,00 %

4,54 %

 

DE PINTE

3.988

0,05 %

0,00 %

0,05 %

 

DEERLIJK

4.545

4,49 %

0,90 %

5,39 %

 

DEINZE

11.918

1,70 %

0,44 %

2,15 %

 

DENDERLEEUW

7.513

4,35 %

1,41 %

5,76 %

 

DENDERMONDE

18.736

9,51 %

0,82 %

10,32 %

 

DENTERGEM

3.129

4,83 %

0,00 %

4,83 %

 

DESSEL

3.567

3,31 %

1,29 %

4,60 %

 

DESTELBERGEN

7.135

1,14 %

1,47 %

2,61 %

 

DIEPENBEEK

7.141

2,39 %

1,74 %

4,13 %

 

DIEST

9.745

6,46 %

0,30 %

6,76 %

 

DIKSMUIDE

6.487

4,64 %

1,23 %

5,87 %

 

DILBEEK

16 145

4,04 %

0,87 %

4,91 %

 

DILSEN-STOKKEM

7.415

9,20 %

1,13 %

10,33 %

 

DROGENBOS

2.053

5,36 %

0,00 %

5,36 %

 

DUFFEL

6.627

10,37 %

0,02 %

10,38 %

 

EDEGEM

9.145

3,41 %

0,00 %

3,41 %

 

EEKLO

8.937

8,22 %

0,64 %

8,86 %

 

ERPE-MERE

7.900

2,66 %

0,78 %

3,44 %

 

ESSEN

6.721

2,93 %

0,55 %

3,48 %

 

EVERGEM

13.010

2,64 %

0,56 %

3,21 %

 

GALMAARDEN

3.257

1,81 %

0,09 %

1,90 %

 

GAVERE

4.839

1,94 %

0,56 %

2,50 %

 

GEEL

14.820

4,73 %

0,24 %

4,97 %

 

GEETBETS

2.352

0,30 %

0,00 %

0,30 %

 

GENK

24.080

13,46 %

0,44 %

13,90 %

 

GENT

113.847

11,11 %

0,19 %

11,30 %

 

GERAARDSBERGEN

13.326

2,33 %

0,16 %

2,49 %

 

GINGELOM

3.160

3,13 %

2,53 %

5,66 %

 

GISTEL

4.596

4,98 %

3,07 %

8,05 %

 

GLABBEEK

2.004

0,15 %

0,00 %

0,15 %

 

GOOIK

3.426

1,46 %

0,00 %

1,46 %

 

GRIMBERGEN

14.702

2,81 %

0,11 %

2,92 %

 

GROBBENDONK

4.260

1,76 %

0,77 %

2,54 %

 

HAACHT

5.417

3,53 %

0,00 %

3,53 %

 

HAALTERT

7.308

1,51 %

0,33 %

1,83 %

 

HALEN

3.578

3,38 %

0,20 %

3,58 %

 

HALLE

15.008

6,84 %

0,01 %

6,85 %

 

HAM

3.963

5,10 %

2,14 %

7,24 %

 

HAMME

9.572

11,94 %

0,25 %

12,19 %

 

HAMONT-ACHEL

5.462

4,28 %

0,16 %

4,45 %

 

HARELBEKE

11.008

5,70 %

0,25 %

5,95 %

 

HASSELT

31.711

4,41 %

0,38 %

4,79 %

 

HECHTEL-EKSEL

4.519

3,19 %

0,73 %

3,92 %

 

HEERS

2.783

1,22 %

0,36 %

1,58 %

 

HEIST-OP-DEN-BERG

16.221

7,08 %

0,49 %

7,56 %

 

HEMIKSEM

4.197

4,34 %

0,00 %

4,34 %

 

HERENT

7.567

4,63 %

0,16 %

4,78 %

 

HERENTALS

11.237

7,23 %

1,88 %

9,10 %

 

HERENTHOUT

3.517

8,62 %

1,34 %

9,95 %

 

HERK-DE-STAD

4.748

2,49 %

1,31 %

3,79 %

 

