Na de uitspraak van de Raad van State (9 maart 2017) heerst er heel wat onduidelijkheid over de bestrijding van distels. De raad vernietigde in haar arrest het besluit van de gouverneur van de provincie Antwerpen van 2016 over de bestrijdingsplicht van 4 distelsoorten (akkerdistel, kruldistel, de speerdistel en de kale jonker). Het besluit, dat gebaseerd is op federale wetgeving, mist rechtsgrond. De federale overheid zou namelijk niet bevoegd zijn om de distelbestrijding op te leggen. De uitspraak van de raad heeft echter geen betrekking op de bestrijding van akkerdistels op graslanden zoals opgelegd in het kader van de randvoorwaarden in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Deze verplichting is niet gebaseerd op federale wetgeving, maar vindt zijn oorsprong in de Europese verordeningen die het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bepalen en de vertaling ervan in de Vlaamse wetgeving.

Concreet betekent dit dat er via de landbouwwetgeving nog steeds de verplichting is om akkerdistelhaarden op grasland te bestrijden. Een akkerdistelhaard is een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 10 m² met akkerdistels in bloei, in zaad of uitgezaaid. Land- en tuinbouwers moeten dus de overwoekering van grasland met akkerdistel voorkomen door te vermijden dat akkerdistels in bloei, tot zaadvorming of tot uitzaaiing komen. Anders kunnen zijn hun premies verliezen.

De federale overheid is bezig met de opmaak van een nieuw besluit dat bepaalde verplichtingen rond distelbestrijding zou opleggen.