Rutger Wils (47) is hoofdinspecteur binnen de dienst Jeugd en Gezin bij Politiezone Berlaar-Nijlen. Hij begon zijn carrière bij de politie in 2000 als inspecteur bij de gemeentepolitie te Ranst, de huidige Politiezone ZARA (Zandhoven-Ranst). Zonder sociaal agogische achtergrond maar met een groot engagementsgevoel startte hij - na zijn opleiding tot hoofdinspecteur - in 2009 bij PZ Berlaar/Nijlen. Aanvankelijk in de algemene werking en vanaf 2010 binnen de Dienst Jeugd en Gezin,  waar hij tot op heden nog steeds aan de slag is. Wij spraken met Rutger over hoe hij met zijn politiezone samenwerkt met het Family Justice Center.

 

Politiezone Berlaar-Nijlen werkt al enige tijd samen met het FJC Mechelen. Hoe is deze samenwerking ontstaan?

Bij de opstart van de ketenaanpak Korte Keten Mechelen in 2012 werd PZ Berlaar-Nijlen als pilootzone betrokken, samen met Mechelen als grotere zone. Het idee hierachter was om Berlaar-Nijlen in te zetten als referentie voor een kleinere politiezone, om deels te bekijken of de werking kon afgestemd worden op meerdere zones die verschillen in omvang. Commissaris Cotemans heeft toen zijn schouders mee onder dit initiatief gezet, waarna de bal aan het rollen is gegaan en ik in zijn kielzog ook betrokken raakte. Sinds de oprichting van het FJC in Mechelen zagen we de werking steeds evolueren.

 

Je bent dus al van in het begin betrokken in het FJC-verhaal. Op welke manier zag je de werking tussen FJC Mechelen en PZ Berlaar-Nijlen evolueren?

Als Dienst Jeugd en Gezin probeerden wij altijd al zo proactief mogelijk te werken, dus ook door naar gezinnen te gaan waarbinnen sprake was van intrafamiliaal geweld. Enerzijds om te voldoen aan onze opdracht tot het aanbieden van een CAW-aanbod binnen deze gezinnen, waarbij we opteerden om één tot twee weken te wachten om de crisissituaties te laten zakken. Anderzijds omdat we kort op de bal willen spelen in crisissituaties, eerder dan louter te reageren op instructie van het Parket. We merkten echter dat we in acute gevallen vaak sneller en sneller moesten schakelen om zo snel mogelijk hulpverlening te installeren. Dit zorgde ervoor dat er enorm veel capaciteit in beslag werd genomen, waardoor we op een gegeven moment enkele de acute situaties konden aanpakken en er een enorme achterstand werd gecreëerd ten opzichte van de eerder “sluimerende” conflicten.

 

Een jaar geleden werd dan de Operationele Overlegtafel (OOT) in het leven geroepen voor PZ Berlaar-Nijlen, wat maakte dat het FJC als ondersteunende organisatie kon optreden in dossiers betreffende intrafamiliaal geweld. Ik zag meteen de meerwaarde in van dit overlegorgaan. Enerzijds nam het heel wat druk weg bij ons als politiezone, maar anderzijds werd de hulpverlening ook laagdrempeliger voor de gezinnen binnen die dossiers. De samenwerking uit zich nu in een constructief overlegorgaan waarbij alle partners op basis van informatiedeling erg intensief kunnen samenwerken.

 

Er heeft duidelijk een positieve evolutie plaatsgevonden in de werking. Wat zie jij als de grootste kracht binnen het samenwerkingsverband tussen politie en het FJC?

Dat is voor mij vrij helder: de informatiedeling tussen de verschillende partners. Door het opgestelde kader hierrond is het mogelijk om bepaalde informatie vanuit politie te delen met de partnerorganisaties. We merken binnen dossiers rond IFG dat gezinsleden vaak een ideaalbeeld willen scheppen of bepaalde info niet willen delen ten aanzien van de buitenwereld en “de hulpverlening”. Het veelvuldig samenleggen van informatie is in mijn ogen dan ook erg waardevol.

 

In het begin was er vaak wat wantrouwen rond de aanwezigheid van politie, wat weliswaar begrijpelijk maar soms ook frustrerend was. Er zit een bepaald spanningsveld rond de informatie die gedeeld moet worden. Ik zag gaandeweg het vertrouwen groeien tussen de verschillende overlegpartners, waardoor de samenwerking tussen politie, parket, FJC en hulpverlening alleen maar verbeterde. Het FJC heeft hierin een grote rol gespeeld als brug- en regiefiguur tussen politie/parket en hulpverlening door het faciliteren van de overlegtafels.