HERNE

2.515

0,12 %

0,00 %

0,12 %

 

HERSELT

5.751

3,69 %

1,27 %

4,96 %

 

HERSTAPPE

34

0,00 %

0,00 %

0,00 %

 

HERZELE

6 906

1,88 %

0,00 %

1,88 %

 

HEUSDEN-ZOLDER

11 543

7,16 %

1,31 %

8,46 %

 

HEUVELLAND

3.236

3,92 %

1,27 %

5,19 %

 

HOEGAARDEN

2.524

0,00 %

1,90 %

1,90 %

 

HOEILAART

4.160

4,13 %

0,07 %

4,21 %

 

HOESELT

3.708

4,67 %

0,00 %

4,67 %

 

HOLSBEEK

3.564

0,39 %

0,00 %

0,39 %

 

HOOGLEDE

3.783

2,35 %

0,63 %

2,99 %

 

HOOGSTRATEN

7.461

3,32 %

0,46 %

3,78 %

 

HOREBEKE

749

0,00 %

0,00 %

0,00 %

 

HOUTHALEN-HELCHTEREN

10.839

7,97 %

1,94 %

9,91 %

 

HOUTHULST

3.653

2,68 %

0,49 %

3,18 %

 

HOVE

3.135

2,11 %

0,00 %

2,11 %

 

HULDENBERG

3.566

1,85 %

0,00 %

1,85 %

 

HULSHOUT

3.951

6,15 %

0,30 %

6,45 %

 

ICHTEGEM

5.490

3,93 %

1,20 %

5,14 %

 

IEPER

14.511

7,78 %

0,43 %

8,21 %

 

INGELMUNSTER

4.283

2,24 %

0,00 %

2,24 %

 

IZEGEM

11.290

3,32 %

0,16 %

3,48 %

 

JABBEKE

5.249

1,18 %

0,97 %

2,15 %

 

KALMTHOUT

6.775

0,43 %

1,31 %

1,74 %

 

KAMPENHOUT

4.293

0,49 %

0,75 %

1,23 %

 

KAPELLEN

10.629

0,33 %

0,00 %

0,33 %

 

KAPELLE-OP-DEN-BOS

3.616

5,45 %

0,28 %

5,72 %

 

KAPRIJKE

2.464

1,87 %

0,85 %

2,72 %

 

KASTERLEE

6.948

4,46 %

0,00 %

4,46 %

 

KEERBERGEN

4.864

1,19 %

0,08 %

1,27 %

 

KINROOI

4.520

6,68 %

0,13 %

6,81 %

 

KLUISBERGEN

2.556

3,17 %

0,00 %

3,17 %

 

KNESSELARE

3.330

4.35 %

0,00 %

4,35 %

 

KNOKKE-HEIST

16.474

1,81 %

0,18 %

1,99 %

 

KOEKELARE

3.428

1,81 %

1,14 %

2,95 %

 

KOKSIJDE

10.360

3,53 %

0,33 %

3,86 %

 

KONTICH

7.978

2,01

0,00 %

2,01 %

 

KORTEMARK

4.785

3,18 %

0,00 %

3,18 %

 

KORTENAKEN

3.036

0,49 %

0,00 %

0,49 %

 

KORTENBERG

7.639

2,75 %

0,24 %

2,98 %

 

KORTESSEM

3.159

6,77 %

1,58 %

8,36 %

 

KORTRIJK

32.057

8,35 %

0,65 %

9,00 %

 

KRAAINEM

5.092

2,47 %

0,06 %

2,53 %

 

KRUIBEKE

6.278

8,20 %

0,22 %

8,43 %

 

KRUISHOUTEM

3.098

0,00 %

1,55 %

1,55 %

 

