1. Stem je tekst af op je lezer

Hou de doelgroep voor wie je de tekst schrijft altijd in je achterhoofd.

2. Zorg dat je een concreet doel hebt

Het is goed om jezelf te vragen wat je van je lezer verlangt. Wil je dat ze actie ondernemen? Wil je ze informeren of adviseren? Wil je ze ergens van overtuigen?

Door je doel(en) vooraf duidelijk te maken, help je jezelf om je tekst helder te structureren. Bovendien helpt het je lezers om de tekst sneller en beter te begrijpen.

3. Beschrijf de kernboodschap van je tekst in 1 zin voordat je begint te schrijven

Dat helpt je om hoofd- en bijzaken te onderscheiden. En je tijdens het schrijven te blijven richten op waar het in de tekst voor de lezer echt om gaat.

4. Verzamel, selecteer en structureer informatie

Een goede manier om informatie te verzamelen is om de 5 W’s en 1 H te beantwoorden:

  • Wie: Om welke mensen of organisaties gaat het?
  • Wat: Wat speelt er? Wat wordt er gevraagd?
  • Waar: Op welke plek gebeurt er iets?
  • Wanneer: Op welk(e) tijdstip(pen)/moment(en) speelt of speelde dit?
  • Waarom: Wat is de reden of wat was de aanleiding?
  • Hoe: Hoe kwam iets of hoe gaan we iets aanpakken?

Gebruik alleen informatie die zinvol is voor de lezer. Uitgangspunt bij de selectie zijn je kernboodschap en je doel(en): wat wil je zeggen en wat wil je dat de lezer ermee doet? 

5. Geef je tekst vorm

Niemand houdt van een ongestructureerde, lange lap tekst. Verdeel je tekst in alinea’s en zet er witregels tussen. Beperk je tot 1 idee per alinea. Begin elke alinea met een kernzin: hier gaat dit tekstdeel over. Gebruik informatieve, aansprekende, korte tussenkoppen voor iedere alinea. Gebruik opsommingen waar het kan.

6. Controleer je tekst

Lees je tekst luidop voor, mét intonatie. Je hoort meteen wat niet klinkt of wat je onnodig moeilijk geformuleerd heb. Neem na het schrijven van je tekst minstens een uurtje pauze voordat je je tekst nog eens kritisch bekijkt. Of nog beter: laat je tekst nalezen door een collega of iemand uit de doelgroep.

Gebruik deze checklist

  • Is het doel dat je voor ogen had, gehaald?
  • Is de kernboodschap duidelijk?
  • Klopt je structuur? Staat het belangrijkste bovenaan en geef je pas daarna uitleg?
  • Gebruikte je de makkelijkst mogelijke woorden?
  • Zijn de zinnen kort en actief?
  • Heb je goed ingedeeld in alinea’s?
  • Gebruikte je goede, informatieve tussenkoppen?