 

De samenwerkingsverbanden bewijzen inderdaad hun nut. Is er echter iets dat jij nog graag ziet gebeuren of verwezenlijkt worden?

Veel instroom gebeurt momenteel nog steeds via politie, wat voor veel slachtoffers of melders als een enorme drempel wordt ervaren. Er heerst vaak een angst voor een politionele tussenkomst die mensen belet om op zoek te gaan naar hulp. Ik denk dat er nog veel mogelijkheden zijn om een laagdrempelige vorm van toegang tot hulpverlening te installeren voor deze gezinnen.

 

In welke vorm en in welke mate hier beschikbare middelen voor zijn weet ik niet, maar ik denk dat er veel opties open kunnen gehouden worden. Ik verwijs hierbij naar het opzet van de ZSG. De intensieve samenwerking die er nu gehanteerd wordt is alvast een grote stap én werpt zijn vruchten af, maar misschien moet er een manier gevonden worden om die intensiviteit te behouden waarbij politie wat naar de achtergrond stapt om die laagdrempeligheid te vrijwaren of te maximaliseren. Iets om over na te denken lijkt me.

 

Wat zijn de grootste uitdagingen binnen je werk als hoofdinspecteur, m.b.t. tot dossiers rond intrafamiliaal geweld?

Ik denk dat de grootste uitdaging is om niet te vervallen in routine en cynisme. Het is belangrijk om het operationele kader (Interventiedienst, onthaaldienst, wijkwerking, ..)  constant te blijven bewustmaken rond gezinsdynamieken en kenmerken van intrafamiliaal geweld. We zien geregeld dezelfde mensen terugkomen met een klacht, maar nadien wel terugkeren naar hun partner. Het is aan ons als politie om hierop telkens een blijvend kwalitatief aanbod te bieden, zonder vooroordelen of een veroordelend karakter. Ik ben wel blij om te zien dat de jonge garde binnen onze politiezone meer inzicht heeft in dergelijke dynamieken en hier meer begrip voor toont dan vroeger vaak het geval was.  Er is daarin dus een duidelijke evolutie merkbaar.

 

Een vast en uitgebreid onderdeel rond IFG binnen de politieopleiding zou hierin ook een enorme bijdrage zijn. Als er al bijkomende opleidingen en vormingen worden aangeboden zijn deze vrijwillig of op vraag van de lokale zones.

 

Vanaf dat men actief is in het veld, blijft het natuurlijk zaak voor de verantwoordelijke om de ‘awareness’ bij het operationele team in stand te houden. Afgelopen jaar zijn we binnen PZ Berlaar-Nijlen nog een stoomcursus IFG gestart die we begin dit jaar hebben afgerond. Hierin werd onder andere ingezet op praktische tips, intuïtief aanvoelen, nieuwe wetgeving, waarop te letten, welke gegevens op te nemen, het risicotaxatie instrument invullen, hoe veiligheid bij o.a. contactopname garanderen, …. .

 

Je hebt over de jaren heen heel wat bijgedragen aan de politiezone en de samenwerking met het FJC. Als je binnen enkele jaren zou terugkijken op wat er allemaal verwezenlijkt is, waarop ben je dan het meest trots?

Ik heb niet het gevoel dat ik echt iets fysieks achterlaat. Er is wel een werkwijze die ik over de jaren heen geïnstalleerd heb binnen Politiezone Berlaar-Nijlen, gebaseerd op die gedragen proactieve visie die nu aanwezig is. Toen ik hier toekwam werd er veel meer afwachtend opgetreden, op instructie van het parket. Dit is geëvolueerd naar een werking waarbinnen ik bepaalde accenten heb kunnen leggen, zoals het preventieve karakter van onze aanpak waarbij hulpverlening zo snel mogelijk werd geïnstalleerd. Als ik weg ben en ik zie dat die visie en werkwijze nog steeds gedragen wordt, dan is dat iets waarop ik in mijn ogen fier kan zijn. Op die manier heb ik een zaadje geplant dat hopelijk blijft groeien naar een kwalitatieve werking gebaseerd op sterke samenwerkingsverbanden.