KUURNE

5.188

8,56 %

0,00 %

8,56 %

LAAKDAL

6.142

7,03 %

0,24 %

7,28 %

LAARNE

4.860

2,72 %

0,29 %

3,00 %

LANAKEN

10.247

2,63 %

0,87 %

3,49 %

LANDEN

6.309

7,24 %

0,22 %

7,47 %

LANGEMARK-POELKAPELLE

3.041

4,51 %

0,43 %

4,93 %

LEBBEKE

7.379

1,87 %

0,72 %

2,59 %

LEDE

7.279

2,68 %

0,00 %

2,68 %

LEDEGEM

3.687

4,12 %

0,00 %

4,12 %

LENDELEDE

2.192

3,70 %

0,55 %

4,24%

LENNIK

3.444

0,20 %

1,48 %

1,68 %

LEOPOLDSBURG

6.083

4,90 %

2,29 %

7,18 %

LEUVEN

43.350

7,64 %

0,22 %

7,85 %

LICHTERVELDE

3.377

3,52 %

0,59 %

4,12 %

LIEDEKERKE

4.977

0,06 %

0,98 %

1,04 %

LIER

14.554

5,81 %

0,00 %

5,81 %

LIERDE

2.561

3,67 %

0,00 %

3,67 %

LILLE

6.102

2,82

0,02 %

2,84 %

LINKEBEEK

1.923

0,00 %

0,00 %

0,00 %

LINT

3.017

6,03 %

1,29 %

7,33 %

LINTER

2.791

0,32

0,00 %

0,32 %

LOCHRISTI

7.898

3,77 %

0,80 %

4,57 %

LOKEREN

15.355

9,70 %

1,13 %

10,83 %

LOMMEL

12.738

4,04 %

0,71 %

4,76 %

LONDERZEEL

7.148

2,04 %

0,17 %

2,21 %

LO-RENINGE

1.226

4,73 %

0,57 %

5,30 %

LOVENDEGEM

3.796

2,05 %

0,00 %

2,05 %

LUBBEEK

5.223

0,25 %

1,11 %

1,36 %

LUMMEN

5.488

3,66 %

2,39 %

6,05 %

MAARKEDAL

2.366

2,24 %

0,00 %

2,24 %

MAASEIK

9.658

8,51 %

2,15 %

10,66 %

MAASMECHELEN

14.082

10,60 %

0,71 %

11,31 %

MACHELEN

5.295

4,89 %

0,00 %

4,89 %

MALDEGEM

9.216

1,86 %

1,10 %

2,95 %

MALLE

5.422

2,55 %

0,00 %

2,55 %

MECHELEN

34.163

9,47 %

0,22 %

9,69 %

MEERHOUT

3.880

2,40 %

1,96 %

4,36 %

MEEUWEN-GUITRODE

4.699

2,38 %

0,00 %

2,38 %

MEISE

7.158

3,37 %

1,45 %

4,82 %

MELLE

4.334

3,53 %

0,37

3,90 %

MENEN

13.744

10,75 %

0,87 %

11,62 %

MERCHTEM

6.212

1,71 %

0,05 %

1,75 %

MERELBEKE

9.078

1,78 %

0,40 %

2,18 %

MERKSPLAS

3.017

4,64 %

1,52 %

6,17 %

MESEN

418

14,11 %

1,20 %

15,31 %

MEULEBEKE

4.387

2,62 %

0,59 %

3,21 %

MIDDELKERKE

8.885

1,81 %

0,75 %

2,57 %

MOERBEKE

2.402

7,49 %

0,00 %

7,49 %

MOL

13.824

4,36 %

0,08 %

4,44 %

MOORSLEDE

4.321

3,98 %

0,00 %

3,98 %

MORTSEL

10.675

2,29 %

0,00 %

2,29 %

NAZARETH

4.265

1,48 %

0,19 %

1,66 %

NEERPELT

6.392

3,86 %

1,31 %

5,18 %

NEVELE

4.478

2,81 %

1,05 %

3,86 %

NIEL

3.867

5,74 %

0,00 %

5,74 %

NIEUWERKERKEN

2.649

1,40 %

1,21 %

2,60 %

NIEUWPOORT

5.316

8,54 %

