Alleen is maar alleen

Toen ik 48 jaar was, heb ik een hersenbloeding gekregen. Ik raakte half verlamd en kon daardoor niet meer werken. Samen met mijn vader runde ik toen nog Frituur Put, maar dat werd voor mij onmogelijk. Ik kon niet meer rechtstaan, laat staan frietjes bakken. Mijn zoon Gerrit heeft dan uiteindelijk de frituur overgenomen. Vanaf toen zat ik dus thuis en had ik veel hulp nodig. Gelukkig kon ik rekenen op mijn kinderen, mijn echtgenoot en de thuishulp. Maar zo’n vijf jaar geleden ben ik gescheiden. De kinderen waren intussen allemaal het huis uit en getrouwd. Daar zat ik dan. Alleen. Mijn schoondochter Petra heeft dan geregeld dat ik drie dagen in de week naar de dagopvang van het Hof van Egmont kon, waar ik al snel enkele nieuwe vrienden maakte. Zoals Marc bijvoorbeeld, echt ne crème van ne vent. Die brengt mij elke keer opnieuw aan het lachen.

“Plots kon ik niet meer naar de dagopvang”

Maar toen sloeg het coronavirus toe. En plots mocht ik niet meer naar de dagopvang. Toen voelde ik mij pas echt alleen. De verzorgster kwam natuurlijk wel langs in het appartement, en mijn kinderen ook zoveel als ze konden, maar toch. Mijn zoon Gerrit merkte mijn eenzaamheid op en durfde mij daar ook over aanspreken. Zijn vrouw heeft dan contact opgenomen met de stad om het probleem aan te kaarten en zo ben ik in contact gekomen met Arlette, een vrijwilliger die nu regelmatig bij mij op bezoek komt.

“Babbelen en zieveren” Wat wij dan doen? Babbelen en veul zieveren (lacht). We praten veel over onze familie, maar bijvoorbeeld ook over de kat van Arlette. Die durft nogal eens muizen binnen te brengen. Intussen ga ik terug drie keer per week naar de dagopvang, maar Arlette blijft op de andere dagen zo veel mogelijk langskomen. Mijn tip voor iedereen die zich af en toe eenzaam voelt: laat het weten en vraag hulp. Wat je niet vraagt, kan je ook niet krijgen.

Monique, 70 jaar  


Ik wou iets doen om te helpen

Enkele maanden geleden belde de stad mij op met de vraag of ik het zag zitten om af en toe bij een eenzame Mechelaar langs te gaan voor een babbeltje. Ik stemde meteen in. Voor mij was dat een evidentie. Als je kan helpen, dan doe je dat toch gewoon? Vervolgens kreeg ik het telefoonnummer van Petra, de schoondochter van Monique. Die was zó content om iets van mij te horen, ze had blijkbaar al van alles geprobeerd om iemand te vinden die af en toe Monique gezelschap kon houden.

“Vrijwilliger sinds de lockdown”

Tijdens de eerste lockdown had ik mij als vrijwilliger geregistreerd op de website van Stad Mechelen. Ik wou toen gewoon echt iets doen om te helpen. Het maakte mij niet uit met wat. Ik heb toen mondmaskers gestikt en rondgedragen in opdracht van de stad. En zo is de bal aan het rollen gegaan.

“Wij zijn goei babbelaars”

Tussen Monique en mij klikte het meteen. Wij zijn allebei goei babbelaars (lacht). Weet je, ik doe het ook niet alleen voor Monique hé. Ik doe het ook voor mezelf. Ik ben van nature een heel sociale persoon. Zo ben ik lid van de wandelclub ‘t Opsinjoorke en van NEOS, het netwerk voor ondernemende senioren. Maar door het coronavirus ligt dat nu allemaal stil en gaan er alleen nog online activiteiten door. Dus ik ben heel dankbaar dat ik regelmatig bij Monique kan langsgegaan om wat te babbelen.

Iets doen voor een ander geeft je leven een betekenis. En je krijgt een goed gevoel van iemand anders plezier te doen. Maar op zich heb ik daar zelf nooit zo over nagedacht. Ik word zelfs een beetje ongemakkelijk als mensen dat zo chic vinden wat ik doe: voor mij is dat niet meer dan normaal. Een evidentie. Iets wat je gewoon doet.

Arlette, 71 jaar


 

Wil je zelf ook je verhaal delen? Stuur een mailtje naar socialecohesie@mechelen.be.
Monique en Arlette werden aan elkaar gekoppeld in het kader van het project Zorgzame Buren.