Verhaal 3: scouts - familie SipsScouts staan altijd paraat

Na een bombardement slaan mensen vaak de handen in elkaar om te helpen. Bezorgde buurtbewoners, het Rode Kruis, Duitse soldaten, maar ook de scouts steken vaak vrijwillig een hand toe. Ze helpen met puinruimen, gewonden wegdragen en soms ook overledenen afvoeren.

Na het bombardement van 1 mei 1944 staan de scouts bij een huis in de Groenstraat. Veel mensen uit de buurt hadden er hun toevlucht gezocht in de nieuwe, stevig gemetselde kelder. Tevergeefs, een voltreffer kwam door een luchtgat binnen en doodde alle aanwezigen meteen.

De slachtoffers in de kelder zijn onherkenbaar verminkt. Maar plots herkennen de helpende scoutsleden een bijzonder polshorloge. Het is het horloge waar hun vriend en scoutsleider Jules Sips zo trots op was. Zo identificeren ze Sips, die samen met broers Gaston en Florimond en hun ouders zijn omgekomen. Op hun weg naar huis zien de scouts hoe het huis van de familie Sips een eindje verder nauwelijks schade vertoont.

Beeldmateriaal

Gaston en Jules SipsGaston Sips (rechts) en Jules Sips (links). Jules draagt zijn herkenbare polshorloge. (collectie Karl De Witte)


Gaston Sips en Paul De WitteGaston Sips (rechts) enkele maanden voor zijn dood met een vriend die later het polshorloge van Jules Sips zou herkennen. (collectie Karl De Witte)