1,79 %

10,33 %

NIJLEN

8.506

1,78 %

0,45 %

2,22 %

NINOVE

15.238

5,09 %

0,28 %

5,36 %

OLEN

4.597

8,09 %

0,22 %

8,31 %

OOSTENDE

35.108

8,18 %

0,34 %

8,52 %

OOSTERZELE

5.076

1,54 %

0,95 %

2,48 %

OOSTKAMP

8.823

4,50 %

1,05 %

5,55 %

OOSTROZEBEKE

2.947

3,53 %

0,03 %

3,56 %

OPGLABBEEK

3.646

0,25 %

1,87 %

2,11 %

OPWIJK

5.055

1,19 %

0,00 %

1,19 %

OUDENAARDE

12.223

3,98 %

0,21 %

4,19 %

OUDENBURG

3.598

0,86 %

1,22 %

2,08 %

OUD-HEVERLEE

4.100

0,66 %

0,00 %

0,66 %

OUD-TURNHOUT

4.869

1,29 %

0,78 %

2,07 %

OVERIJSE

9.456

1,26 %

0,79 %

2,05 %

OVERPELT

5.414

2,96 %

0,06 %

3,01 %

PEER

6.063

3,18 %

2,24 %

5,43 %

PEPINGEN

1.564

0,00 %

0,64 %

0,64 %

PITTEM

2.522

5,71 %

0,48 %

6,19 %

POPERINGE

7.873

5,04 %

0,69 %

5,73 %

PUTTE

6.533

2,76 %

0,37 %

3,12 %

PUURS

6.551

7,51 %

2,99 %

10,50 %

RANST

7.009

0,04 %

0,00 %

0,04 %

RAVELS

5.489

4,46 %

1,11 %

5,68 %

RETIE

4.133

2,49 %

0,70 %

3,19 %

RIEMST

6.377

0,45 %

1,05 %

1,51 %

RIJKEVORSEL

4.221

4,83 %

0,19 %

5,02 %

ROESELARE

23.950

5,60 %

0,48 %

6,08 %

RONSE

10.267

6,14 %

0,47 %

6,60 %

ROOSDAAL

4.203

2,90 %

0,00 %

2,90 %

ROTSELAAR

6.001

1,23 %

0,13 %

1,37 %

RUISELEDE

1.990

2,16 %

1,16 %

3,32 %

RUMST

5.832

4,60 %

1,32 %

5,92 %

SCHELLE

3.236

13,50 %

0,00 %

13,50 %

SCHERPENHEUVEL-ZICHEM

9.500

0,42 %

0,00 %

0,42 %

SCHILDE

7.602

0,03 %

0,00 %

0,03 %

SCHOTEN

13.780

1,55 %

0,00 %

1,55 %

SINT-AMANDS

3.022

9,73 %

1,62 %

11,35 %

SINT-GENESIUS-RODE

6.808

1,28 %

0,00 %

1,28 %

SINT-GILLIS-WAAS

7.143

4,82 %

0,17 %

4,98 %

SINT-KATELIJNE-WAVER

7.687

2,90 %

0,96 %

3,86 %

SINT-LAUREINS

2.725

0,59 %

0,00 %

0,59 %

SINT-LIEVENS-HOUTEM

3.879

0,26 %

0,41 %

0,67 %

SINT-MARTENS-LATEM

3.359

0,95 %

0,03 %

0,98 %

SINT-NIKLAAS

29.812

5,70 %

0,68 %

6,38 %

SINT-PIETERS-LEEUW

12.506

7,10 %

0,09 %

7,19 %

SINT-TRUIDEN

16.548

7,28 %

1,03 %

8,31 %

SPIERE-HELKIJN

823

17,74 %

1,94 %

19,68 %

STABROEK

7.245

2,11 %

0,33 %

2,44 %

STADEN

4.263

3,07 %

1,03 %

4,11 %

STEENOKKERZEEL

4.374

2,95 %

0,00 %

2,95 %

STEKENE

6.842

3,49 %

1,39 %

4,88 %

TEMSE

11.044

10,77 %

0,08 %

10,85 %

TERNAT

5.887

4,79 %

0,95 %

5,74 %

TERVUREN

8.191

4,53 %

0,65 %

5,18 %

TESSENDERLO

6.992

5,36 %

1,69 %

7,05 %

TIELT

8.059

6,95 %

1,43 %

8,38 %

TIELT-WINGE

4.060

1,75 %

0,00 %

1,75 %

TIENEN

14.587

3,32 %

0,37 %

3,70 %

TONGEREN

12.525

6,31 %

2,08 %

8,39 %

TORHOUT

8.154

2,15 %

0,28 %

2,43 %

TREMELO

5.550

2,70 %

1,35 %

4,05 %

TURNHOUT

17.984

7,26 %

0,63 %

7,88 %

VEURNE

4.708

10,77 %

1,30 %

12,06 %

VILVOORDE

15.663

10,88 %

0,00 %

10,88 %

VLETEREN

1.384

5,27 %

0,00 %

5,27 %

VOEREN

1.650

0,85 %

0,00 %

0,85 %

VORSELAAR

2.966

3,88 %

0,24 %

4,11 %

VOSSELAAR

3.920

2,19 %

0,10 %

2,30 %

WAARSCHOOT

3.200

7,63 %

0,00 %

7,63 %

WAASMUNSTER

4.096

5,98 %

0,54 %

6,52 %

WACHTEBEKE

2.765

12,55 %

2,10 %

14,65 %

WAREGEM

14.562

7,57 %

0,73 %

8,31 %

WELLEN

2.862

1,89 %

1,40 %

3,28 %

WEMMEL

6.244

0,32 %

0,03 %

0,35 %

WERVIK

7.295

11,36 %

1,52 %

12,89 %

WESTERLO

9.442

5,03 %

2,30 %

7,33 %

WETTEREN

10.172

6,10 %

0,18 %

6,28 %

WEVELGEM

12.362

5,79 %

0,19 %

5,98 %

WEZEMBEEK-OPPEM

5.155

8,79 %

0,00 %

8,79 %

WICHELEN

4.611

2,1 %

0,59 %

2,69 %

WIELSBEKE

3.504

8,30 %

0,00 %

8,30 %

WIJNEGEM

3.643

0,25 %

1,13 %

1,37 %

WILLEBROEK

9.840

15,76 %

0,00 %

15,76 %

WINGENE

5.278

1,91 %

0,28 %

2,20 %

WOMMELGEM

4.854

0,14 %

0,00 %

0,14 %

WORTEGEM-PETEGEM

2.342

0,73 %

0,00 %

0,73 %

WUUSTWEZEL

7.140

5,91 %

0,74 %

6,65 %

ZANDHOVEN

4.649

0,11 %

0,95 %

1,05 %

ZAVENTEM

12.388

3,71 %

0,00 %

3,71 %

ZEDELGEM

8.653

5,74 %

0,92 %

6,67 %

ZELE

7.954

6,15 %

0,53 %

6,68 %

ZELZATE

5.376

14,81 %

1,54 %

16,35 %

ZEMST

8.463

2,72 %

0,56 %

3,27 %

ZINGEM

2.792

2,22 %

0,00 %

2,22 %

ZOERSEL

7.895

0,70 %

0,00 %

0,70 %

ZOMERGEM

3.233

5,35 %

0,00 %

5,35 %

ZONHOVEN

7.817

1,52 %

1,22 %

2,74 %

ZONNEBEKE

4.670

4,67 %

0,00 %

4,67 %

ZOTTEGEM

10.528

2,21 %

0,01 %

2,22 %

ZOUTLEEUW

3.278

0,92 %

0,00 %

0,92 %

ZUIENKERKE

1.091

4,49 %

0,55 %

5,04 %

ZULTE

5.832

3,16 %

0,82 %

3,98 %

ZUTENDAAL

2.701

2,74 %

0,00 %

2,74 %

ZWALM

3.084

2,79 %

0,45 %

3,24 %

ZWEVEGEM

9.580

10,00 %

0,73 %

10,73 %

ZWIJNDRECHT

7.803

7,45 %

0,01 %

7,46 %

Totalen Vlaanderen

2.576.974

5,56 %

0,49 %

6,05 %

                   

 


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 23/04/2024